Ga naar de inhoud

De Joodse arbeidersbeweging in Londen

Onder de titel ‘Open de poorten van de vrijheid’ verscheen recentelijk bij Kelderuitgeverij, Utrecht de biografie van Milly Witkop (1877-1955), één van de belangrijkste vrouwen van de Joodse en anarchistische arbeidersbeweging van eind 19de en begin 20ste eeuw. Ze was de partner van Rudolf Rocker (1873-1958), van wie vorig jaar, onder de titel ‘Onder Joodse arbeiders’, zijn herinneringen verschenen. Naar aanleiding van deze publicaties brengen we hier een kort overzicht van ontstaan en bloei van de Joodse arbeidersbeweging in de periode kort vóór de Eerste Wereldoorlog in Londen.

28 min leestijd

(Door Jean-Marc Izrine, vertaling Jony Lennarts, foto Jewish East End Celebration Society en hier is een pdf-versie van het artikel)

Vanaf het einde van de 19de eeuw vond er een grote migratiestroom van Oost-Europese Joden naar de East End van Londen plaats (*1). De East End stond bekend als een gevaarlijke achterbuurt. Louise Michel, één van de voorvechtsters van de Commune van Parijs en één van de grote vertegenwoordigers van het anarchisme in Frankrijk, beschreef de East End tijdens haar verblijf in Londen als de ‘beerput van de mensheid’. De nieuwe immigranten, de ’greeners’, vormen een overuitgebuit proletariaat. Reeds op de perrons van de treinstations en aan de voet van de kades staan onderaannemers op de uitkijk om de nieuwkomelingen te recruteren. De ‘greeners’ kennen niet de taal van het land, hebben niet veel geld, dikwijls geen beroepskennis die ze ter plaatse kunnen gebruiken, en zijn daardoor verplicht om om het even welk werk aan te nemen en zich ter plekke te scholen bij kleine Joodse ondernemers die nauwelijks beter af zijn. De textielindustrie is de belangrijkste sector van de East End. Ze levert goedkope kleren aan de grote winkels van Londen.

Deze immigranten, die zich van alles moeten leren welgevallen, worden geconfronteerd met het sweating system waarin de arbeiders en arbeidsters zich gedurende een lange werkdag te pletter werken, dikwijls van zonsopgang tot laat in de nacht, in een ongezonde woning of een werkplaats – dikwijls een zolderkamer of een kelder. Het werk wordt vreselijk slecht betaald en is zeer monotoon. De arbeidsomstandigheden worden er met de voeten getreden, tegen alle veiligheids- en hygiëneregels van de rest van het land in. Deze activiteit, die gangbaar werd door de ontwaarding van de oude beroepen van de kledings- en schoenindustrie, is gesitueerd tussen het ambacht en de industrie in. Het zijn werkzaamheden die het autochtone proletariaat verfoeit maar waar de immigrant zich, bij gebrek aan iets beters, op werpt. Deze verdient net genoeg om niet te sterven maar veel te weinig om te kunnen leven. Aan de onderste trap van de ladder bevinden zich de vrouwen en kinderen, die ook hun bijdrage moeten leveren.

Overgeplaatst naar het getto, overgeleverd aan een eigenaar, die zelf een vroegere immigrant is, in dienst van een kleine patroon van dezelfde origine, worden de Joodse proletariërs ondergedompeld in een microkosmos van de kapitalistische maatschappij. Deze microkosmos ent zijn endogeen systeem van vijandige sociale klassen op een etnische en religieuze basis, die met een communautaire geest doordrenkt is. ‘De Joodse werkplaats’ wordt aldus doorkruist door talrijke sociale spanningen. Dat is het terrein waarop de nieuwe ideeën in botsing komen met de oude traditionele waarden.

Een moeizame start

In 1872 wordt de eerste Joodse arbeidersorganisatie, de Vereniging van Litouwse Kleermakers, opgericht op initiatief van Lewis Smith, die nog tijdens de Commune van Parijs actief geweest was. Dat eerste experiment gaat na enkele weken ten onder. In de twee daaropvolgende decennia geeft de agitatie onder het Joodse proletariaat van de East End aanleiding tot de vorming van arbeidersclubs, die dikwijls afhangen van socialistische of anarchistische stromingen. Al deze stromingen werken in de praktijk met elkaar samen. Deze clubs worden gekenmerkt door een zeer scherpe kritiek op de godsdienst, die de haat van de eerste socialisten lijkt te kristalliseren. In 1876 wordt door de Vereniging van Jonge Socialisten, gegroepeerd rond Aaron Lieberman, de eerste vakbond opgericht., Kol ba’al hamelokho khaverim (‘Alle arbeiders zijn broeders’). Deze vakbond bestaat slechts drie maanden en telt driehonderd leden; het wil het sweating system onder vuur nemen. Meerdere, min of meer vluchtige initiatieven tot hergroepering worden ondernomen, totdat de groep Arbeyter Fraynd(‘De Vriend van de Arbeiders’) tot stand komt.

