De Gele Hesjes En De ‘Lessen Van De Geschiedenis’
‘Alle sociale bewegingen sinds de Middeleeuwen zijn het onderwerp geweest van een intense strijd tussen het dominante en het gedomineerde. Daarbij werd het woord ‘jacquerie’ gebruikt om de opstanden te beschrijven van de boeren, die door de elites ‘jacques’ werden genoemd. Het betrof een term waarmee iets verachtelijks tot uitdrukking kwam en die wees op het zich gedragen als ‘een plompe en domme boer’.’ Aan het woord is hier de Franse kritische historicus Gérard Noiriel die zich als hoogleraar aan een Parijse universiteit vooral bezighoudt met sociale geschiedenis, immigratieproblematiek en machtsrelaties in de 19de en 20ste eeuw.
(Gérard Noiriel, oorspronkelijk vereschenen op Libertaire Orde)
Die geschiedenis beschreef hij recent nog in zijn boek Histoire populaire de la France(2018). Hij wijst erop dat de term ‘jacquerie’ heden met name wordt gebruikt door (extreem) rechtse figuren in uiteraard rechtse, dat wil zeggen door enkele miljardairs beheerste media (zoals de Figaro en bepaalde Franse televisiekanalen).
De eerste grote sociale beweging die de naam ‘jacquerie’ kreeg, deed zich voor in het midden van de 14e eeuw, toen de boeren van Ile de France in opstand kwamen tegen hun heren. De belangrijkste bron daarvoor was de historicus van de rijken in die tijd (Jean Froissart). Die gaf in de loop van de jaren 1360 met de term een ongunstige betekenis aan de boerenopstanden. Daarmee werd een klasse-minachting tot uitdrukking gebracht. Dit noemt Noiriel ‘een constante in de geschiedenis van volksbewegingen’. Hij voegt daar aan toe:
‘De commentatoren die het woord ‘jacquerie’ gebruiken om te verwijzen naar de beweging van de ‘gele hesjes’ willen een onbetwistbaar feit benadrukken: het spontane en ongeorganiseerde karakter van dit sociale conflict. Ook al is dit woord ongepast, het is waar dat er toch gemeenschappelijke punten zijn tussen alle grote volksopstanden die elkaar in de loop der tijd hebben opgevolgd. Op basis van de vele berichten in de media over gele hesjes heb ik verschillende elementen genoteerd die deze duurzaamheid illustreren’.
‘Het belangrijkste betreft het oorspronkelijke doel van de claims: de afwijzing van de nieuwe brandstofbelastingen. De anti-fiscale strijd heeft een zeer belangrijke rol gespeeld in de volksgeschiedenis van Frankrijk. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de beweging van de gele hesjes werd ingegeven door de weigering van nieuwe brandstofbelastingen. Deze vorm van anti-fiscale strijd heeft altijd zijn kookpunt bereikt wanneer de mensen het gevoel hadden dat ze moesten betalen zonder er iets voor terug te krijgen. Onder het Ancien Régime werd bijvoorbeeld de weigering van de tiende [tiendrecht; een afdracht aan kerk of heer, in geld of goederen (deel van de oogst); in de 8steeeuw ook ingevoerd als ‘sociale belasting’] vaak in verband gebracht met het in diskrediet brengen van priesters die hun religieuze missie niet meer volbrachten. Ook waren het regelmatig de heren die de boeren niet langer bescherming boden, waarna de boeren weigerden nieuwe aanslagen te betalen. Het is dan ook geen toeval dat de beweging van de gele hesjes vooral wordt gevolgd in regio’s waar de terugtrekking van de openbare diensten (post, medische zorg, onderwijs, openbaar vervoer) het duidelijkst zichtbaar is. Het wijdverbreide gevoel dat belastingen worden gebruikt om een kleine kaste van de ultra-rijken te verrijken, voedt een diep gevoel van onrechtvaardigheid in de arbeidersklasse’. Hier is dus het verband tussen de beweging van de gele hesjes en klassenstrijd te ontwaren. [Dat staat dus ook ver verwijderd van (extreem)rechts en (neo)fascisme, want die stromingen stellen zich juist vijandig op tegenover klassenstrijd.]
