Ga naar de inhoud

De Rif en de economische snelkookpan van de Marokkaanse staat

Al acht maanden lang woedt er een ware volksopstand in de Rif, het noorden van Marokko. Nadir Bouhmouch schreef een stuk over de achtergrond en de potentie van deze opstand.

11 min leestijd

(Dit stuk van Nadir Bouhmouch(*) en Elias Terrass verscheen eerder op de website counterpunch, vertaling globalinfo.nl foto: Thérèse Di Campo)

“Awbash!” zei hij, en herhaalde het nog twee keer, elke keer met dezelfde koele, griezelig rustige stem terwijl hij recht in de camera keek bij een op televisie uitgezonden toespraak op 22 januari 1984. Het woord kan tegelijkertijd “tuig” betekenen en “insecten” of “bruten” en de man die het uitsprak was Hassan II, toen koning van Marokko. Hij had het over de mensen van de Rif, in het noorden van het land, die op 19 januari de straten opgekomen waren om te protesteren. De mensen in het Noorden kennen me als kroonprins, het is voor hen beter dat ze me niet leren kennen als Koning Hassan II,” ging hij verder, met de dreigende zinspeling op de bloedige slachtingen van 1959 die hij persoonlijk had aangevoerd – een kroonprins met een geweer-in-de-hand.

Maar tegen de tijd dat hij die woorden decennia later uitsprak, hadden ordetroepen de menigtes alweer bedolven onder een kogelregen en honderden mensen werden in zijn beruchte gevangenissen gestopt.

De protesten waar hij op reageerde waren op gang gebracht door studenten die woedend waren door de invoering van studiegeld op openbare scholen. De maatregel die ingesteld werd door het ministerie van Nationaal Onderwijs, was het resultaat van de Structurele Aanpassings Programma’s (SAP’s) die toentertijd door het IMF werden opgelegd. De studenten kregen gezelschap van hun families, arbeiders, en de werklozen die ook een overvloed aan andere redenen hadden om te protesteren.

Momenteel zijn de verworpenen van de Rif weer in opstand gekomen en hun redenen zijn voornamelijk dezelfde. Maar hoe is die beweging ontstaan? Wat zijn haar eisen en hoe staan ze in verband met het verleden van het land, diens snel veranderende economische orde en de manier waarop politieke macht onevenredig is vormgegeven? Ligt corruptie echt in de kern van deze opstand of zijn er veel grotere krachten in het spel?

De geboorte van een volksbeweging

De sluimerende volkswoede in de Rif ontstak afgelopen november door de moord op een visverkopemoord op een visverkoper, Mohsin Fikri, wiens afschuwelijke dood in een vuilniswagen was bevolen door een staatsbeambte. Ziedaar de geboorte van Anhezzi N’ Arif (Rif Beweging), eenvoudiger bekend als #Hirak (Bewegingen). Aangewakkerd door het toenemend roofzuchtige economische beleid – opgelegd door dezelfde mondiale financiële instellingen die de opstanden van de jaren 1980 veroorzaakten – verspreidde de beweging zich als een bosbrand van Biyya (de Amazigh naam voor de stad Al-Hoceima) naar de rest van de Amazighophone Rif.

Wat aanvankelijk begon met spontane protesten om gerechtigheid te eisen voor Fikri, ontwikkelde zich al snel tot een georganiseerde grassroots volksbeweging met een prijzenswaardige lijst aan eisen. De lijst die meer leest als een manifest, omschrijft specifieke economische, sociale en ecologische eisen en beschrijft ook gedetailleerd hoe die ingevoerd zouden kunnen worden. Gepresenteerd bij een algemene vergadering in maart, werden de eisen opgesteld met een bewerkelijk democratisch proces die de deelname betekende van verschillende gemarginaliseerde sociale groepen waar de Riffiaanse maatschappij uit bestaat. Van vissers tot arbeiders, studenten tot werklozen, landloze boeren tot kunstenaars.

Het manifest dat er het resultaat van is, verdrijft de misleidende opvatting die door veel internationale media werd verspreid dat de opstand voornamelijk gericht is tegen corruptie of, voor sommigen, een etnische strijd zou zijn tussen Imazighen (Berbers) en Arabieren. Deze tekst daarentegen wijst op een goed onderbouwde, complexe basisstrijd voor sociale rechtvaardigheid voor wie corruptie en culturele identiteit maar twee, hoewel belangrijke, aspecten zijn onder vele andere.

De tekst situeert de beweging in historische zin als de voortzetting van eerdere strijdperiodes, en vraagt om gerechtigheid voor de vele nooit opgeloste moorden die werden uitgevoerd tijdens eerdere opstanden – van 1958, naar 1984, naar 1991, helemaal tot aan 2011. Naast dat enkele van de eisen van revolte van 1958/59 nu weer worden gesteld, vraagt de beweging om de afschaffing van het decreet op de militarisatie die daar een reactie op was. Dat decreet is nog steeds van invloed op het dagelijkse leven van de Riffijnen die, onder veel andere gevolgen, gedwongen zijn om te leven onder een permanente uitzonderingstoestand.

