De kredietcrisis is terug en de Federal Reserve raakt in Paniek op een Oceaan van Schuld
In paniek en onder druk van het grote kapitaal en van president Trump heeft de Fed (de Amerikaanse Federal Reserve) op dinsdag 17 september 2019 53,2 miljard dollar in de banken gepompt omdat ze te weinig dagelijkse financiering van de Interbancaire Kredietmarkt of de Geldmarktfondsen beschikbaar hadden (zie kader hieronder). Soortgelijke operaties werden herhaald op 18, 19 en 20 september (zie Wall Street Journal zie ook (Anti-K, Frans), en vervolgens wederom na het weekend van 23 en 24 september voor een bedrag van 75 miljard dollar per dag gedurende de vijf dagen (Business Insider).
(Door Eric Toussaint, CADTM, vertaling: globalinfo.nl (die uw donaties goed kan gebruiken Foto Fed-gebouw in New York, Todd Blaisdell CC2.0/Flickr, nb: technische/economische termen worden in het originele stuk uitgelegd)
Op de 18e, nog steeds onder druk, verlaagde de Fed voor de tweede keer in drie maanden haar prime rate van 2% naar 1,75% (Guardian). Deze actie hield Trump’s voortdurende wraakzucht tegen de Fed niet tegen in een twittertweet, “Jay Powell en de Federal Reserve gaan weer fout”. Geen ‘lef’, geen gevoel, geen visie! Een verschrikkelijke communicator!”.
Jay Powell and the Federal Reserve Fail Again. No “guts,” no sense, no vision! A terrible communicator!
— Donald J. Trump (@realDonaldTrump) 18 septembre 2019
Trump wil zelfs dat de Fed haar prime rate verlaagt tot 0% in lijn met de ECB en de Bank of Japan.
We zitten weer in precies dezelfde situatie als in september 2008 toen de grote banken, die aan het omvallen waren, elkaar geen geld meer wilden lenen (en zo het faillissement van Lehman Brothers in gang brachten) en een beroep moesten doen op de centrale banken om hulp. De grote particuliere banken hadden het vertrouwen van alle betrokkenen verloren. De bankmarkten droogden gewoon op en de pers schreeuwde: ‘kredietcrisis’. Vanaf dat moment had de Fed een massale en gestage stroom van liquiditeiten naar de grote Amerikaanse private banken gepompt en gaven ook de Europese banken tot 2011 massaal toegang tot dollarliquiditeiten. Daar was een goede reden voor; de banken van de twee continenten zijn zo onderling afhankelijk dat als de Europese banken door een tekort aan dollars niet in staat zouden zijn geweest om hun verplichtingen jegens Amerikaanse banken na te komen, dit ernstige problemen voor de Amerikaanse banken had kunnen veroorzaken.
Kadertje: Wat zijn Money Market Funds?
De Money Market Funds (MMF’s) zijn Noord-Amerikaanse of Europese financiële organisaties die zich grotendeels of zelfs volledig onttrekken aan de bancaire controle door simpelweg geen bankvergunning te hebben. Zij doen aan wat men ‘schaduwbankieren’ noemt. Theoretisch worden de MMF’s verondersteld met de nodige voorzichtigheid te handelen, maar in feite is hun houding “wat kan het schelen”. Wetende dat als men zou falen er een groot risico zou zijn dat een door de overheid gefinancierde reddingsoperatie nodig zou zijn, probeerde de regering-Obama deze te reguleren. Dit werd slechts gedeeltelijk gedaan. De MMF’s zijn een grote reden tot bezorgdheid vanwege de aanzienlijke bedragen die ze kunnen voortbrengen en de verlaging van hun winstmarges die sinds 2008 is opgetreden. In 2019 controleerden Amerikaanse geldmarktfondsen 3.400 miljard dollar (bron), vergeleken met 3.800 miljard dollar in 2008. Geldmarktfondsen verzamelen investeringskapitaal van onder andere banken en pensioenfondsen, dat op zijn beurt wordt uitgeleend op basis van kortetermijnovereenkomsten, vaak dagelijks, aan banken, bedrijven en staten. In de jaren 2000 werd deze vorm van geldhoeveelheid een belangrijk onderdeel van de financieringsmogelijkheden van banken op korte termijn.
