Ga naar de inhoud

De Nieuwe Amerikaanse Eeuw

Een bewerking van een toespraak die Arundhati Roy hield op de openingsbijeenkomst van het World Social Forum op 16 januari 2004 in Mumbai, India.

18 min leestijd
Placeholder image

Dit artikel verscheen eerder in het kwartaalblad Buiten de Orde en is eerder in The Nation van 9 februari gepubliceerd.

In januari 2003 kwamen wij met duizenden mensen uit de hele wereld in het Braziliaanse Porto Alegre bijeen en verklaarden – herhaalden: “Een Andere Wereld is Mogelijk”. Een paar duizenden kilometers naar het noorden, in Washington, dachten George W. Bush en zijn adviseurs hetzelfde.
Ons project heette het World Social Forum, dat van hen iets dat door velen het Project for the New American Century wordt genoemd.
In de grote steden van Europa en Amerika, waar dergelijke zaken tot voor kort alleen op fluistertoon werden besproken, spreken veel mensen nu openlijk over ‘de goede kanten’ van het imperialisme en de noodzaak van een sterk Empire om een onstuimige wereld in het gareel te houden. De nieuwe zendelingen willen orde ten koste van rechtvaardigheid, tucht ten koste van waardigheid – en ultiem overwicht tot elke prijs. Een enkele keer worden we met een paar mensen uitgenodigd om hierover in de ‘neutrale’ fora van de corporate media te ‘discussiëren’. Maar een discussie over het imperialisme is een beetje als een discussie over de voors en tegens van verkrachting. Wat valt er over te zeggen? Dat we het kunnen missen als kiespijn?
Hoe het ook zij, het Nieuwe Imperialisme heeft ons nu al in zijn greep. Het is een vernieuwde, efficiëntere versie van iets dat we al kennen. Voor de eerste keer in de geschiedenis is er sprake van volledige, eenzijdige, economische en militaire hegemonie door één imperium dat over een wapenarsenaal beschikt waarmee de hele wereld op een middag kan worden vernietigd. Om verschillende markten open te breken worden verschillende wapens ingezet. Er is geen land op Gods aarde dat niet in de tang van Amerikaanse kruisraketten en het IMF-chequeboek zit. Zo is er het model-Argentinië als je voor reclamejongen van het neoliberale kapitalisme wilt spelen en het model-Irak als je het zwarte schaap bent. O wee de landen die geopolitieke of strategische waarde voor Empire hebben, of een ‘markt’ van enige omvang, of infrastructuur die kan worden geprivatiseerd, of, God behoede ons, waardevolle hulpbronnen – olie, goud, diamanten, kobalt, kolen – want deze landen moeten doen wat ze gezegd wordt en anders worden ze militair doelwit. De landen met de grootste grondstoffenreserves lopen daarbij het grootste risico. Als ze hun hulpbronnen niet vrijwillig aan de corporate machine afstaan, zal maatschappelijke onrust worden aangewakkerd, of komt er oorlog.
In deze nieuwe eeuw van Empire waarin niets is wat het lijkt, krijgen topbestuurders van belanghebbende concerns toegang tot het buitenlands beleid. Uit onderzoek van het Center for Public Integrity in Washington blijkt dat minstens negen van de dertig leden van de Raad voor het Defensiebeleid onder de regering-Bush banden hebben met bedrijven die tussen 2001 en 2002 voor 76 miljard dollar aan militaire contracten wisten binnen te halen. Voorzitter van het Comité voor de Bevrijding van Irak was George Schultz, ex-minister van Binnenlandse Zaken en tevens lid van de Raad van Commissarissen van het Bechtel-concern. Gevraagd naar eventuele belangenverstrengeling als het tot een oorlog met Irak zou komen, antwoordde hij: “Ik weet niet of Bechtel er speciaal voordeel bij zou hebben. Als er werk aan de winkel is, dan is Bechtel wel het soort bedrijf dat het aan zou kunnen. Maar niemand beschouwt het als iets dat voordeel oplevert.” In april van 2003 tekende Bechtel voor wederopbouwprojecten ter waarde van 680 miljoen dollar.