Maar dit is niet de enige manier waarop historische onrechtvaardigheden hun weg gevonden hebben naar de hedendaagse strijd. Door de woede tot uitdrukking te brengen van landloze boeren, roept de eisenlijst ook op tot teruggave van in beslag genomen collectief tribaal land aan de rechtmatige eigenaren. Ze roepen ook op tot een ziekenhuis voor behandeling van kanker voor de generaties van Riffijnen die nog steeds aangetast zijn door de chemische bombardementen door Spanje en Frankrijk. Volgens de Onderzoeksgroep over Chemische Oorlogsvoering tegen de Rif (GRGCR), houdt 80% van de Marokkanen van de Marokkanen die te maken hebben met kanker van keelholte of strottehoofd daar een direct verband mee. De Makhzen (Marokko’s regerende elite waaronder het koningshuis, veiligheidskrachten, religieuze instellingen en de heersende zaken-elite) hebben niet alleen geweigerd om deze oorlogsmisdaden te erkennen, maar hebben zelfs actief meegewerkt aan het onderdrukken van discussie daarover en hebben tenminste twee medische conferenties over dit onderwerp verboden. Ze hebben ook nauw samengewerkt met politieke partijen in Spanje om zich te verzetten tegen een maatregel in 2007 in het Spaanse parlement, waardoor er schadevergoeding zou zijn uitbetaald aan de slachtoffers.

Voor een internationale waarnemer is het misschien moeilijk te begrijpen hoe een staat zou kunnen werken tegen koloniale herstelbetalingen waar haar burgers van zouden kunnen profiteren. Maar dit gedrag is toch al decennia lang een normaal kenmerk geworden van Makhzenistisch beleid. Het is algemeen bekend dat de Marokkaanse monarchie wraakt neemt tegen regio’s en steden die in verzet zijn gekomen of in het verleden niet loyaal zijn geweest. De wraak wordt doorgaans opgediend in de vorm van sabotage of economische en sociale marginalisatie: wegen worden niet verhard, ziekenhuizen en scholen niet gebouwd, de namen van steden worden veranderd, de machtige, mooie Rif-regio blijft achter met enkele van de ergste economische omstandigheden in het land.

De eisen van de Hirak weerspiegelen deze marginalisatie. Zoals haar voorgangers van 1984 en 1958/59, benadrukken ze de noodzaak voor openbaar onderwijs, met oproepen tot een universiteit, bibliotheken, scholen in elk dorp en met name toegang tot onderwijs voor vrouwen; de nood tot openbare gezondheid, met vragen om een universiteitsziekenhuis en meer klinieken in dorpen; het recht op lokale hulpbronnen, land en milieu; het recht op werk, door de bevordering van toerisme en inblikfabrieken; en het recht op betaalbare prijzen voor de meest gangbare goederen en diensten. Maar dat is niet alles. De Hirak legt in een van haar meest buitengewone paragrafen van zijn grassroots-manifest uit, dat banken ook verantwoordelijkheid hebben. Ze worden beschreven als de lopende banden waarmee kapitaal uit de Rif wordt gezogen en moeten daarom hun aandeel leveren in de opbouw van lokale economieën.

De Brede Marges van de Makhzenistische Staat

Hoewel deze eisen opgesteld werden om te beantwoorden aan de zorgen die in de Rif leven, weerspiegelen ze ook vergelijkbare eisen die door sociale bewegingen elders in Marokko naar voren gebracht worden. De Hirak ontstond uit vergelijkbare economische onrechtvaardigheid die in brede marges van de Makhzenistische staat gevonden kunnen worden, de vergeten “uithoeken” die in feite de grote meerderheid van het land vertegenwoordigen. Het zal geen verrassing zijn dat daarom hun beweging veel makkelijker verspreid is naar dorpen en steden in de Atlas (centraal Marokko) en Assamr (Zuid-oosten) dan naar de voormalige koloniale metropolen (Rabat-Casablanca). Erfenis van kolonialisme gaan de wegen en spoorlijnen allemaal naar de rijke stedelijke centra en nemen kapitaal, grondstoffen en goedkope migrantenarbeid mee uit de marges, in ruil voor geldovermakingen naar familie, “ontwikkelings”geld en wat toerisme.

In deze epicentra van Marokkaans kapitaal gaan de zaken gewoon hun gang. De neoliberale oorlog die gevoerd wordt tegen de armen woedt voort, aangemoedigd en mogelijk gemaakt door instellingen als het IMF en de Wereldbank. Vandaag de dag werkt de staat er hard aan om te voldoen aan de vereisten van hun internationale schuldeisers, en begint de fundamenten te schetsen van een nieuw sociaal contract. “Het is tijd voor de staat om zijn handen terug te trekken van zekere sectoren, zoals gezondheid en onderwijs” verklaarde voormalig premier Abdelilak Benkinane op de conferentie van de African Bank of Development in 2014, “de rol van de staat zou beperkt moeten worden tot het verlenen van steun aan private actoren die in deze sectoren actief willen zijn.”

