Ga naar de inhoud

De goederen zeepbel

Over de samenhang tussen de voedselprijzencrisis en de permanente ‘zeepbeleconomie’

13 min leestijd
Placeholder image

Verscheen eerder in Foreign Policy in Focus (vertaling Melanie Groenefelt)

Voor
hen die economische trends volgen, zijn de afgelopen 18 maanden opmerkelijk
geweest om voornamelijk twee redenen. Ten eerste omdat de Amerikaanse
huizenmarkt, die lang beschouwd werd als overgewaardeerd door alternatieve
economen en zelfs door invloedrijke economische instituten waaronder het
Internationale Monetair Fonds (IMF), eindelijk instortte.

Over
een tijdspanne van enkele maanden, daalde de waarde van huizen in sommige
markten naar een hoogte van niet meer dan 30%, en sommige economen schatten dat
de verliezen uiteindelijk de waarde kunnen verminderen tot bijkans 50% in
sommige steden.

Ten
tweede is, de goederenmarkt, in het bijzonder voedsel en olie alarmerende
gestegen. Daar waar de prijs per barrel ruwe olie sinds 2005 steeg, is de
plotselinge toename van voedselprijzen zelfs sneller geweest.

Rijst,
’s werelds voornaamste voedselgewas, is in waarde meer dan verdubbeld sinds
januari van dit jaar alleen, met graanprijzen die daar niet ver bij achter
blijven.

Economen
geven een aantal redenen aan voor de plotselinge stijging in graanprijzen,
inclusief de verhoogde vraag in ontwikkelingslanden, in het bijzonder India en
China, evenals de slechte oogst vanwege ongunstige weersomstandigheden in
bepaalde streken.

Terwijl
veranderende consumptie- en productiepatronen, die te wijten zijn aan het
broeikaseffect en de verkwistende consumptiestijl (voornamelijk in de westerse
wereld) een bron van zorgen kunnen zijn, zijn de meeste tarweschuren van de
wereld nog steeds meer dan adequaat om met deze marktfluctuaties om te gaan.
Met uitzondering van Oost-Afrika, waar er hardnekkige tekorten en een
aanhoudend gevaar is van voedselschaarste, kunnen de stijgende
wereldvoedselprijzen niet slechts verklaard worden met de theorie van vraag en
aanbod.

Economen
zijn het er over eens dat speculatie een rol speelt in de verdere stijging van
wereldvoedselprijzen. Zij stellen dat veel investeerders zich bezighouden met
oppotten of welke andere vorm van speculatie dan ook, anticiperend op de
toekomstige grote winsten van hun investeringen dan wat zij nu kunnen
verdienen. Volgens deze heersende opvatting is speculatie een ondergeschikte of
minder belangrijke reden voor de prijsstijging, met vraag en aanbod-factoren en
de stijgende olie prijzen als zijnde de primaire factoren.

Terwijl
het verhaal van de stijgende voedselprijzen ongetwijfeld een gecompliceerde is,
de plotselinge toename van goederenprijzen en de gelijktijdige ineenstorting in
de financiële markten  waarschijnlijk
geen toeval.

Markten
in crisis

 
Hoewel
veel economen volhouden dat speculatie een manier kan zijn om de vraag te
verhogen om de markten flexibel te houden, is de wereldeconomie gevaarlijk
afhankelijk van speculatie

In de
afgelopen twee decennia hebben wij twee voorbeelden gezien van deze
afhankelijkheid van speculatie die om ons heen greep, eerst met de zogenaamde
"dot-com zeepbel" van de jaren negentig en nu recentelijk met de
huizen-zeepbel.

In elk
van deze gevallen heeft speculatie meer speculatie veroorzaakt, aangezien
investeerders meer winst wilden maken op ogenschijnlijk oneindige groei – totdat
de zeepbel barstte en zij hun aandelen dumpten. In het geval van de
huizen-zeepbel, betekende deregulatie dat hypotheken beëindigd konden worden,
verkocht en doorverkocht konden worden aan kleine en grote bedrijven , waardoor
het moeilijk was voor investeerders om solvabele en insolvabele hypothecaire
leningen van elkaar te onderscheiden.

In dit
geval konden sommige van de ergste rampen voorkomen of tenminste vroeg ontdekt
worden als analisten geïnteresseerd waren geweest in het stellen van de juiste
vragen. Zij die wel vragen stelden, waaronder vele progressieve economen,
werden genegeerd. Zoals de bekende constatering van Chuck Prince, hoofd van
Citigroup toentertijd,  " Wanneer
de muziek stopt, financieel gezien, zullen zaken gecompliceerd worden. Maar
zolang de muziek blijft spelen, moet je opstaan en dansen." 