Een socialist, Morris Wintchevsky, richt in 1885 de krant Arbeyter Fraynd op. Dit blad stelt zich open voor alle vooruitstrevende stromingen van de arbeidersbeweging en wijst elke bevoogding door splintergroepen af. De vraag of men al dan niet aan verkiezingen moest deelnemen, vormde op dat moment geen twistpunt, omdat enkel een kleine minderheid van Joodse immigranten erin geslaagd was de Engelse nationaliteit te verwerven, en dus stemrecht had. Men kon zich dus onbekommerd wijden aan de arbeidersstrijd. Beetje bij beetje werkten de libertairen mee aan de Arbeyter Fraynd, totdat de meerderheid van het redactiecomité gewonnen was voor de anarchistische idealen. De eerste die in de kolonnen van de krant schreef was J. Jaffe. Gedurende twee jaar is hij de enige die de anarchistisch getinte artikelen ondertekent. De persoonlijkheid van Wintschevsky en die van een andere sociaaldemocraat, Philippe Kranz, temperen zijn ideologische ijver. De eerste jaren zijn zwaar omdat een groot deel van het publiek niet kan lezen. Anderzijds geeft het redactiecomité, dat een revolutie nabij waande, een veeleer ideologische toon aan het blad, hetgeen de arbeiders en arbeidsters, die vooral bekommerd waren om hun koopkracht, geen voldoening schenkt.

Met verloop van tijd neemt de Arbeyter Fraynd een belangrijke plaats in bij het Joodse proletariaat. Haar redactionele lijn wordt gecorrigeerd en de taal wordt volkser. Het wordt een weekblad. De club van Berner Street (International Working-Men’s Educational Club in de Berner Street in de East End) wordt vanaf haar oprichting in 1885 haar hoofdkwartier. Er verschijnen steeds meer antireligieuze artikelen van de hand van Benjamin Feigenbaum, die zich als een vriend van de anarchisten beschouwt. Hij schrijft ook een reeks liturgische satires waarin hij scherp de psalmen op de korrel neemt en gebeden verdraait door de miserie van het proletariaat van de East End te identificeren met die van de Hebreeuwse slaven in Egypte.

De faam van het blad verontrust de reactionairen. ‘Anglo-Joodse’ patroons en rabbijnen zetten de Joodse uitgeverijen onder druk. Het blad kent bijgevolg verschijningsproblemen. Dankzij de financiële solidariteit uit Amerika kan er een drukmachine gekocht worden en wordt het blad vanaf 1889 opnieuw uitgegeven. Het begin van het decennium 1890 betekent tevens het begin van een klassenconfrontatie, met de controle van de Joodse volkslagen van de East End als inzet. Het ‘Anglo-Joodse’ establishment, dat al lang in het land ingeplant is en gesteund wordt door de reactionaire rabbijnen, predikt de naastenliefde om haar eigen klassenbelangen te verdedigen. Onder bescherming van baron de Rothschild en van de sirs Montéfiore en Montagu worden caritatieve instellingen opgericht met als doel de armsten van de gemeenschap te steunen en het kliëntelisme te bevorderen. Op initiatief van socialistische en anarchistische organisaties die zich rond de Arbeyter Fraynd situeren, ontstaan daartegenover syndicale organisaties en werklozencomité’s.

Rond de werkloosheidsproblematiek doen er zich belangrijke gebeurtenissen voor. De werklozencomité’s organiseren vele massademonstraties en meetings. Verschillende keren bezetten ze de Grote Synagoge. De verstandhouding tussen de burgerij en het rabbinaat veroorzaakt een ideologische samensmelting van de strijd van het dagelijks brood met het atheïsme. Omdat er een groot analfabetisme onder het Joodse proletariaat heerst, raadt in 1890 het redactiecomité de vakbondsleiders aan de krantenartikelen luidop voor te lezen. De anarchisten drukken nog meer hun stempel op de kolonnen van het blad en er zijn ook meer lezers en lezeressen naar het anarchisme overgegaan. Als in 1890 Saul Yanovsky aan het hoofd komt te staan, neemt het blad een duidelijk libertaire wending. Hij geeft er een nieuwe impuls aan. De syndicale kwestie wordt het zwaartepunt van de politieke lijn van het blad en het anarcho-communisme de ideologische basis. Omdat de samenwerking steeds moeizamer verloopt, dragen socialisten en onafhankelijken in 1891 de Arbeyter Fraynd en het lokaal van Berner Street over aan de anarchisten, die veruit in de meerderheid zijn. De onverzettelijkheid van Yanovsky bezorgt hem veel problemen. Nadat hij de corruptie van een vakbondsbureaucraat van de schoenmakers van de East End in de Arbeyter Fraynd had aangeklaagd, wordt hij op een avond in oktober 1892 aangevallen en met een ijzeren staaf op zijn hoofd geslagen, waarbij hij het er nauwelijks levend vanaf bracht.

