Ga naar de inhoud

De toekomst van het kapitalisme in de 21ste eeuw

Deze tekst van Jan Pronk diende als inleiding bij het Gentse Feestendebat naar aanleiding van ‘Het Kapitaal in de 21ste eeuw’ van Thomas Piketty op zaterdag 26 juli.

5 min leestijd
capitalismpyramide

(Bron: DeWereldMorgen)

Tien stellingen ten behoeve van de discussie 

1. Wanneer het kapitalisme omschreven wordt als een stelsel waarbij de beschikkingsmacht over productiefactor kapitaal die over andere productiefactoren (zoals arbeid en natuurlijke hulpbronnen) domineert, dan is dit stelsel eeuwen oud. Maar in de huidige fase van de wereldgeschiedenis is dit stelsel kapitalistischer dan ooit tevoren. Dat is vooral toe te schrijven aan steeds verder voortschrijdende:

  • globalisering van de economie;
  • transnationalisatie van ondernemingen;
  • economische machtsconcentraties in mega ondernemingen;
  • machtsconcentratie bij banken en financiële ondernemingen; 
  • vernieuwing van informatie- en communicatietechnologieën in onderlinge samenhang.

2. Een en ander leidt tot steeds verder voortschrijdende

  • aanslagen op het natuurlijk milieu (inclusief klimaatverslechtering, biodiversiteitsverlies, afnemende bodemvruchtbarheid, toenemende schaarste aan grondstoffen, fossiele energie en water);
  • marginalisering, flexibilisering en informalisering van arbeid, voor zover die zelf geen beschikkingsmacht heeft over vormen van kapitaal, en verslechtering van arbeidsvoorwaarden;
  • vergroting van sociaaleconomische ongelijkheid vooral binnen afzonderlijke landen (meer dan tussen landen), waarbij hoogste inkomens- en vermogensklassen steeds rijker worden, de koopkrachtige middenklasse zich zal weten te handhaven, de perspectieven van de lagere middenklasse stagneren en de armste bevolkingsgroepen verder wegzinken, omdat hun inkomen relatief afneemt evenals hun toegang tot basisvoorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg, water en sanitatie, huisvesting, e.d.). 

3. Sociaal-politieke gevolgen van deze toenemende schaarste en grotere ongelijkheden die zich thans reeds laten zien, en die steeds scherper zullen worden, zijn

  • toenemend consumentisme, mede onder invloed van moderne communicatiemiddelen;
  • uitsluiting van steeds grotere groepen mensen van toegang tot de markt, naast uitbuiting van arbeid verricht door mensen behorend tot de lagere middenklasse en de onderklasse;
  • talrijke complexe conflicten binnen landen (religieus fundamentalisme, nadruk op etnische identiteit, herlevend nationalisme, in combinatie met economische tegenstellingen), met steeds meer grensoverschrijdende gevolgen;
  • sterkere geopolitieke polarisatie (onder meer vanwege strijd om toegang tot schaarse hulpbronnen);
  • steeds meer nadruk op ‘homeland security’ als cruciale waarde, steeds minder op duurzaamheid.

4. Rond de wisseling van de negentiende en de twintigste eeuw, in een vorige hoog kapitalistische fase, konden tegenkrachten zich bundelen om strijd te voeren. Zij konden zich baseren op overwegingen van ethiek en rationaliteit (“het is onverstandig en uiteindelijk in niemands belang dat de ongelijkheid en uitbuiting doorgaan”). Dat heeft geleid tot aanzienlijke bijstellingen: afzwakking van vermogensongelijkheid gedurende langere tijd (zie Piketty), opkomst sociale welvaartsstaat, organisatie van middengroepen (vakbeweging, politieke partijen, e.d.).

5. Zowel ethische overwegingen als overwegingen van rationaliteit, en ook de mogelijkheden zich te organiseren en te verzetten, hebben op de wereldmarkt minder kans van slagen dan binnen een nationale economie.

6. Het einde van de Koude Oorlog is alom niet alleen beschouwd als een politieke overwinning van het Westen, maar ook als een ideologische overwinning van het kapitalisme. Daardoor konden neoliberale waarden (marktfundamentalisme, privatisering, flexibilisering, deregulering, informalisering, commercialisering, “ongelijkheid is goed”, “efficiency is belangrijker dan equity’”, “armoede is de schuld van de armen”) de boventoon voeren.