‘Deze economische factoren vormen een van de belangrijkste oorzaken van de beweging. Toch moeten we voorkomen dat de aspiraties van de mensen worden gereduceerd tot louter materiële claims’, meent Noiriel. Want, zo zegt hij: ‘De gele hesjes roepen wel in koor: ‘Ik heb fiscale pijn’, maar in plaats daarvan kunnen zij roepen: ‘Ik heb overal pijn’. Want natuurlijk is niet te ontkennen dat economische kwesties absoluut noodzakelijk zijn om op te voeren, omdat ze een doorslaggevende rol spelen in het dagelijks leven van de gedomineerde klassen. Toch is het voldoende om naar de getuigenissen van de gele hesjes te luisteren om de frequentie te horen van de uitspraken die een algemeen onbehagen uitdrukken. In een van de reportages die BFM-TV op 17 november [2018] heeft uitgezonden, wilde de journalist absoluut dat de geïnterviewde zei dat hij tegen belastingen vocht, maar deze activist bleef herhalen: ‘we zijn er ziek van’, ‘er ziek van’, ‘alles zit ons tot hier’.’
‘‘Overal pijn hebben’ betekent ook gekrenkt zijn in je waardigheid. Daarom keert de veroordeling van de minachting van de machtigen bijna altijd terug in de grote volksstrijd. En die van de gele hesjes heeft de regel alleen maar bevestigd. Er zijn veel commentaren geweest die een gevoel van vernedering uitdrukken, wat de sterke wrok tegen Emmanuel Macron aanwakkert. ‘Voor hem zijn we gewoon een hoop stront’, kan men horen. De president van de republiek ziet dus het etnocentrisme van de klasse dat ik (Noiriel) in mijn boek heb geanalyseerd, terugkomen als een boemerang’.
Hoewel er overeenkomsten zijn tussen de verschillende sociale strijdbewegingen, zijn er ook verschillen. Noiriel behandelt er enkele waarbij hij het kenmerkende verschil beschrijft tussen heden en verleden. Dat verschil is sterk gekoppeld aan de gebruikte middelen om de acties te coördineren. ‘Het waren niet de politieke en vakbondsorganisaties die het met eigen middelen voor elkaar hebben gekregen, maar de ‘sociale netwerken’. Nieuwe technologieën maken het dus mogelijk om de verbinding te herstellen met oude vormen van ‘directe actie’, maar dan wel op een veel bredere schaal, omdat ze mensen die elkaar niet kennen met elkaar verbinden. Facebook, twitter en smartphones verspreiden onmiddellijk berichten (SMS) en vervangen de schriftelijke correspondentie, met inbegrip van folders en de militante pers, die tot nu toe het belangrijkste middel waren voor organisaties om collectieve actie te coördineren; het onmiddellijke karakter van de uitwisselingen herstelt gedeeltelijk de spontaniteit van face-to-face interacties uit het verleden’.
Noiriel wijst daarbij ook op de rol die journalisten in het geheel spelen. ‘Echter, sociale netwerken alleen hadden nooit zo’n grote invloed kunnen hebben op de gele hesjesbeweging. Journalisten belichten deze ‘sociale netwerken’ voortdurend om de rol te maskeren die de journalisten zelf spelen bij het vormgeven van de publieke actie. Meer bepaald is het de complementariteit tussen sociale netwerken en continue nieuwskanalen die deze beweging van meet af aan haar nationale dimensie heeft gegeven. De popularisering ervan is grotendeels het resultaat van de intense ‘propaganda’ die de afgelopen dagen door de reguliere media werd georkestreerd. Vertrekkend vanuit de basis, eerst verspreid binnen kleine netwerken via Facebook, werd het evenement onmiddellijk opgepikt door de grote media die het belang ervan aankondigden nog voor het plaatsvond. De actiedag van 17 november werd gevolgd door de doorlopende nieuwszenders vanaf het begin, minuut tot minuut, ‘live’ (een term die nu een equivalent is geworden van communicatie op afstand van gebeurtenissen die zich voordoen). Journalisten die vandaag de dag populisme (in de ware zin van het woord) belichamen, zoals Eric Brunet, die zowel op BFM-TV als RMC actief is, hebben niet geaarzeld om in het openbaar een geel hesje te dragen en zijn zo de zelfbenoemde woordvoerder van de mensen in de strijd. Daarom presenteerde het kanaal dit sociale conflict als een ‘ongekende beweging van de zwijgende meerderheid’.’ Noiriel stelt een stap verder te gaan en legt de volgende vraag voor:
‘Een van de kwesties die nog niemand heeft aangeroerd over gele hesjes is deze: waarom zijn er nu private mediakanalen in handen van een handvol miljardairs, die dit soort volksbewegingen aanmoedigen? De vergelijking met voorgaande eeuwen leidt tot een voor de hand liggende conclusie. We leven in een veel vredelievender wereld dan in het verleden. Hoewel tijdens de gele hesjes-dagen enkele mensen de dood vonden, werden ze niet door de politie doodgeschoten [inmiddels is een persoon door politiegranaatscherven overleden]. Het was merendeels het gevolg van ongelukken veroorzaakt door de conflicten tussen de blokkerende en de geblokkeerde mensen’.