Het anarchisme wordt de overheersende stroming onder het Joodse proletariaat van de East End. De club van Berner Street, waar het redactiecomité gevestigd is, vormt langzaam het brandpunt van de politieke activiteiten van alle Londense immigranten: Russen, Italianen, Fransen, Tsjechen en Polen. Er worden conferenties van zowel politieke als culturele aard georganiseerd. Wekelijks worden er op vaste uren vergaderingen gewijd aan zowat elk mogelijk thema. Het redactiecomité wordt niet erg verruimd maar ontvangt vele bijdragen en trekt vele Joodse activisten en syndicalisten aan die niet formeel bij een vakbond aangesloten zijn. De populariteit van de Arbeyter Fraynd stijgt ver boven de grenzen van Londen uit. Het wordt gelezen in de provincie, overal waar zich grote migrantengemeenschappen gevestigd hebben. Er worden afdelingen opgericht in Leeds, dat het tweede grootste bastion van de beweging wordt, maar ook in Manchester, Glasgow, Edimburg, Cardiff, Hull, Birmingham, Swansea, alsook in Liverpool, de stad waarin het blad Das Freie Vort(‘De Vrije Wereld’) in 1898 gedurende enkele maanden verschijnt, ter vervanging van de Arbeyter Fraynd.

In oktober van hetzelfde jaar zal Rudolf Rocker, op verzoek van de Londense afdeling, hoofdredacteur van de Arbeyter Fraynd worden. Inderdaad was het blad, als gevolg van interne problemen, sedert maart 1897 niet meer verschenen. Financiële en technische problemen zouden Rocker en zijn vrienden ertoe bewegen de publicatie in 1900 opnieuw op te heffen. De krant werd vervangen door een tijdschrift: Germinal. Deze zeer mooie publicatie, dat als culturele bijlage opgevat werd en ‘een anarchistische wereldvisie’ wilde uitdragen, verscheen gedurende enkele jaren. Ze werd uitgebracht op 16 pagina’s en verscheen tweewekelijks. Het blad werd in 1903 opgeheven maar zou in 1905 door een klein groepje jongeren opnieuw uitgegeven worden. Tot in 1908 kent Germinal, dat zich nog steeds beschouwde als een libertair literair supplement en in het Jiddisch gedrukt werd, een oplage van 2 000 exemplaren en het werd in de vier uithoeken van de wereld verspreid. Er verschijnen vertalingen in een dozijn talen, onder meer in het Spaans, maar in 1947 ook in het Chinees.

De Arbeyter Fraynd verscheen vanaf 1903 opnieuw, nu als weekblad, onder de verantwoordelijkheid van de Jiddische Federatie van anarchistische groeperingen in Engeland en Parijs. Gedurende de dertien daarop volgende jaren was het de spreekbuis van elke strijdbeweging van de East End en nam het deel aan de politisering van de beweging. De uitstraling en de weerklank van de Arbeyter Fraynd zou niet zo groot geweest zijn moest het niet gedragen geweest zijn door het gewone volk van de East End, dat het ondanks de grote armoede en de nood waarin het verkeerde, bleef steunen. Die steun kwam er vooral van jonge meisjes die haast als slavinnen in de sweatshops werkten en die er niet voor terugdeinsden een maaltijd over te slaan om enkele shillings uit te sparen, die ze aan het blad konden geven. Arbeidsters en arbeiders organiseerden collectieve geldinzamelingen in hun werkplaatsen. Door het enthousiasme van het Joodse proletariaat van Londen kende het blad een snelle groei en kon de oplage in 1903 stijgen van 2 500 naar 4 000 exemplaren. In 1905 bereikte het blad haar top met 6 000 exemplaren. In haar uitgeverij werden vele geschriften van anarchistische denkers in Jiddische vertaling uitgegeven, met name Peter Kropotkin, Louise Michel, Elisée Reclus, Mackay, Leon Tolstoj, alsook beroemde schrijvers zoals David Edelstadt, Edward Douwes Dekker (alias Multatuli), Henrik Ibsen, Georg Büchner, Israël Zangwill, Anatole France, Maxim Gorki, Oscar Wilde, Knut Hamsun. Heel die literatuur werd verspreid tot in Wenen, Lemberg, Boekarest, Sofia, Constantinopel, Caïro, Alexandrië, Johannesburg en Kaapstad. Al die tijdschriften en publicaties werden voornamelijk gestuurd naar de gebieden die onder Russisch bestuur stonden, ten einde er de propaganda van de lokale beweging te ondersteunen. Dankzij een militant, Ruderman, die een uitgeverij in Londen en een bijhuis in Vilnius bezat, kon deze Jiddische literatuur naar Litouwen verstuurd worden, van waaruit ze, onder de neus van de censuur, klandestien in heel Rusland werd verspreid.

