Ga naar de inhoud

De Vijfde Internationale van Hugo Chavez

Toen Hugo Chavez, president van Venezuela en leider van zijn door de staat gecreëerde politieke partij, in november 2009 op een conferentie van linkse politieke partijen opriep tot de vorming van een Vijfde Internationale, werd meteen meegedeeld dat de oprichting in april 2010 in Venezuela zou plaatsvinden. (Zie:stuk op greenleft.org)  

(een ingekorte versie van dit stuk verschijnt in de komende editie van klasse!)
Tegen de tijd dat je dit leest (de nieuwe uitgave van Klasse! verschijnt in mei, red.) is de Vijfde Internationale wellicht gelanceerd, uitgesteld of – vanwege een of andere nijpende lokale of regionale crisis – alweer vergeten(*). De oproep werd echter enthousiast ontvangen door de meeste aanwezigen bij de aankondiging in Caracas. En talloze linkse partijen en bewegingen in de hele wereld hebben het sindsdien ondersteund.

8 min leestijd
chavez

 


De roep om een vijfde socialistische internationale heeft echter ook heel wat internationale uitwisseling van opinie voortgebracht (zie voor een overzicht de links onderaan). Veel van die uitwisseling is instemmend of vriendelijk, sommige kritisch, sommige vijandig of afkeurend.

Welnu, gezien 1) de beperkingen danwel het falen van eerdere Linkse internationales (Arbeid, Socialistisch, Communistisch, Radicaal-Nationalistisch) en gezien 2) de zelfopgelegde beperkingen van het huidige Wereld Sociaal Forum (op zijn beurt een nieuwe en waardevolle plek voor mondiale dialoog en netwerken onder velen die tegen neoliberalisme gekant zijn), verwelkom ook ik het initiatief van Chavez.

Daar staat echter tegenover dat veel eerdere socialistische internationales (om maar te zwijgen van de Derdewereld-varianten zoals de in Indonesië gevestigde Conferentie van Bandung van 1955 of de door Cuba geleide Tricontinentale van 1968) stukgelopen zijn op de kliffen van de staat of de partij, op de uitzichtloze kusten van ‘statisme’ en ‘partiinost’ (Rusland) of ‘parteilichkeit’ (Oost-Duitsland). Elke nieuwe internationale (instituut) of internationalisme (beweging, proces, ideologie, theorie) zal hedentendage vanaf het begin z’n autonomie moeten aantonen.

Autonomie wil daarbij zeggen dat er onafhankelijkheid bestaat van overheersing door kapitaal (commercialisering, geld), staat (macht van boven) en van partijen (bemiddelaars tussen deze en de samenleving). ‘Autonomie’ impliceert een eerstehands bron in en aanspreken van collectieve zelf-activiteit van radicaal-democratische sociale bewegingen, hun ondersteunende lichamen, academici, intellectuelen, culturele activisten en andere aanverwanten.

Het huidige Wereld Sociaal Forum (WSF) voorziet in zo’n autonomie maar moet naar mijn mening gezien worden als staande met een been in het verleden en een in de toekomst. Het WSF biedt vaak ook een podium voor staatsmannen en politieke partijen (backstage), is financieel afhankelijk van Westerse organisaties of aan de staat verbonden fondsen, en de middenklasse is zwaar oververtegenwoordigd onder de deelnemers. Aan de andere kant heeft het WSF, natuurlijk, een internationale ‘agora’ (in het Grieks zowel ontmoetingsplaats als markt) georganiseerd, van hoop, van nieuwe ideeën en verbondenheid tussen al degenen die gekant waren tegen neoliberalisme en ook velen die meer in het algemeen tegen kapitalisme en statisme waren.

Ik denk dat linkse politieke partijen uitgesloten zouden moeten worden van elke nieuwe internationale/-isme, gezien hun algemene afhankelijkheid van de staat en/of hun bijna universele statisme – bedoeld wordt hun keuze voor de staat of interstatelijke organisaties – en voorhoededenken. We moeten verwijzen naar de historische hang van zulke partijen om zichzelf te zien als de geprivilegieerde agent van emancipatie die daarom zwaar, danwel voornamelijk, betrokken zijn bij 1) competitieve verhoudingen met andere partijen, en 2) dominerende of bevoogdende verhoudingen met sociale bewegingen. Ze staan bovendien 3) niet echt bekend om hun interne participatieve democratie. Als zulke partijen daarentegen wel betrokken zouden worden, zou er een soort statuut of procedure opgesteld moeten worden om te voorkomen dat een of meer van hen via hun traditionele financiële of organisatorische macht (al dan niet in alliantie met anderen) het geheel zouden gaan overheersen.