‘Deze pacificatie van de machtsverhoudingen stelt de dominante media in staat om het register van geweld veilig te gebruiken om de emoties van hun publiek te mobiliseren. Want de belangrijkste reden voor hun steun aan de beweging is niet politiek maar economisch: om publiek te genereren door een show te tonen. Vroeg in de ochtend meldde BFM-TV ‘incidenten’ en hamerde vervolgens herhaaldelijk op het drama van de vrouw die door een automobilist werd verpletterd die weigerde te worden geblokkeerd. Een bijkomend voordeel voor deze kanalen, die vaak worden bekritiseerd vanwege hun obsessie met diverse feiten, misdaden en moraal: door de beweging van gele hesjes te steunen, wilden ze laten zien dat ze op geen enkele manier ‘sociale’ kwesties verwaarloosden’.
‘Naast deze economische kwesties heeft de heersende klasse er uiteraard belang bij om een beweging te bevorderen die wordt voorgesteld als vijandig tegenover vakbonden en partijen. [..] Maar…: ‘Deze weigering om op de politiek terug te vallen, kan echter ook worden gezien als een voortzetting van de strijd, die de arbeidersklasse sinds de Franse Revolutie heeft gevoerd om een concept van burgerschap op basis van directe actie te verdedigen. De gele hesjes, die de wegen blokkeren door elke vorm van herstel van politieke partijen te weigeren, plaatsen zich op die manier een beetje in de traditie van de Sans-culottes in 1792-93, de burger-strijders in februari 1848, de communards in 1870-71 en de anarchosyndicalisten van de Belle Epoque’.
‘Het is altijd de uitvoering van dit volksburgerschap dat het mogelijk heeft gemaakt dat er in de openbare ruimte woordvoerders opduiken, die sociaal voorbestemd waren om in de schaduw te blijven. De beweging van gele hesjes heeft geleid tot de opkomst van een groot aantal van dergelijke woordvoerders. Opvallend is de diversiteit van hun profiel en in het bijzonder het grote aantal vrouwen, terwijl voorheen de functie van woordvoerder het vaakst voorbehouden was aan mannen. Het gemak waarmee deze volksleiders zich nu voor de camera’s kunnen uitdrukken is een gevolg van een tweeledige democratisering: de verhoging van het schoolniveau en het doordringen van audiovisuele communicatietechnieken in alle segmenten van de samenleving. Deze bekwaamheid wordt vandaag de dag volledig ontkend door de elites; dit versterkt het gevoel van ‘minachting’ onder de mensen. Hoewel de werknemers nog steeds 20% van de beroepsbevolking uitmaken, is geen van hen vandaag de dag aanwezig in de (Franse) Kamer van Afgevaardigden. Men moet deze massale discriminatie in gedachten houden om te begrijpen hoezeer het volk de politiek van politici afwijst’. Daar zit ook een addertje onder het gras, want je moet eens opletten hoe de media weglopen met deze woordvoerdersopstelling:
‘Dit soort analyse raakt zelfs niet eens de ‘professionals van het openbare woord’, dat wil zeggen de journalisten van de ononderbroken nieuwszenders. Zij zenden bijvoorbeeld in de vorm van een ‘cirkel’ de verklaringen van de betogers uit, verklaringen die bevestigen dat ze weigeren om ‘opgeëist’ te worden door de vakbonden en partijen. Daarmee zetten die ‘professionals’ (de journalisten dus) hun eigen strijd voort om bemiddelende instanties te verwijderen waarmee zij zich vestigen als de legitieme woordvoerders van de volksbewegingen. Maar tegelijk steunen zij in die zin het liberale beleid van Emmanuel Macron, dat er ook op gericht is de collectieve structuren die de arbeidersklassen in de loop der tijd hebben ontwikkeld in diskrediet te brengen’. [..]
‘De geschiedenis toont echter aan dat een volksstrijd nooit helemaal tevergeefs is, zelfs niet wanneer deze wordt onderdrukt. De gele hesjesbeweging plaatst vakbonden en linkse partijen voor hun verantwoordelijkheid. Hoe kunnen we ons aanpassen aan de nieuwe realiteit van de ‘publieke democratie’ om ervoor te zorgen dat dit soort sociale conflicten – die zich naar verwachting vaker zullen voordoen – worden geïntegreerd in een bredere strijd tegen ongelijkheid en uitbuiting? Dit is een van de belangrijkste vragen die zij zullen moeten beantwoorden.’
Gérard Noiriel (vertaald en bewerkt door Thom Holterman. De tekst van Noiriel is integraal op Internet te lezen, klik HIER.)