Opleving van de beweging

>Naar aanleiding van de terdoodveroordeling van de martelaren van Chicago (*2) wordt in 1889 de groepering The Knights of Labour (‘De Ridders van de Arbeid’) naar het evenbeeld van de groepering in New York opgericht. De groepering verspreidt een aantal anarchistische pamfletten. Het daarop volgende jaar maakt Saul Yanovsky, die door Rudolf Rocker als de meest begaafde polemist in Jiddische taal beschouwd wordt, van de gelegenheid gebruik om een brochure te publiceren, Vos viln di anarkhistn?, dat voor het Joodse arbeiderspubliek van Whitechapel een vulgarisering van de anarchistische opvattingen tracht te geven. Vanaf 1891 begint het anarchisme de overheersende stroming in de Joodse arbeidersbeweging van Londen te worden. De publieke activiteit neemt toe en elke vrijdagavond worden er in een gore kroeg in een doodlopende straat, de Sugar Loaf Pub, samenkomsten georganiseerd. Men houdt er lezingen over de theoretici van het anarchisme. Er worden debatten georganiseerd met vertegenwoordigers van de marxistische stroming. Er nemen veel vrouwen aan de samenkomsten deel. Weinige nemen het woord maar ze engageren zich voor het organisatorische werk en voor geldinzamelingen. Deze jonge militanten missen geen enkele meeting. Het meest bekend zijn de zussen Milly en Polly Witkop, Sara Krein, Marie Grossberg en Fanny Weinberg. Rudolf Rocker beschrijft in de volgende woorden de sfeer die er in zo’n lokaal heerst: ‘Elke week kwam er een soort intellectuele elite in dat armzalig lokaal samen. Door haar onvermoeibare activiteit bracht ze de beweging op gang die één van de mooiste bladzijden uit de geschiedenis van het libertaire socialisme schreef.’

Er traden uitstekende sprekers op, die zowel uit Londen als uit het binnenland afkomstig waren en die Jiddisch spraken: Wess, Sachs, Freeman, Friedental, Baron, Schatz, Eyges, Feinshon, Elstein, Salomon. De meeste van hen waren actief in de vakbond. Het meest briljant was Yud Kaplan. Hij was een gevreesd polemicus, afkomstig uit Litouwen, en hij schitterde op de meetings door zijn heftig atheïsme. Kaplan kende een triest einde. Hij was er samen met zijn echtgenote niet in geslaagd hun zoon ervan te weerhouden zich als oorlogsvrijwilliger aan te melden. Deze kwam tijdens de eerste maanden van 1914 in België om, hetgeen zijn ouders zodanig aangreep dat ze in ellende en waanzin gestort werden.

De strijdvaardigheid van de arbeiders neemt in die periode nog toe. Er vinden zowel in de hoofdstad als in het binnenland demonstraties van werklozen en spontane stakingen plaats. Zowat overal worden er vakbonden opgericht, die relatief lang blijven bestaan.

Op initiatief van de Arbeyter Fraynd werd er zelfs op een sabbatdag, 16 maart 1899, een demonstratie georganiseerd vóór de synagoge van de opperrabbijn Adler, die door de arbeiders als een tegenstander beschouwd werd. 2 000 à 3 000 personen namen eraan deel en trokken op achter een zwarte vlag en een spandoek waarop geschreven stond: ‘Joodse werklozen en slachtoffers van de overuitbuiting’. In dezelfde periode vond er het eerste Yom Kippur-bal plaats. Elk jaar was dit feest het schouwtoneel van antireligieuze manifestaties. In 1904 zwaaiden jonge activisten met broodjes met ham en rookten ze sigaretten vlak vóór de grote synagoge. Behalve antireligieuze propaganda preekten de libertairen ook de vrije liefde. Naast zijn activiteit als uitgever gaf Rudolf Rocker in een achterkamer van een kleine taverne in Whitechapel regelmatig vormingsvergaderingen in het Jiddisch. Een publiek bestaande uit een dertigtal ijverige arbeiders en arbeidsters ontdekte op die manier belangwekkende schrijvers als Zola, Mirbeau, Cervantes, Poesjkin, Ibsen en Shakespeare. Ook werd er schilderkunst besproken aan de hand van afbeeldingen van Goya en Rembrandt, Daumier of Courbet.

Bij de eeuwwisseling verloor de beweging aan kracht, maar nà de pogrom van Kisjenev in 1903 zou ze een nieuwe opleving meemaken. Deze pogrom had een zeer polariserend effect. Er ontwikkelde zich het besef van de specifieke onderdrukking waarvan de Joden het slachtsoffer zijn. Men wordt zich ook bewust van de noodzaak om het nauwe kader van het Jodendom te overstijgen en een beroep te doen op de internationale solidariteit. Op 21 juni 1903 wordt er naar aanleiding van deze pogrom de eerste grote unitaire demonstratie van alle linkse Joodse verenigingen georganiseerd. Pogingen tot recuperatie door vertegenwoordigers van de Bund en van zionisten werden dankzij het onderhandelingstalent van Rudolf Rocker en zijn vrienden afgewend. Het gebeuren overstijgt in verregaande mate het anarchistisch Joodse milieu, zelfs indien haar overwicht in de organisatie daarvan buiten elke twijfel verheven is. 25 000 demonstranten trekken op van Mile End naar Hyde Park. Ook in Leeds, Edimburg en Glasgow vinden er belangrijke meetings plaats.

