De oorlog tegen Venezuela is gebaseerd op leugens
Dit is een vertaling van een artikel van onderzoeksjournalist en documentairemaker John Pilger (*) op counterpunch.org (22 februari 2019) waarin hij zijn indrukken weergeeft van een bezoek aan Venezuela en ontmoetingen met Hugo Chávez. Verder ontzenuwt hij de massale ‘Venezuela-blitz’ (zoals de Britse mediawaakhond Media Lens dat noemt): de totale mediaoorlog tegen Venezuela op basis van hele leugens, halve waarheden en verzwegen feiten.
(John Pilger, vertaling Wissen, overgenomen van krapuul foto van Joka Madruga verkiezingen 2012 cc2.0/flickr)
Reizend met Hugo Chávez, begreep ik al snel de dreiging die Venezuela inhield. Bij een landbouwcoöperatie in de deelstaat Lara wachtten mensen geduldig en met een goed humeur in de hitte. Er werden kruiken water en meloensap rondgedeeld. Er werd op een gitaar gespeeld; een vrouw, Katarina, stond te zingen met een hese alt.
“Wat waren haar woorden?” vroeg ik.
“Dat we trots zijn,” was het antwoord.
Het applaus voor haar viel samen met de komst van Chávez. Onder één arm droeg hij een tas vol boeken. Hij had zijn grote rode shirt aan en begroette mensen bij naam, stopte om te luisteren. Wat me opviel was zijn vermogen om te luisteren.
Maar nu las hij. Bijna twee uur lang las hij, voor de microfoon, uit de stapel boeken naast hem: Orwell, Dickens, Tolstoj, Zola, Hemingway, Chomsky, Neruda: een pagina hier, een regel of twee daar. Mensen klapten en floten terwijl hij van auteur naar auteur sprong.
Toen namen de boeren de microfoon en vertelden hem wat ze wisten en wat ze nodig hadden; een oud gezicht, gesneden uit een in de buurt staande vijgenboom, zo leek het, hield een lange, kritische toespraak over het onderwerp irrigatie; Chávez maakte notities.
Hier wordt wijn verbouwd, een donkere Syrah druivensoort. “John, John, kom hierheen,” zei El Presidente, toen hij me in slaap had zien vallen door de hitte en de diepzinnigheid van Oliver Twist.
“Hij houdt van rode wijn,” vertelde Chávez het juichende, fluitende publiek en presenteerde me een fles “vino de la gente”. Mijn weinige woorden in slecht Spaans veroorzaakten fluittonen en gelach.
Het beeld van Chávez met la gente, paste bij een man die bij zijn aantreden beloofd had dat iedere stap van hem onderworpen zou zijn aan de wil van het volk. In acht jaar tijd won Chávez acht verkiezingen en referenda: een wereldrecord. Hij was electoraal het meest populaire staatshoofd op het westelijk halfrond, waarschijnlijk in de wereld.
Over elke belangrijke chavista-hervorming werd gestemd, met name een nieuwe grondwet waarvan 71 procent van de mensen elk van de 396 artikelen goedkeurde die ongehoorde vrijheden bevatten, zoals artikel 123, dat voor het eerst de mensenrechten van gemengd ras en zwarte mensen erkende, van wie Chávez er één was.
Een van zijn colleges onderweg was een citaat van een feministische schrijver: “Liefde en solidariteit zijn hetzelfde.” Zijn publiek begreep dit goed en drukte zich waardig uit, zelden met eerbied. Gewone mensen beschouwden Chávez en zijn regering als hun eerste kampioenen: als de hunne.
Dit was vooral het geval bij de inheemse, gemengde en Afro-Venezolanen, die historisch werden geminacht door Chávez’s directe voorgangers en door degenen die vandaag de dag ver van de Barrios leven, in de herenhuizen en penthouses van Oost-Caracas, die pendelen naar Miami waar hun banken zijn en die zich als “wit” beschouwen. Ze zijn de machtige kern van wat de media “de oppositie” noemen.
Toen ik deze klasse ontmoette, in buitenwijken Country Club genaamd, in huizen met lage kroonluchters en slechte portretten, herkende ik ze. Het zouden witte Zuid-Afrikanen kunnen zijn, de petite bourgeoisie van Constantia en Sandton, steunpilaren van de wreedheden van de apartheid.
