Ga naar de inhoud

De werking van de Europese energiemarkt maakt ons kapot

Op 7 oktober komt de Europese Raad in Praag samen, onder meer om zich te buigen over de energiecrisis en misschien over de plafonnering van de gasprijzen. Sinds weken hoopt de Belgische minister Van der Straeten (Groen) op een Europese plafonnering van de gasprijzen. De plafonnering kan een stap vooruit zijn, maar het blijft een lapmiddel. Daar ligt niet de oplossing voor het probleem van de torenhoge prijzen. Het falen zit dieper: het Europese marktmechanisme zorgt voor compleet absurde prijzen. Alle pogingen die dat mechanisme niet fundamenteel veranderen, zullen opnieuw falen en dat zal de consument en belastingbetaler zuur opbreken.

10 min leestijd

(Door Paul Vanlerberghe (*) Een eerdere versie van dit artikel verscheen op Apache. Overgenomen van Ander Europa)

De geliberaliseerde energiemarkt in Europa, die gewild en georganiseerd is door de Europese Unie (in 1996 vastgelegd in Europese richtlijnen, vanaf 2007 ook toegepast in heel België  , pleegt sinds enkele maanden een hold-up van continentale omvang op de consumenten en de industrie. Dit is net het tegengestelde van een vrije markt. Zelfs Egbert Lachaert, voorzitter van de liberale Open Vld, pleit sinds enige tijd voor een wijziging van de Europese regels.

De eerste ingreep die werd doorgevoerd bij de invoering van de liberalisering van de energiemarkt was het systeem van de marginale prijszetting, bij technocraten bekend als het Marginal Pricing System (MPS). Het betekent dat de prijs van de duurste producent van elektriciteit of de duurste invoer van gas de prijs bepaalt voor alle elektriciteit en voor alle gas, een prijs die ons opgelegd wordt via de beurzen van energie.

Maar dit theoretische model stemt slechts gedeeltelijk overeen met de werkelijkheid. Met name de koersen op de energiebeurzen zijn niet representatief voor wat op de groothandelsmarkten gebeurt. De koersen op de beurzen worden gebruikt om de prijs aan de klant (residentiële of KMO-klant) te bepalen. De elektriciteitsproducenten of de importeurs van gas betalen hun bevoorrading niet of slechts uitzonderlijk aan de prijzen die op de beurzen gelden.

Meer nog, de beurskoersen vertolken zelfs niet langer de productiekost van de duurste centrale, ze zijn eerder een resultaat van geopolitieke bezorgdheden, en erger nog : van speculatie. Het mantra van de voorstanders van het Marginal Pricing System, als zou de productieprijs van de duurste centrale de koersen (prijszetting) op de beurzen bepalen, is daarmee grondig onderuit gehaald.

Niet langer geleden dan 22 september heeft het ESMA – de Europese waakhond voor de financiële sector – er voor gewaarschuwd dat de nationale regulatoren (in Belgie is dat de CREG  , in Nederland ACM) een veel betere kennis en meer inzicht moeten krijgen van de groothandel in de energiemarkten. Ze moeten niet enkel weten wat er op de energiebeurzen gebeurt (waar amper 20 tot 30 % van de groothandel passeert), maar ook informatie hebben over de volumes en de prijzen van contracten ‘over-the-counter’ (groothandelscontracten tussen grote energiespelers en lange termijn invoercontracten van gas) en hetzelfde bij transacties in de fysieke markt. Dat wil zeggen de effectieve transacties die leiden tot de reële energieleveringen.

 

Het MPS-systeem

Eerst even over de productie van elektriciteit, energie die in België geproduceerd wordt met als grondstof gas (uit Noorwegen en Rusland) of uranium (uit Niger, Kazachstan), of geproduceerd door de hernieuwbare sector via zon en wind.

MPS houdt in dat de prijs van energie voor de hele markt bepaald wordt door de productiekost van de duurste elektriciteitscentrale in productie. In de huidige omstandigheden is die duurste centrale een gascentrale. En die productiekost zou zogezegd de koers op de beurs bepalen. In werkelijkheid wordt de koers op de energiebeurzen al lang en steeds meer bepaald door speculatie en geopolitieke overwegingen, veeleer dan door de productieprijs van de duurste centrale.

In het geval van gas gaat het om invoer uit Nederland, Noorwegen of Rusland. Dat gas wordt aangekocht door de grote energiebedrijven (Engie en Total) via langetermijn-contracten waarvan de prijs vrij stabiel is en slechts ten dele beïnvloed wordt door de prijzen op de korte termijn. De korte termijn? Dan zijn we weer terug op de energiebeurzen, waar de prijs van het marginaal ingevoerde gas (niet de prijs van het gas dat via langetermijn contracten nog steeds binnen stroomt) genoteerd wordt.