Arbeidersstrijd

Vanaf dat ogenblik roept de steun aan het Russische vaderland veel enthousiasme op. Op 22 januari 1906 organiseerde de groep Solidarity een meeting in de Wonderland Hall om de ‘Rode zondag’ van 1905 in Sint-Petersburg te gedenken. Er waren 2 000 deelnemers. De groep van Glasgow, aangevoerd door Faitelson, organiseerde in het verlengde hiervan een gelijkaardige meeting met Yud Kaplan als spreker. De tekst hiervan werd in het Russisch en het Jiddisch vertaald en naar Oost-Europa verstuurd. Tienduizenden exemplaren werden aldus verspreid in Groot-Brittannië en in vele andere landen. Vanaf dat jaar herwint de beweging aan kracht, ze groeit snel en diversifieert haar activiteiten. Tussen 1904 en 1912 bereikt de beweging haar grootste succes. Er bestaat kortstondig, in samenwerking met Parijs, een federatie van Jiddisch sprekende anarchistische groeperingen. Op 17 juli 1905 richten Rudolf Rocker en zijn vrienden de Anarchistische Internationale Vereniging Voor Rusland op. In december 1905 brengt de pas opgerichte Anarcho-communistische groepering een Jiddische vertaling van De Internationale uit. Op 6 november 1911 wordt er in samenwerking met Parijs en New York het Anarchistisch Rode Kruis gelanceerd met als doel de Russische politieke gevangenen bij te staan. Om een einde te maken aan het sweating systembenadrukt de Arbeyter Fraynd de noodzaak van een algemene staking. Ze engageert zich meer in het bijzonder in de arbeidersstrijd en ze ontwikkelt de principes van het anarchosyndicalisme, zoals de oproep tot algemene staking, directe actie en klassesolidariteit. De belangrijkste leiders van de beweging, Yanovsky en Rocker, hebben de dagelijkse economische en sociale problemen van het overuitgebuit Joodse proletariaat geanalyseerd. De grote ideologische oproepen tot ‘revolutie’ kennen weinig succes; de noden van het dagelijks leven slorpen alle energie op van proletariërs die door lange arbeidsdagen voor een miserieloontje afgemat zijn. De vervulling van de basisbehoeften wordt de belangrijkste inzet van de vakbondsorganisaties in de kledingsindustrie, de bakkerijen en de andere sectoren waarin de Joden van de East End tewerkgesteld zijn. Loonsverhogingen, arbeidsduurvermindering, verbetering van de arbeidsomstandigheden worden de belangrijkste eisen. Om een inwilliging van de eisen te verkrijgen en een einde te maken aan het sweating system tracht de Arbeyter Fraynd-groep de anarchosyndicalistische strategie van de algemene staking toe te passen, hierbij geïnspireerd door de libertaire theoretici van de Franse CGT, Fernand Pelloutier en Emile Pouget. De mobilisatiekracht van het Joodse syndicalisme onder aanvoering van de Arbeyter Fraynd is inderdaad zeer groot: ze is in staat 6 000 à 8 000 personen op openbare meetings bijeen te brengen. Op 6 april 1904 werd er een belangrijke meeting in de Wonderland Hall in Whitechapel gehouden. De sprekers riepen er op tot een algemene staking.

In datzelfde jaar lanceerde de Joodse bakkersvakbond een staking voor een loonsverhoging en betere arbeidsvoorwaarden. De situatie van de bakkersknechten is ondraaglijk. De werkdruk is zó groot dat sommige arbeiders zelfs in de werkplaatsen, naast het meel en in de hitte van het bedrijf, blijven slapen, gewoon op de grond. De vakbond roept op om brood zonder vakbondslabel te boycotten. De huisvrouwen betonen zich solidair, beantwoorden de vakbondsoproep en kopen geen brood meer bij bakkerijen die hun loonarbeiders niet respecteren. Het wordt zo’n succes dat de bakkerspatroons voor de eisen zwichten. Deze succesvolle strijd opent de deur voor de belangrijkste strijdbeweging die zich aankondigt: voor de afschaffing van het sweating system

Vormingsactiviteiten

Op zaterdag 3 februari 1906 verkrijgt de Arbeyter Fraynd Club and Institute een groot woonblok in Jubilee Street. De inhuldiging staat onder het voorzitterschap van Peter Kropotkin, die, ondanks zijn hartziekte, tegen alle verwachting in toch aanwezig is. De keuze om de lokalen ook op zaterdag open te stellen betekent een atheïstische uitdaging aan het adres van de orthodoxe religieuzen. Na de inhuldigingstoespraak wordt er tot in de vroege uurtjes gedanst.

In de lokalen worden de drukkerij en de uitgeverij van de Arbeyter Fraynd ondergebracht. In de hoofdzaal kunnen tot 800 personen de debatten bijwonen. In het gebouw bevindt zich ook een vormingsinstelling die Engelse les geeft, alsook lessen in orale expressie, fysica, geschiedenis, sociologie en kunst. Er worden eveneens een bibliotheek en een leeszaal ingericht.

Het theater krijgt een belangrijke plaats toebedeeld. Er worden stukken uit het klassieke repertoire gespeeld, zoals die van Shakespeare, of die van Aleichem in het Jiddisch, hetgeen de plaats een grote faam oplevert. De cursussen die er gegeven worden brengen ware talenten aan het licht. Naast theater worden er ook lezingen alsook poëzievoordrachten en concerten georganiseerd. Het gebouw wordt een vrijplaats, een ontmoetingsruimte voor jonge vrouwen en mannen die willen ontsnappen aan de dwangbuis van het traditionele gezin.