Dit is
een bijzondere verontrustende houding. De bereidwilligheid van investeerders en
bedrijven om mee te gaan met speculatieve zeepbellen en het overwicht van een
grote hoeveelheid speculatief kapitaal in de wereldeconomie kan ernstige
gevolgen hebben.

Deze
omstandigheden suggereren dat de zeepbellen niet zelf de kwaal hoeven te zijn,
maar de symptomen van iets dat dieper ligt. De markt kan gebaseerd zijn op
speculatie en speculatieve investeerders hebben de neiging om zodanig "te
hokken", dat wij in een chronische zeepbel-economie zijn terechtgekomen.
De economische zeepbel vandaag de dag kan veranderen – opkomende markten zuigen
de bel vol op een dag, technologie-aandelen de volgende, en hypotheken de dag
erna – maar de aanwezigheid van een zeepbel zou wel eens alomtegenwoordig
kunnen zijn.

Met
deze hypothese wordt de voedselcrisis een beetje begrijpelijker. Goederen,
inclusief voedsel, worden gezien als relatief veilige investeringen. Men kan
zich situaties voorstellen waar een groot deel van de wereldbevolking stopt om
huizen of computers te kopen, maar het is moeilijk om te stoppen om voedsel te
kopen. De Wereldbank en het IMF hebben aangedrongen op de deregulatie van de
handel in landbouw, vandaar dat het vandaag gemakkelijker is voor het
bedrijfsleven om te investeren in een mondiale voedselmarkt. Zodra grote
investeerders en analisten zich gedragen alsof voedselproducten een veilige
weddenschap is, komt de "kudde mentaliteit" om de hoek kijken en
sluiten meer en meer investeerders zich aan bij de wedstrijd en uiteindelijk
heb je een over-lopende voedsel-markt op dezelfde manier waarop je een
overlopende hypotheekmarkt had.

De
echte en de verzonnen voedselcrisis

In
hoeverre kunnen wij dan de huidige stand van zaken wijten aan een chronische en
collectieve zeepbel van de financiële markten? Daar waar speculatie bijna zeker
is gebagatelliseerd door de heersende analytici, is het verre van het hele
verhaal.

De
zogenaamde vraagzijde argumenten voor verhoging van de voedselprijzen – dat
consumptie, vooral consumptie van vlees en melkproducten is gestegen in China
en India – negeren een cruciaal punt. Hoewel het juist is dat veranderingen,
soms significante veranderingen, zijn voorgekomen in de eetpatronen van de
middenklasse van beide landen, omvat de middenklasse slechts een kleine
minderheid in elk land. Andere segmenten van de populatie, in het bijzonder in
India, consumeren minder dan voorheen en lijden bovendien aan chronische
ondervoeding. Volgens de Indische econoom Jayati Ghosh, zijn zowel in China als
India de per capita tarwe consumptie meer of minder constant in de afgelopen
20 jaar. Met dit in gedachten lijkt het onwaarschijnlijk dat de dramatische
prijsstijgingen iets te maken hebben met de verhoogde vraag. 

Er zijn
andere factoren die niet direct in verband staan met speculatie en ongetwijfeld
een rol hebben gespeeld. Voor ontwikkelingslanden zijn deze factoren inclusief
het IMF "beleidsadvies" om graanreserves te verminderen of helemaal
af te schaffen, de opheffing van voedseltarieven afkomstig van Europa en de VS
en de afschaffing van subsidies voor kunstmest en andere agrarische inputs in
opdracht van het IMF en de Wereldbank.

Sinds
rond 1980, hebben internationale financiële instituten getracht om de
mechanismen waarmee overheden voedsel reguleren te elimineren. Tijdens hun
afwezigheid namen nationale en internationale ondernemingen het roer over en
dicteerden het voedselbeleid ten gunste van hun winstmarges. In moeilijke
tijden bestonden de vrijwaringmechanismen waarbij de overheid haar burgers kon
beschermen tegen de fluctuerende prijzen niet meer. 

Hoewel
deze analyse absoluut juist is en de IFIs hun aandeel van blaam verdienen voor
de huidige crisis, omdat zij de mogelijkheid tot invoering van remedies hebben
beperkt, verklaart de analyse in onvoldoende mate de scherpe toename van
voedselprijzen binnen zo een korte tijd. 
De liberalisatie-maatregelen van het IMF en de Wereldbank zijn omstreeks
1980 toegepast en uit deze periode is het enige tastbare effect een daling van
de mondiale goederenprijzen inclusief de voedselprijzen.