Als massaverschijnsel zijn politieke partijen ontstaan in het tijdperk van de nationale kapitalistische industrie. En linkse politieke partijen hebben doorgaans de ‘ijzeren wet van de oligarchie’ gereproduceerd, die een eeuw geleden ontdekt werd in het kader van de Duitse Sociaal-Democratische beweging. Daar komt bij dat voor zoverre vervreemde sociale categorieën en radicaal-democratische sociale bewegingen hun vermogen tot ‘zelfvertegenwoordiging’ hebben ontwikkeld, zij in toenemende mate het ‘oppergezag’ van zulke bemiddelingslichamen hebben aangevochten. Dit komt ook door de toenemende publieke scepsis wereldwijd jegens ‘politiek’ en politici.

Hegemonisatie is natuurlijk niet alleen een probleem van linkse politieke partijen. Vakbonden, sociale bewegingen en ontwikkelingsorganisaties, gevestigd in of afkomstig uit het Noorden, kunnen die uit het Zuiden bevoogden, alsmede die uit het ernstig geneoliberaliseerde voormalige Oostblok. Gezien deze tendens zou het geven van stemrecht al naar organisatorisch lidmaatschap of zelfs al naar verondersteld belang fataal zijn.

Met uitzondering van het WSF zijn alle bovengenoemde internationales ontstaan tijdens, of dragen ze de duidelijke sporen van, het tijdperk van nationaal, industrieel, koloniaal kapitalisme. We leven nu echter in een periode van een toenemend mondiaal, geïnformatiseerd, ingewikkeld en vernetwerkt kapitalisme. Gegeven het groeiende belang van cyberspace, en van haar toenemend effectieve gebruik door de nieuwste (mondiale) sociale bewegingen, gegeven ook het relationele principe van het netwerken, denk ik dat elk nieuw internationalistisch project in cyberruimte-termen geformuleerd moet worden.

Ook vanwege het onvermijdelijke elitisme/bureaucratie van elke geïnstitutionaliseerde internationale, die kantoren vereist, conferenties, verre reizen (die allemaal veel geld kosten en slecht voor het milieu zijn) ben ik voorstander van een focus op cyberspace – wat Manuel Castells noemt ‘real virtuality’ – als basis voor elke nieuwe internationale. We weten allemaal van de scheve verhoudingen en verdraaiingen die gepaard gaan met computergebruik en internet en ook dat de cyberruimte zelf steeds meer terrein van machtsvertoon wordt. Maar het is wel opmerkelijk dat internationale dialoog over de Vijfde (institutionele) Internationale, voornamelijk online plaatsvindt. Er bestaat een speciale verhouding tussen de nieuwste sociale solidariteitsbewegingen en de supra-mondiale logica van het internet, het world wide web ofwel de cyberruimte.

Elke nieuwe internationale/-isme moet met name een duidelijke keuze maken “vóór de armen’, waarmee het zich niet gewoon als elk andere ‘open ruimte’ opstelt, maar als een ‘bewuste’. Dat betekent het om(ver)gooien van de traditionele hegemonie, ook binnen het WSF, van tot nu toe geprivilegieerde klassen of sociale categorieën (inzake bij voorbeeld man-vrouwverhoudingen, Noord-Zuid, geldgevers versus -ontvangers, heteroseksuelen jegens anders-seksueel, stedelijk versus platteland, landelijk versus lokaal, etnisch dominant versus minderheden of gemarginaliseerden).

Elke nieuwe internationale/-isme moet natuurlijk ook beduidend meer historisch bewustzijn bezitten dan het Chavez-project tot zover heeft getoond. Het volstaat niet om maar wat retorische verwijzingen te maken naar eerdere linkse internationales, of die eenvoudig van de hand te wijzen. Elke van de oude internationales begon met of omvatte emancipatorische elementen en utopische doelen. We moeten bespreken welke daarvan een blijvende waarde hebben, en wat er fout ging. Degenen die hun eigen geschiedenis of voorgeschiedenis niet kennen, zijn gedoemd om die te herhalen.