Er worden introductielessen gegeven tot de wereldliteratuur – Tolstoj, Dostojewski, Ibsen, Maeterlinck, Strindberg -, naast Jiddische auteurs – Mendele, Perretz, An-Ski, Reisen of Ash.

Voor organisatoren is het een erezaak om alle activiteiten, waaronder het lenen van boeken, voor iedereen gratis te maken. Als werkwijze wordt het coöperatief systeem gekozen en alle bijdragen, opbrengsten en steungelden worden opnieuw geïnvesteerd om de activiteiten een stevige basis te verlenen. Verschillende anarchistische groeperingen, alsook uiteenlopende stromingen van revolutionaire Russische vluchtelingen, komen er samen. Kleine vakbonden zonder al te veel eigen middelen vinden er een onderkomen, alsook de kring voor wederzijdse hulp Arbeyter Fraynd Ring. Deze ondersteuningsgroep werd opgericht door arbeiders voor arbeiders en kent tussen 1903 en 1905 een aarzelende start. In 1903 telt ze vijftig leden. In de jaren 1930 zal het ledental oplopen tot 1 200, en zal ze 12 afdelingen kennen, zowat overal in het land verspreid, hetgeen haar tot één van de belangrijkste mutualistische ondernemingen uit de Anglo-Joodse wereld maakt. Verschillende libertairen hebben er verantwoordelijke posities in bekleed, naar het voorbeeld van Wiener, die er gedurende vele jaren de algemene secretaris van was. Al deze activiteiten roepen de sympathie en de waardering op van Engelse libertairen en van militanten uit de andere migrantengemeenschappen. Er worden verschillende colloquia en meetings georganiseerd, waar niet-Joden, zoals de Italiaan Enrico Malatesta, bij betrokken worden. Het is een ware ‘vitrine van de beweging’ die open staat voor iedereen, mannen zowel als vrouwen. Om een vriendschappelijke atmosfeer te creëren wordt er een tearoom ingericht. Men serveert er taarten en zakouski (hors d’oeuvres). De debatten duren dikwijls tot laat in de nacht. Deze plaats stelt zich zeer tolerant op voor de andere stromingen van de arbeidersbeweging. Sociaaldemocraten, zionisten, bundisten treden er met elkaar in discussie. Op basis van de libertaire pedagogie van Francisco Ferrer worden er elke zondag cursussen voor kinderen gegeven. Met steun van de beweging wordt er een tweede libertaire school in Liverpool opgericht. Er duiken enkele marginale groepen op die rivaliseren met de Arbeyter Fraynd, waarvan de heftigste de Freiheit-groep is, die haar bestaansreden vond zowel in haar vijandigheid tegenover Rudolf Rocker als in haar politieke verschillen.

Staking!

Omstreeks de eeuwwisseling worden er bij de kleermakers verschillende pogingen tot staking ondernomen, maar vruchteloos. Totdat in 1906 de eerste grote staking onder leiding van de Arbeyter Fraynd uitbreekt. Heel de East End is erbij betrokken en zelfs de Engelse vakbonden betonen zich solidair. Er vinden indrukwekkende betogingen plaats. Er worden zeer efficiënte vliegende piketten georganiseerd. Er wordt een gevangenis voor stakingsbrekers uitgebouwd.

De staking kent een matig succes, met een jarenlange verminderde invloed van de kleermakersvakbond tot gevolg. De stakers in de andere sectoren hebben meer geluk en de slagers, de schrijnwerkers en de pettenfabricanten verkrijgen betere arbeidsvoorwaarden. In april 1912 vindt er een tweede stakingsgolf voor loonsverhogingen plaats, deze keer bij de niet-Joodse kleermakers van de West End. In de East End wordt de oproep van de Anarchistische Federatie stipt opgevolgd en weigert men als stakingsbreker op te treden.

De Joodse kleermakers betonen zich solidair met hun collega’s van de West End en sluiten zich bij de stakingsbeweging aan. De algemene staking breidt zich uit tot alle sectoren. Zowel in het westen als in het oosten ligt heel de confectie-industrie plat. Het coördinatiecomité van de verenigde Joodse confectievakbonden roept op tot een grote meeting in de Great Assembly Hall. Meer dan 10 000 arbeidsters en arbeiders nemen eraan deel. Geestdriftig stemt men vóór staken. De dag nadien gaan 8 000 arbeiders en arbeidsters in staking, al snel sluiten 5 000 anderen er zich bij aan.

Heel de onderklasse van de East End betoont zich solidair, men organiseert volkskeukens met bagels, haringen, fruit, warme schotels zoals gefilte fish, een traditioneel Joods gerecht, bakkers leveren brood voor de gezinnen van de stakers, er worden geldinzamelingen georganiseerd en de magere opbrengsten leveren hun bijdrage aan de stakingskas. De Arbeyter Fraynd verschijnt dagelijks op vier bladzijden en brengt verslag uit van de vooruitgang van de beweging. Dit blad, dat nog steeds het orgaan van de libertaire beweging is, wordt de spreekbuis van de syndicale beweging. De staking duurt verschillende weken. De uitputting valt van de gezichten af te lezen en de honger teistert de magen van duizenden proletariërs die vastbesloten zijn de totale overwinning te behalen. De patroons willigen alle eisen in, waarbij heel het sweating system op de helling komt te staan.