Moody’s zegt dat in de periode 2007-2009 62 geldmarktfondsen gered moesten worden van het faillissement van hun titulaire banken en verzekeringsmaatschappijen. In de VS en de andere landen in Europa waren 36 geldmarktfondsen actief voor een totale steun van 12,1 miljard dollar. Tussen 1980 en 2007 moesten 146 geldmarktfondsen worden gered door hun stakeholders. In 2010-2011 moesten volgens Moody’s 20 geldmarktfondsen geherkapitaliseerd worden. Dit toont aan hoeveel hun acties het financiële systeem in gevaar brengen.
(einde kader)
“Het wereldwijde kapitalisme blijft drijven op een zee van schulden en massale geldinjecties door de belangrijkste centrale banken (de ECB, de Fed, de Bank of Japan, de Bank of Japan, de Bank of England en de Bank of China) versterken deze tendens”.
Deze gebeurtenissen zijn andere illustraties van de toestand van het wereldwijde kapitalisme: de groei is uiterst zwak in de meest geïndustrialiseerde landen; de geleidelijke vertraging van de Amerikaanse economie, die werd gestimuleerd door de belastingverlagingen van Trump in 2017-18 voor het grote kapitaal, baart het bedrijfsleven zorgen; de Duitse economie verkeert in moeilijkheden, net als de Britse en Italiaanse economie; de autoverkopen zijn zeer zwak in Duitsland, China, India en meer in het algemeen; hoewel de economie van China nog steeds met 5-6 procent groeit, heeft zij nu de laagste groei in dertig jaar; de bedrijfswinsten worden niet of nauwelijks opnieuw geïnvesteerd in de productie, ze worden meestal veel meer in de zakken van de aandeelhouders gestoken of in de enorme geldstroom van financiële speculatie gegooid; de klimaatverandering is geen echte zorg voor de CEO’s of hun grote aandeelhouders; sinds de crisis van 2008 is de banksector niet gereguleerd en is deze nog meer geconcentreerd; de grote particuliere banken blijven veel middelgrote banken opslorpen en zijn op zoek naar onmiddellijke winsten door middel van speculatie; de toezichthoudende autoriteiten en overheden hanteren, in medeplichtigheid met het grote kapitaal, een laissé faire politiek.
Het wereldwijde kapitalisme blijft drijven op een zee van schulden en massale geldinjecties door de belangrijkste centrale banken (de ECB, de Fed, de Bank of Japan, de Bank of Japan, de Bank of England en de Bank of China) versterken deze tendens.
Door het beleid van de centrale banken en de regeringen is de economie van de geïndustrialiseerde landen beland in wat de Britse econoom J.M. Keynes (1883 – 1946) een ‘liquiditeitsval’ noemde. Terwijl de centrale banken geld in de economie pompen om deze te stimuleren, houden de banken en grote bedrijven die het liefst vast of gebruiken ze het om te speculeren.
Het is nuttig om te herinneren aan de opmerkingen van Karl Marx in 1867: “Bij hun geboorte waren de grote banken, versierd met nationale titels, slechts verenigingen van particuliere speculanten, die zich aan de zijde van regeringen plaatsten en, dankzij de privileges die ze kregen, in staat waren om geld voor te schieten naar de staat”. (*1)
De vraag is niet of deze bubbels zullen barsten, maar wanneer?
Wat betreft crises voegde hij eraan toe: “de crisis zelf begint waar speculatie wijdverbreid is en beïnvloedt de productie pas later. De externe waarnemer ziet overproductie niet als de oorzaak van de crisis. De daaropvolgende productiechaos lijkt geen verband te houden met haar eigen eerdere uitspattingen, maar lijkt een eenvoudige reactie op de afnemende speculatie”.(*2)
In de huidige situatie is de kapitalistische economie een nieuwe fase van crisis ingegaan met een duidelijke vertraging van de productie die de overproductie overtreft ten opzichte van de kredietwaardigheid en het niveau van de speculatie met financiële activa (zie verderop). Daarnaast is er de handelsoorlog, de nieuwe wapenwedloop en de wisselkoersfricties. Ondertussen bereikt de ecologische crisis nieuwe proporties en het grote kapitaal, zoals altijd op zoek naar snelle winsten, verergert deze alleen maar. Het wordt tijd dat we een nieuw respect voor de natuur creëren, waarvan de mensheid een integraal onderdeel is.