  1. Dat kan niet gemakkelijk worden teruggedraaid of ongedaan gemaakt. Maar de verdere voortgang van het proces kan worden gestuit en het stelsel kan in zijn huidige vorm worden gecorrigeerd. Dat vereist, net als ruim honderd jaar geleden,
  • opbouw van tegenmacht, tegen wereldwijde kapitalistische marktkrachten (countervailing power);
  • vernieuwing van waarden – dan wel versterking van traditionele waarden – tegenover het neoliberale marktfundamentalisme (grensoverschrijdende solidariteit, gelijke rechten van alle mensen, vrijheid van onderdrukking door overheden, e.d.);
  • breed gedeeld rationeel inzicht dat voortgang op de huidige weg in strijd is met wereldwijd gedeeld algemeen belang, inclusief het belang van komende generaties (“onze kinderen en kleinkinderen’”

8. Bij de opbouw van tegenmacht kan een wereldwijd georiënteerde civiele samenleving een rol spelen: betrokken burgers, die zich willen baseren op andere waarden en een andere rationaliteit, en die willen uitdragen. Zij kunnen zich organiseren, hetzij op een meer traditionele wijze, hetzij met behulp van de nieuwe informatie- en communicatietechnologie en sociale media.

Dat is al aan de gang: WikiLeaks, de beweging ten gunste van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, de Indignados, en andere bewegingen. Echter, hoe noodzakelijk ook, tot een volwaardige tegenmacht zal dit niet uitgroeien. De macht van het kapitaal is uitzonderlijk groot en de nieuwe informatie- en communicatietechnologie vormt een krachtig instrument in de handen van regimes die verzet onderdrukken.

9. Er zal dus vanuit de civiele samenleving hard gewerkt moeten worden aan de opbouw van wereldwijde publieke tegenmacht. De macht van transnationale banken, hedge funds en andere private financiële instellingen zal moeten worden beperkt door internationale wet- en regelgeving.

De macht van grote internationale investeerders in plantagelandbouw, mijnbouw en industrie die arbeiders uitbuiten, onderdrukkende regimes steunen en nationale economieën destabiliseren door middel van internationale juridische procedures, dient te worden beperkt door internationale verdragen gebaseerd op de erkenning van ketenverantwoordelijkheid, mensenrechten en nationale soevereiniteit.

Deze en andere verdragen, wetten, regels en procedures vereisen sterke internationale publieke instellingen, zoals een hervormde verenigde Naties, hervormde Bretton Woodsinstellingen en WTO, en een democratisch gelegitimeerde Europese Unie.

10. Dat betekent dat een tegenmacht uiteindelijk niet buiten de sfeer van de politiek kan worden opgebouwd. Daar ligt een groot probleem. Politieke instellingen verliezen in rap tempo hun geloofwaardigheid. Vooral na 1990 hebben zij het proces van kapitalistische globalisering eerder gesteund dan beperkt. Dat is na de financieel-economische crisis van enkele jaren geleden niet veranderd.

Politici zelf worden steeds minder vertrouwd en verliezen gezag. Dat hebben zij aan zich zelf te wijten. Corruptie, zelfverrijking, nepotisme, dubbelhartige toepassing van rechtsbeginselen, ondemocratische besluitvorming, inbreuken op privacy van burgers, lobbyen door oud-politici ten gunste van private ondernemingen doen zich niet alleen in ontwikkelingslanden en opkomende economieën en voormalige Oost-Europese landen voor, maar ook in het Westen. 

——————

 Jan Pronk was medewerker van econoom Jan Tinbergen en minister in de kabinetten Den Uyl, Lubbers III, Kok I en Kok II. Hij was in verschillende functies werkzaam voor de VN. Daarnaast was hij bijna 50 jaar lid van de Partij van de Arbeid en is auteur van o.a. “Het pantser afwerpen. Ideeën voor een open politiek” (2008, Bert Bakker); “Willens en wetens. Gedachten over globalisering en politiek”, 2005, Bert Bakker