Deze hondse blauwdruk is aan landen in Latijns Amerika, Afrika en centraal en zuid-oost-Azië keer op keer opgelegd. Het heeft miljoenen mensenlevens geëist. Vanzelfsprekend dat elke door Empire gevoerde oorlog een Rechtvaardige Oorlog is. Dat komt voor een groot deel door de rol die de corporate media spelen. Het is belangrijk te beseffen dat deze media het neoliberaliseringsproject niet alleen stéunen. Zij zijn het neoliberaliseringsproject. Het is geen moreel standpunt waarvoor ze hebben gekozen; het is structureel. Het is inherent aan het economisch functioneren van de massamedia.
De meeste naties kennen hun onplezierige familiegeheimen. Daarom hoeven de media niet zo vaak te liegen. Het zit hem juist in de redactie – in wat de nadruk krijgt en wat wordt verzwegen. Stel bijvoorbeeld dat India als doelwit van een Rechtvaardige Oorlog wordt aangewezen. Het feit dat er sinds 1989 in Kasjmir ongeveer 80.000 mensen zijn gedood, het merendeel Moslims en het merendeel door Indiase veiligheidstroepen (een gemiddeld dodental van zo’n 6.000 per jaar); het feit dat er van februari tot maart 2002 in de straten van Gujarat meer dan 2.000 Moslims werden vermoord, dat vrouwen systematisch werden verkracht, kinderen levend verbrand en 150.000 mensen van huis en haard verdreven terwijl politie en bestuur toekeken en er soms actief aan deel namen; het feit dat niemand voor deze misdaden werd bestraft en de regering waaronder ze plaatsvonden opnieuw werd gekozen… zou als opstap naar een oorlog in de internationale pers ideale koppen opleveren.
Voordat we het weten worden onze steden door kruisraketten geplet, onze dorpen door scheermesprikkeldraad afgegrendeld, onze straten door Amerikaanse patrouilles bezet en wordt Narendra Modi, Pravin Togadia of een van onze andere volksmenners net als Saddam Hussein door de VS in hechtenis genomen en op prime-time TV op luizen onderzocht en tandheelkundig geïnspecteerd.
Maar zolang onze ‘markten’ open zijn, zolang concerns als Enron, Bechtel, Halliburton en Arthur Andersen de vrije hand krijgen om onze economische infrastructuur over te nemen en onze banen te roven – zolang kunnen onze ‘democratisch gekozen’ leiders onbevreesd het onderscheid tussen democratie, meerderheidsdictatuur en fascisme steeds verder uithollen.
Door het laffe gemak waarmee de Indiase regering onze trotse traditie van ongebondenheid heeft verkwanseld, de haast waarmee ze zich tot voorste in de rij van Volledig Gebonden Landen heeft opgedrongen (‘natuurlijke bondgenoten’ heet dat tegenwoordig: zo zijn India, Israel en de VS ‘natuurlijke bondgenoten’), heeft ze zich zonder aantasting van haar legitimiteit als repressief regime kunnen ontpoppen.
Niet alleen door moord en opsluiting maakt een bewind slachtoffers. Daarbij moeten nog worden geteld al degenen die gedwongen moeten verhuizen, alles kwijt raken en tot levenslange honger en ontbering worden veroordeeld. In India zijn miljoenen mensen als gevolg van ‘ontwikkelingsprojecten’ ontheemd: alleen al door de bouw van grote stuwmeren zijn de laatste 55 jaar tussen de 33 en 55 miljoen mensen uit hun dorpen verdreven. Voor hen geen toegang tot gerechtigheid. De afgelopen twee jaar heeft de politie in een reeks incidenten geschoten op vreedzame demonstranten, waarvan de meesten tot de Adivasi- en Dalit-gemeenschappen behoren. Het zijn steeds de armen die de dupe zijn, en in het bijzonder de Dalit en de Adivasi. Ze worden gedood vanwege hun ongewenste aanwezigheid in het bosgebied en ze worden eveneens gedood voor hun pogingen het bos te beschermen tegen de ongewenste aanwezigheid van stuwmeren, mijnen, staalfabrieken en andere ‘ontwikkelingsprojecten’. Bij vrijwel elk incident waarbij de politie het vuur heeft geopend heeft de regering ervoor gekozen om dat aan geweldsprovocaties van de demonstranten te wijten. Degenen waarop de kogels gericht werden zijn meteen voor ‘militanten’ uitgemaakt.