Cartoonisten in de Venezolaanse kranten, waarvan de meeste in handen zijn van een oligarchie, die zich verzet tegen de regering, portretteerden Chávez als een aap. Een radiopresentator noemde hem “de aap”. Aan de privé-universiteiten is het vaak de verbale gewoonte van de kinderen van de welgestelden racistisch te schelden naar degenen van wie de hutten maar net zichtbaar zijn vanwege de verontreiniging.
Hoewel identiteitspolitiek welig tiert op de pagina’s van de liberale kranten in het Westen, zijn ras en klasse twee woorden die bijna nooit worden uitgesproken in de leugenachtige “verslaggeving” van Washington’s laatste, zeer onverhulde poging om ’s werelds grootste oliebron te bemachtigen en zijn “achtertuin” opnieuw op te eisen.
Naast alle fouten van de chavista’s – zoals toelaten dat de Venezolaanse economie gegijzeld wordt door de olierijkdommen en nooit het grootkapitaal en de corruptie serieus aanpakken – brachten ze miljoenen mensen sociale rechtvaardigheid en trots en deden ze dat met een ongekende democratie.
“Van de 92 verkiezingen die we hebben gemonitord”, zei voormalig president Jimmy Carter, wiens Carter Center een gerespecteerde begeleider van verkiezingen over de hele wereld is, “zou ik zeggen dat het verkiezingsproces in Venezuela het beste ter wereld is.” Bij wijze van contrast, zei Carter, dat het Amerikaanse verkiezingssysteem, met zijn nadruk op campagnegeld, “een van de slechtste is”.
Door het stemrecht uit te breiden tot een parallelle volkse staat van communaal gezag, met de basis in de armste barrios, omschreef Chávez de Venezolaanse democratie als “onze versie van Rousseau’s idee van volkssoevereiniteit”.
In Barrio La Linea zei Beatrice Balazo, gezeten in haar piepkleine keuken, dat haar kinderen, de eerste generatie armen de hele dag op school zaten, een warme maaltijd kregen en muziek, kunst en dans leerden. “Ik heb hun zelfvertrouwen zien opbloeien als bloemen,” zei ze.
In Barrio La Vega luisterde ik naar een verpleegster, Mariela Machado, een zwarte vrouw van 45 met een ondeugend lachje, die een stedelijke raad toesprak over onderwerpen variërend van dakloosheid tot illegale oorlog. Die dag lanceerden ze Misión Madres de Barrio, een programma gericht op armoede onder alleenstaande moeders. Volgens de grondwet hebben vrouwen het recht om als verzorgers te worden betaald en kunnen ze geld lenen bij een speciale vrouwenbank. Nu krijgen de armste huisvrouwen het equivalent van $ 200 per maand.
In een kamer verlicht door een enkele TL-buis, ontmoette ik Ana Lucia Ferandez, 86 jaar oud, en Mavis Mendez, 95 jaar oud. Een 33-jarige, Sonia Alvarez, was met haar twee kinderen meegekomen. Ooit kon geen van hen lezen en schrijven; nu studeerden ze wiskunde. Voor het eerst in zijn geschiedenis is Venezuela voor bijna 100 procent geletterd.
Dit is het werk van Misión Robinson, dat was bedoeld voor volwassenen en tieners die eerder vanwege armoede onderwijs werd geweigerd. Misión Ribas geeft iedereen de mogelijkheid van een middelbare opleiding, een bachillerato genaamd (de namen Robinson en Ribas verwijzen naar Venezolaanse onafhankelijkheidsleiders uit de 19e eeuw).
In haar 95 jaren, had Mavis Mendez een parade van regeringen voorbij zien komen, meestal vazallen van Washington, die de leiding hadden over de diefstal van miljarden dollars aan olie, waarvan velen naar Miami verdwenen. “We deden er niet toe in een menselijke zin,” vertelde ze me. “We leefden en stierven zonder een echte opvoeding, stromend water en voedsel, dat we onszelf niet konden veroorloven. Als we ziek werden, stierven de zwaksten. Nu kan ik mijn naam lezen en schrijven en nog veel meer; en wat de rijken en de media ook zeggen, wij hebben de zaden van ware democratie geplant en ik ben blij dat ik het heb zien gebeuren.”