Andere
reëele factoren, vooral de stijging van olieprijzen en daaraan gerelateerde
stijgingen in transport en kunstmest, hebben zeker een belangrijke rol gespeeld
in de toename van voedselprijzen. Maar deze verhogingen van de kosten voor
bepaalde inputs kunnen niet het volledige beeld weergeven.

Voorbij
de zeepbel: hervorming van de mondiale landbouw

Alhoewel
speculatie de voornaamste drijfveer is achter de huidige opstuwing van prijzen,
was niet alles in orde vóór de huidige crisis. Sedert omstreeks 1960 is de
mondiale voedselproductie getransformeerd van een primaire locale activiteit,
weliswaar met de import en export van luxe voedselprodukten, naar een primaire
mondiale onderneming.

Internationale
handelsregels bevoordelen producenten die hun goederen voor export produceren
boven degenen die voor de locale consumptie produceren. Hoewel boeren in Brits
Colombië en Californië beide tomaten verbouwen in de zomer, is het
winstgevender voor hen om deze tomaten te verschepen naar de grens voor verkoop
aan te bieden dan dit lokaal te verkopen. Behalve deze duidelijke
belachelijkheid van de situatie, zorgen de verhoogde transportkosten van
verscheping van goederen per truck over de lange afstanden voor hogere
uitgaven.

In
Azië, Latijns-Amerika, Noord-Amerika en sommige delen van Europa, wordt de
aanwezigheid van kleine boeren steeds zeldzamer. De industrialisatie van
landbouw
door middel van
monocultuur en de over-afhankelijkheid van chemisch kunstmest en pesticiden
heeft op een effectieve manier  economieën
gecreëerd die van een schaal zijn, zodanig dat het haast onmogelijk is voor
kleine landbouwers om te slagen. Genetische modificatie van zaden voegt nog een
andere laag toe aan die industrialisatie, die de enorme agrarische
ondernemingen waaronder Monsanto, Archer Daniels Midland en Cargill ervan
verzekeren dat zij recordwinsten boeken.

Een
oplossing die door bepaalde landen al wordt uitgevoerd is de de-liberalisatie
van hun agrarische sectoren. Tot nu toe is dit gedaan op een ad-hoc en
ongeplande manier, wat begrijpelijk is gezien de  omstandigheden. Zo heeft India de export van sommige gewassen
verboden, terwijl bepaalde exporttarieven worden opgeheven; China heeft
prijscontrole geïntroduceerd en tarieven van graan verhoogd om de export te
ontmoedigen. Meer dan 25 landen en de Europese Unie, die tijdelijk de
importbelasting hebben opgeschort, hebben dezelfde maatregelen genomen.

Deze
maatregelen zijn nodig, maar zijn niet de oplossing. Ze kunnen de gevolgen van
de stijgende voedselprijzen verminderen, maar zij zullen de huidige trend niet
keren.

Echte
oplossingen zullen betrekking hebben op de hervorming en de-mondialisering van
de mondiale agrarische markt. Enkele van deze stappen kunnen onder andere de
volgende zijn:

Voedsel
soevereiniteit is voedselveiligheid. Landen die serieus zijn over
voedselveiligheid zouden maatregelen moeten nemen om hun lokale productie te
verhogen. In gevallen waar het niet haalbaar of wenselijk is om 100 procent
zelfvoorzienend te zijn in basisvoedselgewassen, zouden handelsovereenkomsten
onderhandeld moeten worden binnen de regio. Als meer handel regionaal was, zou
het niet alleen de transportkosten verminderen, het zou ook de regionale groei
en ontwikkeling bevorderen.      

Maak
Handelsovereenkomsten ongedaan. Voedsel soevereiniteit zal niet mogelijk zijn
tenzij alle besprekingen over landbouwovereenkomsten binnen de Wereld
HandelsOrganisatie (WTO) en binnen door bilaterale handelsovereenkomsten worden
opgeschort. Zulke handelsovereenkomsten zijn ontworpen in de context van een
mondiale agrarische markt, waar een land haar agrarische sector gebaseerd heeft
op comparatief voordeel en marktbehoefte.Zo een strategie is zinloos wanneer
mensen in landen over de hele wereld betere en goedkopere toegang eisen tot
basisvoedselgewassen.

Verhoog
belasting op speculatie. Teneinde de locale productie te bevorderen, zijn
subsidies en andere door de overheid gesubsidieerde programma’s een vereiste.
Maar veel overheden hebben al problemen om geld te innen voor de basis
infrastructuur en andere essentiële diensten. Er is geen eenvoudig antwoord
hier, maar een mogelijkheid kan zijn om manieren te vinden om belasting te
heffen op speculatie. Als dit gedaan werd naast het "Tobin tax" model
– met een kleine belastingheffing op iedere gemaakte transactie en mondiaal
beheerd – zou dit veel geld kunnen genereren en dat beheerd zou kunnen worden
door de VN Voedsel en Landbouw Organisatie. Een andere optie is dat landen  belasting zouden heffen over hun eigen
handel in opties en goederen, indien voorhanden..