De Joodse arbeidsters en arbeiders worden bijgevolg door hun autochtone zusters en broeders met respect bejegend. De oprispingen van antisemitisme en de spanningen die er eerder bestonden met bepaalde Engelse vakbonden en vakbondsleiders nemen af. Deze relatie met niet-Joodse proletariërs verliep niet zonder moeilijkheden. Er traden spanningen op vanaf het begin van de massale toestroom van Joodse immigranten uit Oost-Europa, die door de lokale proletariërs beschouwd werden als goedkope concurrerende arbeidskrachten. Vanaf deze succesvolle algemene staking worden de Joodse arbeidsters en arbeiders niet langer beschouwd als een onderdanige arbeidskracht die het werk van de Engelse proletariërs afpakt, maar als moedige en strijdvaardige klassebroeders.

Daarop worden er pogingen ondernomen om zich bij de Engelse vakbonden aan te sluiten, maar deze zijn niet zo groot en niet zo duurzaam. Daardoor zien de Joodse syndicalisten van de kledingsindustrie en van andere sectoren zich verplicht hun vakbonden onafhankelijk van de Engelse te structureren. Naar het beeld van hun zelfvoorzienende gemeenschap verkiezen de Joodse proletariërs kleinschalige structuren. Niettemin houden de Joodse anarchisten rekening met de internationale dimensie, maar via een tweede familie: die van de libertairen.

Deze strijd van de East End werd niet enkel gewonnen dankzij de communautaire solidariteit van de Joodse onderklasse van deze wijk maar ook door de ijver en de inzet van de libertaire vakbondsactivisten. Deze strijdbare elementen van het proletariaat hebben aldus één van de mooiste overwinngen van de anarchosyndicalistische strategie uit de arbeidersgeschiedenis behaald.

Antimilitarisme

Laten we hier even stilstaan bij de ingewikkelde verstrengeling van de sociale beweging met een politieke stroming, in dit geval het anarchisme. De libertaire beweging heeft steeds de onafhankelijkheid van de syndicale beweging ten opzichte van politieke partijen bepleit. Nochtans kan daar verwarring over blijven bestaan. Maar als we de getuigenissen van de gangmakers van de stakingsbeweging lezen, dan springen twee grote factoren in het oog: de eerste is de instemming van het grootste gedeelte van het toenmalige Joodse proletariaat met de anarchistische stellingen maar ook met de anarchistische praktijk die uit deze eisenstrijd voortvloeide. De tweede factor ontspruit uit het charisma van de gangmakers van de beweging, die in staat waren hun voorstellen te doen aanvaarden zonder hun toevlucht te nemen tot autoritaire methodes. Deze gangmakers legden de feiten voor zoals zij die zagen maar lieten de beslissingen over aan de algemene vergadering, en brachten op die manier gedurende heel de strijdbeweging het principe van directe democratie in de praktijk. Op geen enkel moment hebben deze militanten zich boven de collectieve beslissingen geplaatst.

De libertaire beweging was er zodanig in geslaagd het Joodse en niet-Joodse proletariaat te verenigen, dat de East End zich solidair betoonde met de staking van de Engelse dokwerkers die kort nà die van de confectiearbeiders uitgebroken was. De solidariteit werd nog aangescherpt. Er worden kleren en schoenen voor de stakers en hun gezinnen vervaardigd. Er worden geldinzamelingen voor hen gehouden. Het meest spectaculaire is het onthaal van kinderen van stakers door Joodse gezinnen gedurende heel de duur van het conflict. S. Ploshansky, die op een algemene vergadering tot secretaris van het steuncomité voor de stakerskinderen gekozen werd, kon aldus zijn organisatietalent voor hen ten nutte maken. Deze solidariteit zou in de herinnering van de havenarbeiders gegrift worden. Deze zullen in 1936 de syndicale en democratische krachten mobiliseren om de Joodse wijken te verdedigen tegen de Engelse fascisten, die er pogroms trachtten te organiseren.

De beweging van Groot-Brittannië blijft ongetwijfeld de meest geslaagde van alle Joodse libertaire bewegingen. Ze overstijgt in verregaande mate in kracht en in aantal de specifiek Engelse beweging. Maar ze stuikt bij het begin van de Eerste Wereldoorlog in elkaar. Gedurende heel de 19de eeuw was de Engelse monarchie een vluchthaven voor politieke vluchtelingen uit alle Europese landen. Deze liberale democratie tolereerde toen de openbare meningsvrijheid van politieke minderheden. Bij het begin van de oorlog maakte de Britse kroon daar een einde aan. De beweging is niet voldoende gehard tegen een verscherping van de toestand en is er niet op voorbereid om ondergronds te gaan. De antimilitaristische standpunten worden niet langer getolereerd en brengen een verscherping van de repressie met zich mee. In eerste instantie wordt de antioorlogsbeweging geviseerd, maar alle minderheden met een Duitse tongval, Duitsers en Joden, worden ervan verdacht met de vijand samen te spannen. Vele Joodse mannen en vrouwen verliezen hun werk en verkommeren, zodanig dat het weer nodig wordt volkskeukens te organiseren. De bekendste activisten, zoals Rudolf Rocker, worden gearresteerd en in interneringskampen opgesloten.