De Liquiditeitsval
In de rest van dit artikel zal ik het beleid van de centrale banken van de grootste economieën sinds het begin van de crisis opnieuw onder de loep nemen en een overzicht geven van de bedreigingen die zij aan het licht brengen. De centrale banken staan voor een dilemma, een dilemma dat ze zelf hebben gecreëerd.
Banken zijn duidelijk afhankelijk van overheidssteun
Om het simpel maar duidelijk te zeggen, vragen de centrale banken zich af hoe lang ze nog enorme hoeveelheden liquiditeiten in het banksysteem kunnen pompen en tegelijkertijd de rentetarieven bijna op nul kunnen houden, of in ieder geval lager dan het inflatieniveau. Zij weten heel goed dat dit beleid, dat bedoeld is om de banken en grote niet-financiële ondernemingen te beschermen, nieuwe speculatieve zeepbellen dreigt te produceren. De vraag is niet of deze zeepbellen zullen barsten, maar wanneer?
Tegelijkertijd weten ze dat als ze de liquiditeitsinjecties sterk verminderen, ze de grote banken in gevaar brengen en dat de recent gevormde speculatieve zeepbellen dan zullen uiteenspatten. Als ze bovendien de rentetarieven verhogen, zal dit de banken nog kwetsbaarder maken en leiden tot meer spattende bellen. Een bijkomend probleem is dat hogere rentetarieven automatisch zouden leiden tot hogere kosten voor het afbetalen van de overheidsschuld en daarmee tot een verergering van de overheidstekorten. (*3)
Door het beleid van de centrale bank en de overheid zijn de economieën van de geïndustrialiseerde landen in de zogenaamde liquiditeitsval van Keynes terecht gekomen.
Natuurlijk zijn er alternatieven (*4). Deze impliceren radicale politieke keuzes en veranderingen, namelijk het niet langer bevoordelen van de rijkste 1% en het doorvoeren van hervormingen in het belang van de 99%. De centrale bankiers hebben echter niet de wil om de klassen-keuze van hun beleid te veranderen. Zij staan ten dienste van de 1 procent, de hand die hen voedt.
Dit brengt ons bij de kern van hun dilemma: of ze doorgaan met de fout van hun huidige beleid – hoge liquiditeitsinjecties en lage rentevoeten – of de fout maken om ze te veranderen terwijl ze dezelfde logica aanhouden. (*5)
Het huidige beleid van lage rentevoeten en hoge liquiditeitsinjecties heeft de volgende effecten gehad (*6):
1. De banken slagen er, op enkele opmerkelijke uitzonderingen na, in om overeind te blijven omdat de centrale banken middelen ter beschikking stellen die niet langer beschikbaar zijn op de financiële markten. De interbancaire kredietverlening is sterk verminderd en het te gelde maken van langlopende bancaire effecten, zoals gedekte obligaties en andere, is zeer moeilijk geworden. Het nieuwe geld geeft de banken toegang tot de geldmarktfondsen voor hun dagelijkse financiering. Deze toegang kan van de ene op de andere dag opdrogen, zoals op dinsdag 17 september 2019 het geval was. Banken zijn duidelijk afhankelijk van staatssteun.
2. De banken hebben hun speculatieve activiteiten voortgezet door andere zeer lucratieve markten aan te boren en voorlopig de vastgoedmarkt te mijden om te speculeren op de grondstoffen- en voedselmarkten, die in 2008-2009 een hoogtepunt bereikten; staatsobligaties (sinds 2009); bedrijfsobligaties, aandelen (sinds begin 2013); en deviezen. Hun handelsactiviteiten zijn dus niet afgenomen. De speculatietechnieken zijn veranderd, in sommige gevallen verergerd, zoals in de toename van de hoogfrequente handel.
3. De banken hebben hun kredietverlening aan consumenten en aan kleine en gemiddelde bedrijven, die het merendeel van de banen creëren, verminderd. De perifere economieën van de EU zijn het zwaarst getroffen. In tegenstelling tot de wensen van de Centrale Banken, die meer geld in de economie willen pompen, hebben de banken hun voorwaarden voor het verstrekken van leningen aan de reële economie aangescherpt. De Centrale Banken ondernemen echter geen enkele actie om de banken de uitgifte van leningen op te leggen en zo de vraag te creëren en de groei te bevorderen of het weinige dat er is, te ondersteunen.