In 2002, tijdens een door Washington gesteunde coup, sloten de zonen en dochters en kleinkinderen en achterkleinkinderen van Mavis zich aan bij de honderdduizenden die van de Barrios op de hellingen naar beneden kwamen en eisten dat het leger trouw bleef aan Chavez.
“De mensen hebben me gered,” vertelde Chávez me. “Ze deden het terwijl de media tegen mij waren, waardoor zelfs de basisfeiten van wat er gebeurde, werden verzwegen. Voor volksdemocratie in heldhaftige actie, hoef je niet verder te kijken.”
Sinds de dood van Chávez in 2013 is zijn opvolger Nicolas Maduro zijn bespottelijke label van een “voormalige buschauffeur” in de westerse pers kwijtgeraakt en werd hij de wedergeboorte van Saddam Hoessein. De beschimping van hem door de media is belachelijk. Onder zijn toezicht heeft de prijsdaling van olie gezorgd voor hyperinflatie en heeft het de prijzen, in een samenleving die bijna al zijn voedsel importeert, op zijn kop gezet; maar toch, zoals de journalist en filmmaker Pablo Navarrete deze week meldde, is Venezuela niet de ramp zoals het wordt afgeschilderd. “Er is overal voedsel”, schreef hij. “Ik heb veel video’s van voedsel op markten [in heel Caracas] gefilmd … het is vrijdagavond en de restaurants zijn vol.”
In 2018 werd Maduro herkozen tot president. Een deel van de oppositie boycotte de verkiezingen, een tactiek die ook tegen Chávez werd beproefd. De boycot is mislukt: 9.389.056 mensen hebben gestemd; zestien partijen namen deel en zes kandidaten gingen voor het presidentschap. Maduro won met 6.248.864 stemmen, of 67,84 procent.
Op de verkiezingsdag sprak ik met een van de 150 buitenlandse verkiezingswaarnemers. “Het was volkomen eerlijk,” zei hij. “Er was geen fraude; geen van de vreselijke beweringen van de media bleef overeind. Nul. Geweldig.”
Als een pagina uit Alice’s tea party, heeft de Trump administratie Juan Guaidó, een pop-up creatie van de CIA-dekmantel ‘National Endowment for Democracy’, als de “legitieme president van Venezuela” gepresenteerd. Onbekend bij 81 percent van het Venezolaanse volk volgens The Nation, is Guaidó gekozen door niemand.
Maduro is “onwettig”, zegt Trump (die het Amerikaanse presidentschap won met drie miljoen minder stemmen dan zijn tegenstander), een “dictator”, aldus de aantoonbaar geschifte vice-president Mike Pence en een te verwachten oliebuit, zegt “nationale veiligheid” adviseur John Bolton (die, toen ik hem interviewde in 2003, zei: “Hee, ben jij een communist, misschien zelfs van Labour?”).
Als zijn “speciale afgezant naar Venezuela” (coup-meester) heeft Trump een veroordeelde misdadiger, Elliot Abrams, aangesteld, wiens intriges in dienst van de presidenten Reagan en George W. Bush hebben bijgedragen tot het veroorzaken van het Iran-Contra-schandaal in de jaren tachtig en hij stortte Midden-Amerika in jaren van bloed doordrenkte ellende.
Als we Lewis Carroll terzijde schuiven, horen deze ‘crazies’ thuis in de bioscoopjournaals uit de jaren dertig van de vorige eeuw. En toch zijn hun leugens over Venezuela met enthousiasme opgepakt door degenen die zijn betaald om het verhaal in stand te houden.
Op Channel 4 News brulde Jon Snow tegen het Labourparlementslid Chris Williamson: “Kijk, jij en meneer Corbyn zitten in een erg smerige hoek [over Venezuela]!” Toen Williamson probeerde uit te leggen waarom het fout was een soeverein land te bedreigen, sneed Snow hem af. “Je hebt het goed gedaan!”
In 2006 beschuldigde Channel 4 News, Chávez ervan om samen te spannen met Iran om kernwapens te maken: een fantasie. De toenmalige correspondent in Washington, Jonathan Rugman, stond een oorlogsmisdadiger, Donald Rumsfeld, toe om Chávez te vergelijken met Hitler, zonder commentaar.