Onder antiterreurwetgeving zijn overal in het land duizenden onschuldige mensen – waaronder ook minderjarigen – gearresteerd en zonder proces voor onbepaalde tijd gevangen gezet. In deze tijd van de War against Terror worden armoede en terrorisme op geniepige wijze in elkaar geschoven. In deze tijd van corporate globalisering verwordt armoede tot misdaad. Tegen nog ergere armoede protesteren heet terrorisme. En nu heeft ons hoogste gerechtshof bepaald dat staken ook een misdaad is. Het hof kritiseren is natuurlijk ook een misdaad. En straks is er geen uitweg meer: they’re sealing the exits.
Net als het Oude Imperialisme moet het Nieuwe Imperialisme het hebben van een netwerk van tussenpersonen: corrupte locale elites die Empire willen dienen. Het smerige verhaal van Enron in India is genoegzaam bekend. Met het zetten van haar handtekening onder een overeenkomst voor verplichte stroomafname heeft de toenmalige regering-Maharashtra aan Enron winsten geschonken ter waarde van 60 procent van het totale nationale budget voor plattelandsontwikkeling. Zo werden de fondsen voor infrastructurele ontwikkeling voor ongeveer 500 miljoen mensen aan één enkel Amerikaans bedrijf gegarandeerd!
Anders dan in de dagen van weleer hoeft de Nieuwe Imperialist niet meer door de tropen te sjokken en daarmee malaria of diarree of een vroegtijdige dood te riskeren. Want het Nieuw Imperialisme verloopt wonderwel via e-mail. Het platte, fysieke racisme van de Oude Imperialist is uit de tijd. Het Nieuwe Imperialisme heeft als hoeksteen het Nieuwe Racisme.
De beste allegorie voor het Nieuwe Racisme is de Amerikaanse traditie die als turkey pardoning bekend staat. Elk jaar vanaf 1947 krijgt de Amerikaanse president van de Landelijke Federatie van Kalkoenhouders op Thanksgiving Day een kalkoen cadeau. Elk jaar verleent de president in een vertoning van rituele edelmoedigheid gratie aan die ene vogel (en braadt vervolgens een andere). Na met de presidentiële gratie te zijn gezegend mag de Uitverkorene naar het Frying Pan Park in Virginia gaan om daar de rest van zijn leven door te brengen. De andere 50 miljoen speciaal voor Thanksgiving gefokte kalkoenen worden geslacht en vervolgens op één dag geconsumeerd. Volgens ConAgra Foods, het bedrijf dat het Presidentiele Kalkoencontract heeft binnengehaald, worden de uitverkoren vogels getraind om ‘sociaal’ te zijn zodat ze goed met hoogwaardigheidsbekleders, schoolkinderen en de pers kunnen omgaan. (Binnenkort spreken ze vast ook Engels!)
Zo werkt in dit corporate tijdperk het Nieuwe Racisme. Een paar zorgvuldig gefokte kalkoenen – locale elites in bepaalde landen, een rijke immigrantengemeenschap, beleggingsbankiers, een enkele Colin Powell of Condoleezza Rice, een paar zangers, een paar schrijvers (waaronder ikzelf) – krijgen gratie en een pasje voor Frying Pan Park. Miljoenen anderen verliezen hun baan, worden uit huis gezet, worden van water en stroom afgesneden en sterven aan AIDS. In feite zijn ze gewoon voor de pot bestemd. Maar voor de Fortuinlijke Vogels in Frying Pan Park is het leven een feest. Sommigen hebben zelfs een baan bij het IMF of de WTO – waardoor deze organisaties nooit van anti-kalkoenisme kunnen worden beschuldigd. Sommigen zitten in het bestuur van de Kalkoenkiescommissie – waardoor niemand kan beweren dat kalkoenen tegen Thanksgiving zijn. Ze doen er zelf aan mee! Niemand kan beweren dat de armen tegen corporate globalisering zijn. Ze vallen immers over elkaar heen om in Frying Pan Park te komen. Wat maakt het dus uit dat de meesten onderweg sterven?