4. Grote niet-financiële ondernemingen die op zoek zijn naar financiering kunnen hun eigen bedrijfsobligaties uitgeven. Banken en andere ‘zinzins’ (institutionele beleggers) kopen ze omdat ze een goed rendement opleveren en gemakkelijk op de secundaire markt worden verkocht. De kleine en gemiddelde bedrijven die deze mogelijkheid niet hebben, worden benadeeld. Mario Draghi, president van de ECB, stelt voor dat de banken bedrijven gestructureerde leningen aanbieden die bankiers in staat stellen het risico van hun balansen af te schrijven als Asset Backed Securities (ABS). Waar gaat het hier om? Banken die leningen verstrekken aan kleine bedrijven kunnen deze opnemen in een gemengd pakket van dezelfde soort als de Collateralized Debt Obligations (CDO). Deze ABS worden dan beschouwd als onderpand voor leningen tegen 0,25% van de centrale bank. Banken lenen aan bedrijven tegen 5 tot 6% in Italië en Spanje, en tussen de 3 en 4% in Frankrijk en Duitsland. Wanneer hij de kans krijgt, haast Mario Draghi zich om de banken te wijzen op de mogelijkheid om goede winsten te maken. Ondanks deze aantrekkelijke stimulans blijven de banken terughoudend om steeds meer (gestructureerde) leningen aan lokaal gevestigde ondernemingen aan te bieden. (*7)
5. Het beleid van de banken inzake overheidsschulden is zowel complementair als tegenstrijdig. Enerzijds aarzelen ze niet om te speculeren met de staatsschuld van bepaalde landen die ze in moeilijkheden hebben helpen brengen. Wanneer zij niet rechtstreeks ingrijpen, maken zij gebruik van hun andere financiële structuren, zoals hedgefondsen, SPV’s (Special Purpose Vehicles) of pensioenfondsen. Tegelijkertijd hebben de banken hun staatsschuld verhoogd als bron van hoge rendementen, waarbij Italiaanse en Spaanse obligaties, naast Oekraïense of Turkse obligaties, het belangrijkste voorbeeld zijn. Obligaties uit andere landen, zoals de VS, het VK, Duitsland en andere sterke eurozonelanden, worden gebruikt als garantie en zijn gemakkelijk verhandelbare effecten die snel kunnen worden omgezet in liquiditeit, indien nodig. Het is geen verrassing dat het beleid van de banken tegenstrijdig lijkt te zijn: ze zitten gevangen tussen de hamer van hun speculatieve activiteiten (op zoek naar een hoog rendement) en het aambeeld van hun andere investeringen.
6. Dit gezegd zijnde, hebben de banken hun activiteiten geenszins opgeschoond en hebben zij hun gebruik van de hefboomwerking nauwelijks verminderd. De ervaring van Deutsche Bank in 2018-2019 is daar een voorbeeld van.
7. Over het algemeen hebben het beleid van de Centrale Bank en de overheid zeer negatieve gevolgen gehad voor de gezondheid van de economieën, terwijl het de banken en de rest van de financiële sector, samen met de grote niet-financiële vennootschappen, tevreden heeft gesteld. Miljoenen banen zijn verloren gegaan, miljoenen gezinnen zijn uit hun huizen verdreven, de armoede en ongelijkheid zijn sterk toegenomen, de kwaliteit van de openbare diensten is ernstig en opzettelijk verslechterd en nieuwe speculatieve zeepbellen zijn in de maak
8. Hieronder volgt een lijst van bekende speculatieve zeepbellen in voorbereiding, die op dit moment een hoog rendement opleveren:
- de zeepbel op bedrijfsobligaties. De laatste grote crashes vonden plaats in 1994 en 1987.
- de beurzen groeien te snel, vooral sinds 2013 (de laatste zeepbel is in 2007-2008 gebarsten)
- er vormt zich een vastgoedbel in de VS en in China.
Het uiteenspatten van zelfs maar een van deze bellen kan verstrekkende gevolgen hebben.
Nieuw bij de huidige vastgoedzeepbellen is dat ze zich voordoen in situaties van stagnatie of zwakke economische groei in de geïndustrialiseerde landen, terwijl eerdere zeepbellen zich ontwikkelden in periodes van economische euforie en vrij hoge groei.