Onderzoekers aan de Universiteit van West-Engeland onderzochten de BBC-verslaggeving over Venezuela over een periode van tien jaar. Ze keken naar 304 reportages en ontdekten dat slechts drie hiervan verwezen naar het positieve beleid van de overheid. Voor de BBC zijn Venezuela’s democratische staat van dienst, mensenrechtenwetgeving, voedselprogramma’s, initiatieven op het gebied van gezondheidszorg en armoedebestrijding niet gelukt. Het grootste alfabetiseringsprogramma in de geschiedenis van de mensheid heeft niet plaatsgevonden, net zoals de miljoenen mensen, die demonstreren ter ondersteuning van Maduro en ter nagedachtenis aan Chavez, niet bestaan.
Op de vraag waarom ze alleen een oppositie-mars heeft gefilmd, twitterde de BBC-verslaggever Orla Guerin dat het “te moeilijk” was om op één dag twee marsen te lopen.
Er is een oorlog verklaard in Venezuela, waarvan de waarheid “te moeilijk” is om verslag van te doen.
Het is te moeilijk om de ineenstorting van de olieprijzen sinds 2014 te melden als grotendeels het gevolg van criminele machinaties door Wall Street. Het is te moeilijk om de blokkade van de toegang van Venezuela tot het door de VS gedomineerde internationale financiële systeem als sabotage te melden. Het is te moeilijk om melding te maken van de “sancties” van Washington tegen Venezuela, die sinds 2017 een verlies van minstens $ 6 miljard aan inkomsten van Venezuela hebben veroorzaakt, inclusief $ 2 miljard aan geïmporteerde medicijnen, als illegaal, of de weigering van de Bank of England om het goud van Venezuela terug te geven reserves als een daad van piraterij.
De voormalige VN-rapporteur, Alfred de Zayas, heeft dit vergeleken met een “middeleeuwse belegering” die is ontworpen “om landen op de knieën te brengen”. Het is een criminele aanval, zegt hij,die vergelijkbaar is met die op Salvador Allende in 1970 toen president Richard Nixon en zijn equivalent van John Bolton, Henry Kissinger, zich inspanden om “de economie [van Chili] het te laten uitschreeuwen”. De lange donkere nacht van Pinochet volgde.
De correspondent van The Guardian, Tom Phillips, twitterde een foto van een pet met daarop in het Spaans in de lokale slang de woorden: “Make Venezuela fucking cool again.” De verslaggever als clown kan de laatste fase zijn van een groot deel van de degeneratie van de mainstream journalistiek.
Mochten de CIA-handlanger Guaidó en zijn witte racisten de macht grijpen, zal het de 68e omverwerping zijn van een soevereine regering door de Verenigde Staten, de meeste van hen democratieën. Een uitverkoop van de nutsvoorzieningen en minerale rijkdom van Venezuela zal zeker volgen, samen met de diefstal van de olie uit het land, zoals geschetst door John Bolton.
Onder de laatste door Washington gecontroleerde regering in Caracas bereikte de armoede historische proporties. Er was geen gezondheidszorg voor degenen die het niet konden betalen. Er was geen algemeen onderwijs; Mavis Mendez, en miljoenen zoals zij, konden niet lezen of schrijven. Hoe cool is dat, Tom?
______________________________
(*) Noot: John Pilger is een Australische journalist en documentairemaker, bekroond met meerdere BAFTA awards. Hij werd in 1967 en 1979 Britse Journalist van het Jaar.
Pilger is een felle criticus van de Amerikaanse, Australische en Britse buitenlandse politiek, die hij beschouwt als gedreven door een imperialistische agenda. Pilger heeft ook kritiek geuit op de behandeling door zijn geboorteland van inheemse Australiërs. Hij trok voor het eerst internationale aandacht voor zijn rapporten over de Cambodjaanse genocide.
Zijn carrière als documentairemaker begon met The Quiet Mutiny (1970), gemaakt tijdens een van zijn bezoeken aan Vietnam, en hij maakte sindsdien meer dan vijftig documentaires. Andere films: Year Zero (1979), over de nasleep van het Pol Pot-regime in Cambodja en Death of a Nation: The Timor Conspiracy (1993). In de Britse gedrukte media werkte Pilger van 1963 tot 1986 voor de Daily Mirror en schreef hij een reguliere column voor the New Statesman van 1991 tot 2014. (bron: wikipedia)