Het project van het Nieuwe Racisme omhelst ook de Nieuwe Genocide. In dit nieuwe tijdperk van onderlinge economische afhankelijkheid kan de Nieuwe Genocide gemakkelijk via economische sancties worden uitgevoerd. Bij de Nieuwe Genocide gaat het erom omstandigheden te creëren die tot massale sterfte leiden zonder er fysiek op uit hoeven trekken om mensen te doden. Denis Halliday, die in 1997 en 1998 als humanitaire coördinator van de VN in Irak diende (om vervolgens uit walging ontslag te nemen), heeft de sancties in Irak omschreven als ‘genocide’. De sancties die Irak werden opgelegd overtroffen de stoutste plannen van Saddam Hussein doordat ze de dood van minstens een half miljoen kinderen tot gevolg hadden.
In dit nieuwe tijdperk is apartheid als formeel beleid achterhaald en overbodig geworden. Onder het waakzame oog van de daartoe geëigende uitvoeringsorganen zorgt een complex bestel van multilaterale handelswetten en financiële akkoorden ervoor dat de armen sowieso in hun thuislanden blijven. Het enige doel daarvan: het institutionaliseren van onrechtvaardigheid. Hoe zou het anders komen dat de VS twintig keer meer invoerbelasting heft op kleding die in Bangladesh wordt gemaakt dan op dezelfde kleding uit Engeland? Hoe zou het anders komen dat landen waar cacaobonen worden geteeld, zoals Ivoorkust en Ghana, uit de markt worden geprijst als ze daarvan chocola proberen te maken? Hoe zou het anders komen dat de landen waar 90 procent van alle cacaobonen ter wereld wordt geteeld maar 5 procent van alle chocola produceren? Hoe zou het anders komen dat de rijke landen, die hun boeren elke dag voor meer dan één miljard dollar subsidiëren, eisen dat arme landen zoals India álle landouwsubsidies intrekken waaronder ook die voor stroom? Hoe zou het anders komen dat, na een halve eeuw of langer door koloniale regimes te zijn geplunderd, voormalige koloniën zo fors in de schulden zitten bij dezelfde regimes dat ze deze ieder jaar zo’n 382 miljard dollar moeten terugbetalen?
Om al deze redenen was het ontsporen van de handelsbesprekingen van Cancún voor ons cruciaal. Hoewel onze regeringen dit graag als hún overwinning claimen, weten wíj dat het kwam door jarenlang strijd van miljoenen mensen in veel, heel veel landen. Cancún heeft ons laten zien dat locale tegenbewegingen internationale allianties moeten aangaan om echte schade toe te brengen aan het project van de corporate globalisering en radicale verandering af te dwingen. Van Cancún hebben we geleerd hoe belangrijk het is om de tegenbeweging te globaliseren.
Geen enkel individueel land kan het alléén opnemen tegen de corporate globalisering. Keer op keer hebben we gezien dat wanneer het gaat om dit neoliberaliseringsproject, de helden van onze tijd plots een toontje lager zingen. Bijzondere mensen met veel charisma die als reuzen oppositie voerden blijken, eenmaal aan de macht en nu in functie als staatshoofd, machteloos op het wereldtoneel. Ik denk hier aan President Lula van Brazilië. Vorig jaar op het World Social Forum was Lula de grote held. Dit jaar is hij druk bezig de IMF-richtlijnen op te volgen, pensioenrechten af te bouwen en de Arbeiderspartij van radicalen te zuiveren. Ik denk ook aan de voormalige president van Zuid-Afrika, Nelson Mandela. Minder dan twee jaar na aantreding in 1994 was Mandela’s regering vrijwel zonder voorbehoud voor de Heilige Markt door de knieën gegaan. Er werd begonnen aan een gigantisch programma van privatisering en ‘structurele aanpassing’ waardoor miljoenen mensen nu zonder huis, baan, water of stroom zijn komen te zitten.