9. Door het beleid van de centrale bank en de overheid zijn de economieën van de geïndustrialiseerde landen in de zogenaamde liquiditeitsval van Keynes terechtgekomen. Terwijl de centrale banken liquiditeiten injecteren en de rentetarieven verlagen, houden de grote banken hun middelen liever op stal om zich voor te bereiden op de explosie van de tijdbommen die ze in hun boeken zien, en om zich in te dekken tegen het uiteenspatten van de nieuwe zeepbellen die ze creëren. De industriële en dienstverlenende bedrijven investeren niet omdat de vraag, of die nu particulier of publiek is, armzalig is. Ze zitten ofwel op enorme liquiditeitsreserves ofwel gebruiken ze die om te speculeren. Dat is ongehoord. De grote bedrijven staan sceptisch tegenover het investeren van hun middelen in de economie van de productie en/of het verstrekken van leningen aan consumenten of kleine bedrijven. Om uit de liquiditeitsval te ontsnappen, moeten de overheden volgens Keynes de overheidsuitgaven verhogen om de vraag te stimuleren en zo de economie te stimuleren. De investeringsuitgaven zouden kunnen worden gericht op hernieuwbare energie, grote openbare technische projecten, openbare gebouwen -met name scholen en ziekenhuizen- en er zou een enorme inspanning kunnen worden geleverd voor een ecologische transitie. Er zou meer personeel kunnen worden aangenomen in de openbare diensten, met name in de gezondheidszorg, het onderwijs en de sociale diensten, en er zouden hogere salarissen kunnen worden betaald. De pensioenen en uitkeringen zouden kunnen worden verhoogd. Natuurlijk zijn centrale banken en regeringen doof voor dergelijke voorstellen.
10. Als gevolg van hun beleid zijn de balansen van de centrale banken aanzienlijk in omvang toegenomen. Deze enorme expansie in zo’n korte periode heeft de grote particuliere banken in staat gesteld om even machtig te blijven als altijd, zonder dat dit de economieën in crisis verlichting heeft gebracht. Eerdergenoemde punten wijzen hier duidelijk op. Ondanks dramatische aankondigingen zijn er geen radicale maatregelen genomen om het banksysteem echt op te schonen. Dankzij de acties van de centrale banken en de overheidsbeslissingen die in hun kielzog volgen, zetten de grote particuliere banken hun uiterst speculatieve en vaak frauduleuze en zelfs criminele activiteiten voort. Ze worden geholpen door een permanent mechanisme van transfusie van middelen (onbeperkte openbare leningen tegen zeer lage en soms negatieve rentetarieven). Sommigen van hen, zelfs de grotere, zijn afhankelijk van dit infuus: naast de onbeperkte openbare leningen, zijn ze geherkapitaliseerd met overheidsgeld en worden hun verplichtingen gegarandeerd door de regeringen.
Hetzelfde beleid van de centrale banken en regeringen heeft geleid tot een enorme toename van de overheidsschuld.
Hetzelfde beleid van de centrale banken en regeringen heeft geleid tot een enorme toename van de overheidsschuld. Dit is te wijten aan verschillende samenhangende factoren: de kosten van de reddingsoperaties van banken; de vele kosten van de crisis waarvoor de Centrale Banken, regeringen, particuliere banken en de grote bedrijven verantwoordelijk zijn; steeds meer belastingvoordelen voor grote bedrijven en de rijken. Dit zijn allemaal duidelijke aanwijzingen voor het onrechtmatige karakter van een groot deel van de overheidsschuld. De kwijtschelding van deze schuld is een van de essentiële voorstellen om een einde te maken aan de crisis.
De centrale banken en de crises in het kapitalistische systeem
In het kapitalistische systeem dienen crises als regelgevers: speculatieve zeepbellen barsten uit elkaar, waarna de prijzen van activa hun werkelijke waarde benaderen, winstgevende bedrijven gaan ten onder, kapitaal wordt vernietigd, de werkloosheid stijgt en de lonen dalen. Crises maken deel uit van het metabolisme van het kapitalisme. Dit is niet om crises of kapitalisme te rechtvaardigen, maar alleen om aan te geven dat crises een essentieel onderdeel zijn van de manier waarop het kapitalisme werkt. Tot nu toe is het overheidsingrijpen, dat meegaand reageert op de eisen van de werkgevers, erin geslaagd om de crisis te voorkomen of te voorkomen dat de crisis zijn normale functie van zuivering van het kapitalistische systeem vervult.