Op die beurzen verhandelen de grote importeurs het gas dat ze tijdelijk op overschot hebben. Daar kopen de kleine leveranciers, die zelf niet importeren, de hoeveelheden die ze aan de kleine bedrijven of de residentiële klanten moeten leveren. En zo komen we weer bij het Marginal Pricing System en de beurzen terecht. En weerom zijn het de koersen van de duurste elektriciteitsproductie of van de duurste gasinvoer die op de borden van de energiebeurzen geafficheerd worden, en die de prijsformules van de residentiële klanten, maar ook van grote delen van de industrie gaan bepalen.

Dit is helemaal niet economisch verantwoord. Er wordt elektriciteit geproduceerd met heel verschillende kostensystemen, er wordt gas ingevoerd eveneens volgens heel verschillende kostensystemen, maar de kostenbasis van de duurste, en de eraan gekoppelde beurskoers, wordt als norm gehanteerd voor alle geproduceerde energie aan iedereen. De economen van de liberalisering hebben dit unfaire systeem sinds de start van de liberalisering verdedigd, en verdedigen het nog altijd.

En zo komen we terecht in het hart van het Europese systeem: de energiebeurzen, zowel die van gas als die van elektriciteit.

 

De beurzen

Bij de beurzen van gas spreekt men vooral over TTF, de naam van de noteringen in Amsterdam, of van de ZAM, de noteringen van gas bij aankomst in Zeebrugge.

Bij elektriciteit gaat het vooral over de EPEX, een Europese beurs die privé georganiseerd wordt. Vroeger bestond ook de Belpex, de Belgische beurs voor noteringen van elektriciteit, die sinds lang opgeslorpt is door fusies op Europees niveau.

Wat is er nu zo speciaal aan die beurzen ? Niets ! Het zijn beurzen zoals alle beurzen, waar de koers bepaald wordt door vraag en aanbod, in dit geval door vraag en aanbod naar gas en elektriciteit. Daarbij spelen geopolitieke verwachtingen, maar ook speculatie een grote rol. Zelfs investeringsbank Goldman Sachs is actief op die beurzen.

Dat zegt veel over de interesse van speculanten. Beurzen leggen dus een beurskoers vast. Dat is niet hetzelfde als een prijs van energie en al zeker niet een weerspiegeling van de productiekost.

Een tweede aberratie van het Europese systeem bestaat erin dat het de beurskoersen aangenomen heeft als de ‘marginale prijs’  , d.w.z. de kostprijs om de productie met een eenheid uit te breiden (bv. een bijkomende centrale). “Dit is de koers en dit is ook de marginale prijs”, zo beweren de technocraten die het Europese systeem kritiekloos blijven verdedigen.

In de voorbije tien maanden loopt de koersvorming op de beurzen helemaal niet gelijk met de werkelijke kost van de bevoorrading in energie. De koers van gas op de TTF-beurs is helemaal geen weerspiegeling van de werkelijke kost van de bevoorrading van gas op de groothandelsmarkten, waar een veel lagere prijs betaald wordt dan TTF aangeeft.

Het is eveneens onhoudbaar om te beweren dat de kost voor het produceren van elektriciteit dezelfde is als de koersen die we zien op de beurzen voor elektriciteit. Zo’n 80% van de geproduceerde elektriciteit wordt niet gemaakt volgens de kosten van de duurste centrale, maar wordt veel goedkoper geproduceerd.

En dan komt de derde aberratie van het Europese systeem. De koersen op de beurzen reflecteren zelfs niet meer de marginale kost van de duurste centrale, zeker niet de voorbije tien maanden. En nog minder de productiekosten voor elektriciteit, zelfs niet van de elektriciteit die geproduceerd wordt op basis van gas.

 

Prijs op factuur

De beurzen leggen zo een prijs op aan gebruikers, aan residentiële gebruikers maar ook aan een groot deel van de industriële verbruikers, die torenhoog uitsteekt boven de productiekost van de duurste centrale.

Op onze facturen zien we dat de prijs per kilowattuur bepaald wordt op basis van een formule met daarin de gemiddelde prijzen van gas of elektriciteit op de beurzen van de voorbije maand of trimester als parameter. Elke maand wordt die prijs aangepast, veranderd, naargelang van wat de vorige maand op … de beurzen is gebeurd. Hetzelfde lot ondergaan de kleine en middelgrote ondernemingen.