Waarom gebeurt dit? Het heeft weinig zin opzichtig te treuren en ons verraden te voelen. Hoe je het ook draait of wendt, Lula en Mandela zijn mensen van formaat. Maar zo gauw ze de oversteek van oppositie naar regering maken worden ze door een hele reeks gevaren gegijzeld – waarvan het gevaar van kapitaalvlucht het venijnigste is – die elke regering in een oogwenk ten val kan brengen. Als je gelooft dat het persoonlijke charisma van een leider met eervol een strijdverleden het corporate kartel schade kan berokkenen, begrijp je niets van hoe het kapitalisme functioneert en ook niets van hoe de macht functioneert. Radicale verandering kan niet door regeringen worden bemiddeld, maar alleen door mensen worden afgedwongen.
Op het World Social Forum kwamen een aantal van de beste denkers ter wereld bijeen om van gedachte te wisselen over wat er om ons heen gebeurt. Door deze gesprekken krijgen we steeds beter in beeld voor welk soort wereld we strijden. Het is een noodzakelijk proces dat niet mag worden ondermijnd. Maar als we al onze energie blijven steken in het WSF, ten koste van echte politieke actie, dan loopt het forum, dat in de beweging voor global justice zo’n belangrijke rol heeft gespeeld, het risico een instrument van onze vijanden te worden. Wat we zo snel mogelijk moeten bespreken zijn strategieën van verzet. We moeten ons op concrete doelen richten, concrete strijden voeren en concrete schade toebrengen. Gandhi’s zoutmars was meer dan politiek theater. Toen duizenden mensen in India als daad van openlijke ongehoorzaamheid naar zee liepen om hun eigen zout te halen, lapten ze daarmee de zoutbelastingwetten aan hun laars. Het was een directe aanval op de economische fundamenten van het Britse Empire. Het was concreet. Hoewel we met onze beweging een aantal belangrijke overwinningen hebben behaald, moeten we ervoor waken dat geweldloos verzet niet verslapt tot ineffectief, feel-good politiek theater. Het is een strijdmiddel om te koesteren, en zal voortdurend opnieuw moeten worden gesmeed en geslepen. We mogen niet toestaan dat het verwordt tot louter spektakel, een foto-moment voor de media.
Dat er op 15 februari vorig jaar, in een indrukwekkende publieke vertoning van moreel besef, tien miljoen mensen in vijf werelddelen de straat opgingen om tegen de oorlog met Irak te protesteren was geweldig. Maar het was niet genoeg. Omdat 15 februari in het weekend viel hoefde niemand er zelfs een vrije dag voor op te nemen. Oorlogen worden niet door vakantieprotesten afgelast en dat weet George Bush ook. De zelfverzekerdheid waarmee hij deze overweldigende eensgezindheid domweg negeerde zou voor ons allen een les moeten zijn. Bush gelooft dat Irak bezet en gekoloniseerd kan en mag worden, net als Afghanistan, net als Tibet, net als nu in Tsjetsjenië, zoals ooit in Oost-Timor en zoals nog steeds in Palestina. Het enige dat daarvoor nodig is, in zijn optiek, is je in te graven en rustig afwachten – tot de door crisis gevoede media als aasgieren de afgekloven botten achterlaten en naar het volgende maal trekken. Een kaal karkas is gauw uit de bestsellerlijst verdwenen en zal onze heilige verontwaardiging dan niet meer oproepen. Dat hoopt hij althans.
Deze beweging van ons heeft behoefte aan een grote overwinning van werelds formaat. Dat we gelijk hebben is niet genoeg. Iets winnen is soms ook belangrijk, ook al is het louter om onze vastberadenheid te toetsen. Om iets te winnen moeten we eerst iets afspreken. Dat ‘iets’ hoeft niet een of andere overkoepelende, vooraf vastgestelde ideologie te zijn waarin we onszelf (en onze prachtige aanleg voor factievorming en twist) moeten wringen. We hoeven daarbij geen onvoorwaardelijke trouw te zweren aan één bepaalde vorm van verzet ten koste van alle andere. Een minimumagenda kan volstaan.