Er moet ook een expliciet proces van ‘zelf-beschouwing’ ingebouwd worden in zo’n project, dusdanig dat het openstaat voor kritiek, en die ook verwelkomd en aangemoedigd moet worden, of die nu van buiten of binnen komt. Het WSF stond hier opmerkelijk open voor, al was het vaak op marginale of informele manier. Dat heeft stimulerend gewerkt. In en rond het WSF (en meer in het algemeen binnen de globaliseringsbeweging) heerst een meer intensieve en brede en diepe golf van discussie en onderzoek dan op gang is gekomen bij vorige internationales.

Elk betekenisvol nieuw international/-istisch project vereist niet de gemakkelijke steunbetuiging maar de actieve bijdrage van bewegingen, organisaties, individuen, verdergaand dan de meest directe of familiaire kringen. Sterker nog, het vereist collectief denkwerk over zulke belangrijke bijdragen aan het opnieuw uitvinden van relaties tussen sociale bewegingen en politieke organisaties en instellingen.

Dat wat succesvol gedaan wordt door wat ik noem ‘de mondiale beweging voor solidariteit en rechtvaardigheid,’ gebeurt via een wirwar van netwerken, ook al omvatten die traditionele instellingen of organisaties. Vele, zo niet alle, van deze netwerken zelf overlappen elkaar. Met andere woorden; een beweging bestaat en komt bij elkaar op specifieke thema’s (klimaatverandering), specifieke evenementen (sociale forums, VN-conferenties). Hun uitdrukking (in de zin van zowel vorming als expressie) wordt mogelijk gemaakt door communicatie via computernetwerken. Wat de reden is dat we meer en meer terechtkomen in het tijdperk van ‘communicatie internationalismes’.

De virtuele leden van deze weliswaar nog prille gemeenschap zijn verschoven van een algemeen anti-neoliberaal discourse naar een toenemend anti-kapitalistisch (ook dankzij de toenemende dramatische en provocatieve rampzalige ontwikkeling van dat kapitalisme). Toch zijn de meeste leden buitengewoon bezorgd om niet ‘gekaapt’ of ‘opgeslokt’, ‘gebruikt’ of anderszins geinstrumentaliseerd te worden. Gegeven de recente geschiedenis van geïnstitutionaliseerd linkse internationales, heeft het nieuwe internationalisme alle reden om daar voor te waken.

Terwijl ze actief en creatief gericht zijn op een of meer van kapitalismes vervreemdingen, en ze evenzozeer bezig zijn met de emancipatie daar uit vandaan, zijn de nieuwe bewegingen argwanend over het aannemen van traditionele ideologische etiketten zoals ‘socialisme’ of ‘communisme’ (niet alleen in het specifieke geval van de VS maar in alle landen die daaronder geleden hebben).
Deze ooit emancipatorische etiketten zijn historisch zwaar beladen: velen reproduceerden de vervreemding waar ze zich eerst tegen verzetten. Dat is de reden dat we een toenemende discussie zien over nieuwe en inderdaad problematische thema’s zoals ’the commons,’ ‘radicale democratie,’ civiele maatschappij’ en ‘solidaire economie’.

Ook al schrijf ik dit vanuit Lima in Peru en dus op slechts 2-3 uur vliegen van Caracas, ik ben niet van plan om de oprichting van een nieuwe internationale bij te wonen. (In 2008 was ik bij een vergelijkbaar evenement aanwezig dat werd gedragen en gefinancierd door Hugo Chavez, wat misschien een fijn gevoel gaf voor zijn staat en partij, maar dat gevolgd werd door een wereldwijde oorverdovende stilte). Ik zal zo’n gebeurtenis echter wel op de voet volgen, maar slechts via mijn computerscherm. En online ook internationaal meepraten over enig nuttig resultaat.

Zie verder online meer informatie in twee overlappende papers: nummer 1

en nummer 2

– –

(*) ’Uitgesteld’ bleek de juiste inschatting. Zonder enige consultatie met de buitenwacht werd in april – terwijl de oprichting al op het programma stond bij een bijeenkomst ter herdenking van 200 jaar Boliviaanse onafhankelijkheid, waarvoor alleen zorgvuldig geselecteerde genodigden aanwezig waren – het gebeuren uitgesteld tot na de gemeentelijke verkiezingen in september 2010. Zie een terloopse vermelding daarvan op een website van oud gestaald links (red. klasse!)

Peter Waterman
Global Labour Charter Project
pwaterma@gmail.com
blog.choike.org/eng/tag/peter-waterman