De burgers, de hele Europese bevolking, zijn de eerste slachtoffers van een dergelijk pervers prijsmechanisme. Maar de volgende slachtoffers worden ook grote delen van de Europese industrie, in de eerste plaats de chemische en petrochemische industrie. Wat heeft de Europese leiders bezield om het eigen continent op die manier in de problemen te brengen?

Peter Claes, woordvoerder van de grote energieverbruikende bedrijven (Febeliec) verklaarde onlangs: “Onze industrie betaalt gasprijzen die tien keer zo duur zijn als wat de bedrijven in de rest van de wereld betalen. Dit is geen globale crisis maar een Europese crisis.”

 

De oorsprong van de superwinsten

De Europese regelgeving neemt dus het Marginal Pricing System, en in de praktijk de beurzen, als norm voor de prijzen in het algemeen. Maar het MPS en zeker de beurskoersen zijn niet hetzelfde als de werkelijke bevoorradingskost van de gasimporteurs en elektriciteitsproducenten.

De importeurs van gas bevoorraden zich voor meer dan de helft via langetermijn-contracten, hoofdzakelijk via Noorwegen en tot onlangs via Rusland (Gazprom). De prijzen van de langetermijn-contracten worden wel voor een deel omhoog geduwd door de prijzen voor de korte termijn op de gasbeurzen, maar blijven daar toch ver onder. Maar de importeurs verkopen het gas wel weer door aan de industrie en aan de residentiële gebruikers tegen een prijs die bepaald wordt door de beurskoers van de dag. Ze doen alsof ze alle bevoorrading gekocht hebben op de beurzen en aan de beurskoers.

De producenten van elektriciteit proberen dan weer hun elektriciteit verder te verkopen alsof ze die allemaal geproduceerd hebben met gas, aangekocht aan die dure dagprijs, wat natuurlijk niet klopt. En bovendien produceren ze maar een heel klein gedeelte van hun elektriciteit met gas.

Naast de gigantische inkopen van gas via langetermijn-contracten, speelt er bij elektriciteit het fenomeen van de ‘eigen productie’. De grote leveranciers van elektriciteit kopen geen elektriciteit of heel weinig op de beurs. Ze worden bevoorraad door het moederbedrijf dat zelf die elektriciteit produceert in grote hoeveelheden. Bijvoorbeeld in de kerncentrales van Doel of Tihange. En die elektriciteit kost heel wat minder dan wat de koersen op de beurzen vertellen, en wat u op uw factuur aangerekend vindt.

Dat geldt evengoed voor de sector van de hernieuwbare energie. Die produceert aan een kostensysteem zoals in het verleden, maar geniet van de hogere prijzen die de sector nu op de kortetermijnmarkt of op de beurzen kan krijgen.

Er zijn ook de leveranciers die zelf niets produceren of niets importeren en die totaal afhankelijk zijn van aankopen op de energiebeurzen. Zij zijn het die kreunen onder de prijzencrisis en die eventueel ten onder gaan. Denk maar aan het   .

En dan zijn er de leveranciers die dochteronderneming zijn van een importeur van gas of van een producent van elektriciteit of van beide, en die bij hun moedermaatschappij de grote massa van hun bevoorrading vinden. Zij zijn beschermd tegen de prijzencrisis. Aankopen op de beurs is voor hen een marginale activiteit.

Luminus in België is een dochteronderneming van het Franse EDF dat met kerncentrales massa’s goedkope elektriciteit produceert. Engie Electrabel is een dochteronderneming van het Franse Engie, dat de kerncentrales in België uitbaat en ook grote invoerder is van gas uit Noorwegen. TotalEnergies (het vroegere Lampiris) is een dochteronderneming van Total, de grootste gasproducent ter wereld. Dit soort leveranciers wordt bevoorraad door de moedermaatschappij.

Dat verklaart de grote spanning tussen deze twee categorieën van leveranciers die verschillende belangen hebben. En toch zijn ze verenigd in één federatie FEBEG (Federatie van Belgische Elektriciteits- en Gasbedrijven) die beweert hun belangen te verdedigen. De voorzitter van FEBEG is het ene jaar de chef van Luminus (EdF), het andere jaar de chef van Engie. Het is maar zeer de vraag of de kleine, onafhankelijk leveranciers hun belangen verdedigd zien door FEBEG.

(*) Paul Vanlerberghe is onderzoeker bij Infor GasElek, een organisatie in het Brussels Gewest die de belangen van de energiegebruikers verdedigt.

De afbeelding is rechtenvrij afkomstig van Pixabay.