En inderdaad is de staat begonnen met een wrede privatisering van de onderwijssector, waarbij de studiegeldstijging van $5 van 1984 een lachertje lijkt. In de afgelopen paar jaar werden overal lagere en middelbare scholen gesloten. Volgens een rapport van militante organisaties werden er tussen 2008 en 2013 alleen al in Casablanca en Rabat 191 scholen gesloten. Degene die over blijven hebben te maken met een overbevolking aan leerlingen, met klassen die soms meer dan 70 leerlingen tellen. Ondertussen moeten studenten aan openbare universiteiten beginnen met het betalen van lesgeld en collegegeld.

Publieke gezondheid is ook ondermijnd doordat de staat zich geheel heeft teruggetrokken uit die sector – er zijn geen nieuwe ziekenhuizen gepland, steeds minder artsen worden aangesteld en apparatuur wordt zelden aangekocht of vernieuwd. Daar staat tegenover dat de staat bij voorkeur werkt met dure privé-klinieken die regelgeving en controle ontduiken. Publieke voorzieningen voor water en elektriciteit zijn ook geprivatiseerd, waardoor het publieke Nationaal Bureau voor Elektriciteit en Drinkwater ONEE) moet toezien hoe hele steden van het netwerk losgekoppeld worden, en de door belastingen gefinancierde infrastructuur bijna gratis wordt weggegeven wordt weggegeven aan buitenlandse multinationals als Suez Environnement en Veolia uit Frankrijk.

Privatisering heeft betekend dat de kosten op alle gebieden zijn toegenomen, terwijl het minimumloon even laag is gebleven op zo’n $250 per maand. En dat alleen als je geen deel uitmaakt van de 10.7% die werkloos is, welk getal voor jongere marokkaansen 25.5% behaalt. Ondertussen hebben hogere kosten voor huur, bezuinigingen op subsidie voor brandstof (met meer bezuinigingen op komst voor andere basisgoederen) en toenemende kosten voor levensonderhoud in het algemeen een verwoestende uitwerking gehad op proletarische en middenklasse-huishoudens. Zelfs linzen, die beschouwd worden als armeluiseten, zijn in prijs verdubbeld van ongeveer $1 naar bijna $3 per kilogram.

Toch is het niet zo moeilijk om te begrijpen waarom de staat dit neoliberale beleid zo volledig heeft omhelsd, ondanks de woede die ze oproept. Ongebreidelde liberalisering van de publieke sector heeft doorgaans betekend dat ze opgeslokt wordt door multinationals die het bezit zijn van de private Societé Nationale d’Investissement (SNI), de koninklijke investeringsholding: van mijnbouwbedrijven als Managem, tot banken als de Attijariwafa Bank en vastgoedreuzen als Addoha.

Barsten in de snelkookpan

In deze context van kapitalistische roofzucht, moet de opstand in de Rif gezien worden als de rechtvaardige uitdrukking van woede van onderop die al tientallen jaren zowel onder als boven het oppervlak heeft zitten koken. Maar het laatste decennium onderscheidt zich als een periode van ongekende proliferatie naar sociale, politiek en zelfs ecologische bewegingen. Volgens de socioloog Abderrahman Rachik zijn sociale protesten die aan arbeid zijn verbonden en stakingen omhoog geschoten met 200% sinds 2012, terwijl het geheel aan protestacties in het land van 700 protesten in 2005 gestegen is naar 18.000 afgelopen jaar.

Maar de breedte en grassroots-kracht van de Hirak, maakt dat deze uitblinkt als een buitengewone kracht die het vermogen heeft om de tegenstellingen bloot te leggen en te veranderen onder de ijzeren greep van de Makhzen. De Makhzen weten dit, wat verklaart waarom hun reactie zo gruwelijk is geweest. Nu de opstand inmiddels acht maanden duurt, is het democratische masker die het geprobeerd heeft op te bouwen sinds Mohammed VI de troon besteeg wel afgevallen. Met de facto avondklokken opgelegd aan dorpen, gemobiliseerde militaire gendarmes, politiekrachten die Riffiaanse dorpen plunderen, hele steden onder beleg, en honderden Hirak-demonstranten die de afgelopen paar weken zijn gearresteerd, is het moeilijk geworden om te begrijpen dat het land beschouwd kan worden als een “uitzondering” door Nicolas Sarkozy, of een “model” voor democratie door Hillary Clinton.

Er zijn dus barsten ontstaan in het ijzer van de Makhzen snelkookpan. Zelfs diens discursieve antwoord is tegenstrijdig en verward geworden. Sommige van de Makhzen instellingen beginnen met elkaar in conflict te komen op manieren die we decennia lang niet hebben gezien; veiligheidsdiensten “voeren oorlog” tegen door de Koning aangestelde beambten; botsende reacties, verklaringen en bevelen tussen hoge functionarissen en instellingen; desertie van vijf burgemeesters in de Rif; en wijdverspreide onzekerheid onder markokkanen over wie nu werkelijk aan het roer staat. Het klopt dat geweld, censuur en gevangenschap deze puinhoop momenteel kan redden, maar de snelkookpan laat te weinig stoom door het ventiel ontsnappen om een ontploffing te voorkomen.

Nadir Bouhmouch is filmmaker en fotograaf.