Als we met ons allen inderdaad t̩gen het imperialisme zijn en t̩gen het neoliberaliseringsproject, laten we ons dan op Irak richten Рwant Irak is de onvermijdelijke culminatie van beide. Sinds Saddam Hussein gevangen is genomen, zijn heel wat anti-oorlogsactivisten aan een verwarde terugtocht bezig. Is de wereld zonder Saddam Hussein er niet beter op geworden? zo vragen ze voorzichtig.
Laten we niet meer om de hete brij heen draaien. De gevangenneming van Saddam Hussein door het Amerikaanse leger toejuichen en daarmee de invasie en bezetting van Irak achteraf rechtvaardigen is als het heilig verklaren van Jack the Ripper voor het fileren van de Boston Strangler. En dat na een kwarteeuw waarin het Rippen en Stranglen een gezamenlijk project, een joint enterprise was. Het is een familieruzie. Het zijn zakenpartners die mot hebben over een dirty deal. Jack’s de Chief Executive Officer.
Als we tegen het imperialisme zijn, zullen we dan afspreken dat we tegen de Amerikaanse bezetting zijn en dat we vinden dat de Verenigde Staten zich uit Irak moeten terugtrekken en herstelbetalingen schuldig zijn aan het Iraakse volk voor de geleden oorlogsschade?
Welke vorm moet ons verzet nu krijgen? Laten we met iets heel kleins beginnen. Het gaat er niet om dat we steun verlenen aan het Iraakse verzet tegen de bezetting en in discussies gaan uitzoeken wie daartoe precies gerekend mag worden. (Zijn het de oude slachters van de Baath-partij, Islamitische fundamentalisten?).
Het wereldwijde verzet tegen de bezetting moet door ons gestalte krijgen.
Ons verzet moet beginnen bij een weigering de legitimiteit van de Amerikaanse bezetting van Irak te aanvaarden. Dit betekent dat we het Empire fysiek onmogelijk moeten maken zijn doelen te verwezenlijken. Daartoe is het nodig dat soldaten weigeren te vechten, reservisten weigeren te dienen, arbeiders weigeren schepen en vliegtuigen vol wapens te proppen. Het betekent zeer zeker dat we in landen als India en Pakistan een dam moeten opwerpen tegen de plannen van de Amerikaanse regering om Indiase en Pakistaanse soldaten naar Irak te sturen om na hen de boel op te ruimen.
Ik stel voor dat we op een of andere manier twee van de grote concerns uitkiezen die nu munt slaan uit de vernietiging van Irak. We zouden dan een lijst kunnen opstellen van álle projecten waarbij ze betrokken zijn. We zouden in iedere stad en in ieder land in de hele wereld hun vestigingen kunnen opsporen. We zouden achter ze aan kunnen gaan. We zouden ze kunnen stilleggen. Het komt erop aan dat we onze gezamenlijke inzichten en ervaringen uit eerdere strijdperken op één welbepaald doel richten. Het is een kwestie van het verlangen te winnen.
Het Project for the New American Century wil onrechtvaardigheid tot in de lengte der dagen voortzetten en Amerikaanse hegemonie vestigen tot elke prijs, al is die prijs apocalyptisch. Het World Social Forum eist rechtvaardigheid en overleving.
Om deze redenen dienen wij onszelf te beschouwen als zijnde in staat van oorlog.

(Vertaling: Nigel Harle en Bart Jan de Graaf. Van Arundhati Roy zijn in Nederlandse vertaling verschenen: Oneindige gerechtigheid, De god van kleine dingen en Het einde van illusies – essays, allemaal in pocket bij Prometheus. Het eerste boek is in Buiten de Orde #2, zomer 2003 besproken.)

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Arundhati Roy.)