De
uiteindelijke analyse is dat de voedselcrisis eigenlijk een convergentie is van
twee crises. De eerste is de crisis van speculatie, gekarakteriseerd door een
chronische "zeepbel-economie". Verhoogde regulering en belasting van
alle soorten speculatie is de enige lange termijnoplossing.De tweede is een
crisis die al een lange tijd in aantocht was- de crisis van de mondiale
landbouw die op vele manieren een geplande en berekende crisis is. Wanneer
landbouwbeleid niet door burgers is gemaakt en hun gekozen vertegenwoordigers,
maar eerder door internationale financiële instellingen en hun
marktfundamentalistische beleid en door grote agrarische ondernemingen
wiens  primaire zorg hun eigen winst is,
is dat het recept voor onheil.

 
Sameer
Dossani, is medewerker van Foreign Policy In Focus en directeur van
50 Years is Enough
en heeft een blog.

Dit commentaar
is overgenomen uit het artikel dat binnen korte tijd zal verschijnen in het
Spaans door "América Latina en Movimiento," een maandelijks
tijdschrift monthly magazine bewerkt door de 
Latin American Information Agency ( ALAI).

————————-

commentaar

Ontbrekende
prijsregulering    

Door
Wilson, Brad

Dit artikel,
alhoewel nuttig, ziet sommige van de voornaamste tekortkomingen van de
heersende mediaberichtgeving over landbouw kwesties over het hoofd.

1. er
is geen melding gemaakt van de beëindiging van dumping op boeren in arme landen
ten aanzien van een aantal goederen, vanwege de prijszeepbel. Dit is een groot
voordeel  zoals de VS doelbewust geld is
kwijtgeraakt bij de export van landbouw "programma gewassen" ( i.c.
de verkoop tegen verlies per eenheid van mais, tarwe, rijst, katoen, sojabonen,
sorghum graan, gerst, havermout) gedurende 24 van de 26 jaren, 1981-2004, het
massaal  dumpen in  de wereld en daarmee de wereldmarkt
meeslepend. (Dit is berekend door gebruik te maken van USDA ERS cijfers voor
volledige economische kosten en het 
aantal vierkante meters landbouwgrond, gecombineerd met de 8 gewassen).
De verliezen, in 2008 dollars en met het multiplier effect meeberekend, bereikt
eenvoudig hoogten van vele biljoenen. Dat is biljoen met een B, en is over het
hoofd gezien in de mediadiscussies over vele miljoenen (Miljoen met een M)
dollar landbouw subsidies. Nu dat deze dumping is beëindigd, tenminste
tijdelijk, stromen omvangrijke geldhoeveelheden naar agrarische regio’s inclusief
de voornaamste armoedegebieden wereldwijd.

Dit zal
enorme invloed hebben op deze economieën aangezien de economische multiplier
effect meespelen, alhoewel uiteraard de gigantische wonden van de VS en andere
beleidsmaatregelen van sinds 1950 niet ongedaan gemaakt kunnen worden.Er is dan
geen melding van de specifieke honger vs de voorspoed paradox in de huidige
prijs zeepbel, een paradox die opgelost zou kunnen worden door maatregelen
zoals hieronder besproken.

2. Er
is geen gewag gemaakt van de primaire VS beleidsmechanismen die succesvol deze
economische  factoren hebben beheerd in
het verleden en de huidige voorstellen om die mondiaal toe te passen. Deze
houden onder meer in minimumprijzen met aanbodcontrole om dumping te voorkomen
en graan reserves met maximum prijzen.’release triggers’) om prijszeepbellen te
verminderen en speculatie te beperken.

Deze maatregelen,
die verankerd zijn in het Amerikaanse handelsbeleid,  worden met name voor gestaan door de National Family Farm
Coalition, nffc.org.

De beste
informatie bronnen zijn oa. APAC aan de Universiteit van Tennessee en het Institute for Agriculture and Trade Policy .

Aangezien
alternatieve bronnen zelden goede informatie beschikbaar stellen ten aanzien
van de kwesties betreffende prijsregulering gedurende het recente
landbouwwetdebat, adviseer ik 2 historische documenten die nu online
verkrijgbaar zijn: A Legacy of Crisis: Farmer Solutions, Corporate Resistance
(& etc.) (link) Crisis by
Design: A Brief Review of U.S. Farm Policy
(link)