Terwijl onder de bevolking de slachtoffers van de crisis tientallen miljoenen mensen bedraagt, hebben de verantwoordelijken geen enkele poging gedaan om het kapitalisme op te ruimen. De ontmanteling van grote bedrijven is zeer beperkt gebleven, de banken hebben hun boeken niet opgeschoond en er zijn of worden nieuwe zeepbellen gevormd. De productieve investeringen zijn niet hervat.
Als er geen radicale ommezwaai ten gunste van sociale rechtvaardigheid wordt gemaakt, zal de crisis nog vele jaren duren en/of plotseling een gruwlijke richting krijgen.
Er moet een internationalistische strategie worden gevolgd. Het feit dat slechts een klein aantal banken in Japan, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten is omgevallen, is volledig te danken aan de hulp die zij van de Centrale Banken en de regeringen van de EU hebben ontvangen. De machthebbers waren van mening dat de particuliere banken “te groot waren om failliet te mogen gaan”. Overheidsbeleid dat de belangen van het grootkapitaal blijft behartigen en de sociale en economische rechten van de bevolking aantast, onvoldoende of verminderde publieke en private investeringen en het voortdurend uiteenspatten van speculatieve zeepbellen zijn de ingrediënten van de langdurige crisis. Als er geen radicale ommezwaai ten gunste van sociale rechtvaardigheid wordt gemaakt, zal de crisis nog vele jaren duren en/of plotseling een gruwelijke richting krijgen.
Er moet een internationalistische strategie worden aangenomen. Het is noodzakelijk om voortdurend internationalistische acties te zoeken, te ontwikkelen en te coördineren op het gebied van schulden, ecologie, huisvestingsrechten, de behandeling van migranten en vluchtelingen, volksgezondheid, openbaar onderwijs en andere openbare diensten, en arbeidswetgeving.
Dergelijke acties moeten ook worden ondernomen om de centrale banken onder controle van de overheid te stellen om ze in dienst te stellen van de bevolking, om banken en verzekeringsmaatschappijen en de energiesector te socialiseren, om de commons opnieuw toe te eigenen, om onwettige schulden te schrappen, om kerncentrales te sluiten, om het gebruik van fossiele brandstoffen radicaal te verminderen, om fiscale dumping en belastingparadijzen te verbieden, om de rechten van vrouwen en LGBTI’s te verdedigen en uit te breiden, en om wetgevende processen op gang te brengen. Kortom, een programma dat resoluut antikapitalistisch, feministisch, internationalistisch en ecologisch verantwoord is.
Voetnoten
(*1) Karl Marx, 1867, Het Kapitaal deel I, deel I, hoofdstuk 31.
(*2) ‘Crisis, welvaart en revoluties’, Marx-Engels, mei tot oktober 1850 in La crise, 10-18, 1978, blz. 94.
(*3) Merk op dat verhogingen van de primaire rentetarieven zeer negatieve gevolgen zullen hebben voor de schatkisten van ontwikkelingslanden die meer moeite zullen hebben om hun schulden te herfinancieren en veel kapitaal zullen zien vluchten naar veiligere geïndustrialiseerde landen. Centrale bankiers geven hier niet om: de voorzitter van de Fed zei het in februari 2014. Dit doet denken aan de gebeurtenissen van 1980-1981, toen de rentetarieven omhoog sprongen na de beslissingen van de Fed. Verschillende auteurs hebben de effecten van de wijziging van het Fed-beleid in oktober 1979 geanalyseerd (zie met name Gérard Duménil, Dominique Lévy en de vele artikelen van Eric Toussaint die in coördinatie met het CADTM zijn gepubliceerd).
(*4) (zie website CADTM).
(*5) De Fed is vanaf december 2013 begonnen met een voorzichtige koerswijziging door de maandelijkse aankopen van MBS- en Amerikaanse staatsobligaties te verminderen. (MBS = mortgage backed securities, vert.)
(*6) Andere dan de crimes and misdemeanors (vergrijpen en misdaden) van de banken. Dit werd geanalyseerd in de serie: Banks and the doctrine “too big to condemn”, gepubliceerd in 2014 en ook gepubliceerd in mijn boek Bancocratie.
(*7) In 2013 daalden alle soorten ABS (Asset Backed Securities) in Europa met 38% ten opzichte van 2012 (Financial Times, 18 februari 2014). In 4 jaar tijd is de daling meer dan 80%! (Financial Times, 3 september 2013).