Als gevolg van de publicatie van een reeks antimilitaristische artikelen moet de Arbeyter Fraynd in juli 1916 haar uitgave stopzetten. Tot dan was het blad regelmatig uitgekomen. Het redactiecomité – met onder meer Milly Witkop en haar oudste zoon, Rudolf Rocker jr., Alexander Shapiro, die uit Rusland overgekomen was, Linder en Lenoble, afkomstig respectievelijk uit Oostenrijk en Roemenië – wordt gearresteerd en gevangengezet. Er treden interne meningsverschillen op over de te volgen koers. Het pro-oorlogsstandpunt van Kropotkin sticht veel verwarring (*3). Het uitbreken van de Russische Revolutie zal vele militanten ertoe aanzetten naar het vaderland terug te keren. Er vindt een langzame integratie van deze immigranten uit Oost-Europa in het sociale weefsel van het land plaats. Om al deze redenen zal de beweging spoedig uit elkaar vallen. Enkele militanten houden de vlam tot het einde van hun leven brandend, maar dit is maar een klein groepje. De beweging zal langzaam uitdoven.

Op een meer marginale maar niettemin zeer reële wijze zullen de libertaire ideeën het artistieke domein beïnvloeden. De schilders Alexandrovitch en Adler hebben verschillende van hun werken die in libertaire bladen afgedrukt werden, aan de beweging gewijd. Baruch Rifkin, één van de meest befaamde proletarische schrijvers in het Jiddisch, had gedebuteerd in de Arbeyter Fraynd en zou in 1910 naar New York verhuizen, om er door zijn bijdrages aan de Freie Arbeyter Shtimme een gelauwerd auteur te worden.

Noten:

(*1) Volgens schattingen zouden tussen 1880 en 1914 haast 150 000 Joden uit Oost-Europese landen naar Engeland geëmigreerd zijn. In 1914 werd het totaal aantal Joden in Engeland geschat op minstens 250 000, waarvan ongeveer 180 000 of ongeveer 75 % binnen de stedelijke grenzen van Londen woonden. In tegenstelling tot eerdere migratiegolven waren de Oost-Europese immigranten van de jaren 1880 en 1890 in grote meerderheid arm en bestonden ze voornamelijk uit ongeschoolde ambachtslieden en winkeliers. De meeste Joodse immigranten zagen Engeland enkel als een tussenstation op hun weg naar de Verenigde Staten. (Vert.

(*2)In 1886 waren er overal in de Verenigde Staten stakingen uitgebroken om de acht-urige werkdag af te dwingen. Vooral in Chicago, het centrum van de acties, liep de strijd zeer hoog op. Een bijeenkomst van stakende arbeiders werd door de politie uieengeslagen, waarbij enkele doden vielen. Uit protest tegen het optreden van de politie werd op Haymarket Square een massameeting belegd (4 mei 1886). Tegen het einde van deze overigens rustig verlopende bijeenkomst begon de politie op de deelnemers in te slaan. Er ontplofte een bom, waarbij een aantal politieagenten werd gedood, en een twintigtal verwondingen opliep. Hoewel nooit is komen vast te staan wie de schuldige was, werd er onmiddellijk een klopjacht georganiseerd op de sprekers van de Haymarket-meeting en andere vooraanstaande anarchisten. Op 21 november 1887 zouden vier anarchisten terechtgesteld worden, een vijfde had de dag voordien in zijn cel zelfmoord gepleegd, van twee anderen werd de doodsstraf in levenslang omgezet. Ze zouden de geschiedenis ingaan als ‘de martelaren van Chicago’. (Vert.)

(*3) Toen in augustus 1914 de Duitsers België binnenvielen was Kropotkin van mening dat alles in het werk moest gesteld worden om Duitsland een nederlaag toe te brengen. Volgens hem was Duitsland, als militaristische natie, de hoofdverantwoordelijke voor het uitbreken van de oorlog en daardoor ook de hoofdvijand. Dit brak met het wijdverbreide anarchistische standpunt van vóór de oorlog volgens hetwelk elk oorlogsvoerend land even verantwoordelijk was en de anarchisten bijgevolg noch vóór het ene noch tegen het andere land stelling mochten innemen. Kropotkins standpunt veroorzaakte een hevige controverse binnen de anarchistische gelederen. Alhoewel velen, met name Rudolf Rocker, het op dit punt niet met Kropotkin eens waren, stond deze evenwel niet alleen. (Vert.)

Uit: Jean-Marc Izrine, Les libertaires du Yiddishland, Parijs: Alternative libertaire, tweede druk, 2014. Vertaling: Johny Lenaerts.

Verder lezen:

Rudolf Rocker, ‘Onder Joodse arbeiders’, Utrecht: Kelderuitgeverij, 2015;

Siegbert Wolf, ‘Opende poorten van de vrijheid. Milly Witkop (1877-1955), anarchiste en feministe’, Utrecht: Kelderuitgeverij, 2016.

(Deze boeken kunnen besteld worden via www.kelderuitgeverij.nl)