Ga naar de inhoud

De Franse arbeidersbeweging ontspoort

Emmanuel Macron lijkt de strijdbare spoorwegbonden in Frankrijk te hebben verslagen – wat moet de volgende stap zijn voor de beweging tegen zijn hervormingen?

13 min leestijd

(Dit artikel van Cole Strangler verscheen oorspronkelijk op 22 juni in het Engels op Jacobin. Nederlandse vertaling en noten van redactie Grenzeloos.)

Het was de riskantste van de hervormingen – in het belang van de ondernemers – van president Emmanuel Macron tot nu toe. Door voor te stellen de arbeidsvoorwaarden van tienduizenden spoorwegarbeiders ernstig te verslechteren en de juridische status van de Franse nationale spoorwegmaatschappij (SNCF) als een publieke onderneming op te heffen – volgens critici de eerste stap naar volledige privatisering – koos zijn regering ervoor om de strijd aan te gaan met het meest strijdbare deel van de Franse arbeidersklasse. (1)

Maar meer dan twee maanden nadat de spoorwegbonden hun stakingsacties (2) in het hele land lanceerden en een strijd op leven en dood beloofden, heeft de regering stevig de overhand. De Senaat keurde het hervormingspakket op 14 juni goed met een uitslag van 245 voor en 82 tegen, waardoor de hervormingen in januari 2020 van kracht worden. De vakbonden beloven om twee  van de vijf dagen te blijven staken tot ten minste eind juni. (3) Daarna beloven de twee meest strijdbare vakbonden om door te gaan met stakingen in de hoop de contractonderhandelingen met de SNCF te beïnvloeden. Maar behalve als er sprake is van een spectaculaire verandering in de situatie, zal Macron er in slagen zijn plannen door te voeren.

Krachten verenigen

Het verslaan van de hervormingen van Macron vereist een zware strijd. Zijn partij La République En Marche (LREM) heeft een enorme meerderheid in het parlement. Dit betekent dat – zoals met elk hervormingsplan van de president – tegenstanders alleen maar kunnen hopen dat een combinatie van protest en een negatieve publieke opinie ertoe zal leiden dat de overheid de plannen intrekt. Maar dit gebeurde in werkelijkheid niet. De publieke opinie koos niet massaal de kant van de stakers, gelijktijdige stakingen in de privésector bleken van korte duur en de ambtenarenbonden kozen ervoor om hun lot niet te verbinden aan dat van de spoorwegarbeiders. En ondanks alle oproepen om de geest van mei ’68 te laten herleven, kon de studentenbeweging niet veel steun bieden.

De eerste dagen van de strijd leken anders te suggereren. Op 22 maart organiseerden ambtenarenbonden hun eigen ronde van stakingen en demonstraties, protesterend tegen een bevriezing van de salarissen en het plan van de regering om 120.000 banen in de publieke sector te elimineren. De vier grote spoorwegbonden hadden al opgeroepen tot hun eigen serie stakingen voor drie maanden vanaf april, maar de twee meest strijdbare spoorwegbonden – de CGT en SUD-Rail – die een mogelijkheid zagen om hun strijd te koppelen aan de bredere verdediging van openbare diensten, riepen op tot een demonstratie in Parijs, in solidariteit met werknemers in de publieke sector. De twee marsen kwamen samen bij de Bastille. De opkomst was indrukwekkend: bijna vijftigduizend demonstranten in de straten van Parijs en tussen de tweehonderdduizend en vijfhonderdduizend (4) in het hele land.

Samen kunnen ambtenaren en spoorwegarbeiders een machtige vuist vormen. Het is het soort coalitie dat, wanneer het in werking wordt gezet, de regering ertoe kan brengen de plannen in te trekken. Wat Macron en gevolg het meest vreesden, was een staking die verder reikte dan de specifieke belangen van spoorwegarbeiders. Dat wil zeggen, een strijd die opriep tot een bredere verdediging van de openbare diensten, en zelfs het hele Franse sociale model, tegen een regering die het wil vernietigen door er duizend keer in te snijden. Hoewel ze in mei 2017 in meerderheid voor Macron hadden gestemd in de tweestrijd voor het presidentschap met de extreemrechtse Marine Le Pen, blijven de Fransen de publieke diensten erg waarderen. Om  zich hier van bewust te zijn,  hebben Macron en zijn kabinet voortdurend geprobeerd het spoorwegdebat te concentreren op de ‘oneerlijke’ arbeidsvoorwaarden van het spoorwegpersoneel, en botweg ontkend dat zij plannen hebben voor de privatisering van de spoorwegen.

De stakingsniveaus bleven hoog in de eerste fasen van de beweging, waarbij ongeveer driekwart van de conducteurs wegbleven van hun werk tijdens de eerste stakingsdagen. Dat gold ook voor meer dan 20 procent van het totale personeelsbestand van 150.000 personen van de SNCF, waaronder dat gedeelte van het personeel dat minder geneigd is deel te nemen aan collectieve acties. Tegelijkertijd leek de publieke opinie zich aan hun zijde  te scharen. Uit een peiling op 4 april bleek 44 procent van de ondervraagden de spoorwegstakingen te steunen, 41 procent was tegen.

Uiteindelijk bleken deze trends vluchtig te zijn. Van eind april tot begin mei begon zowel de participatiegraad als de publieke goedkeuring te verminderen. De eerste werd tot op zekere hoogte verwacht. Anders dan in andere landen worden Franse werknemers door hun vakbonden niet gecompenseerd voor dagen die verloren zijn gegaan door stakingen. Twee op de vijf dagen vrij is een flinke opoffering. Toch zijn de spoorwegacties dit jaar een van de grootste stakingsbewegingen in meer dan twintig jaar, zoals Le Monde onlangs meldde . De afgelopen weken was ongeveer 15 procent van het spoorwegbedrijf – twintigduizend arbeiders – in staking. Deze cijfers zijn niet verwaarloosbaar, maar ze vertonen een duidelijke afname in kracht.

Ondertussen zweeft de publieke goedkeuring rond de 40 procent. De steun is meer uitgesproken bij jongeren en ambtenaren. In een recente peiling ondersteunde 56 procent van de werknemers in de publieke sector en 55 procent in de leeftijd tussen achttien en vierentwintig de stakingen. Maar dat is duidelijk niet genoeg.

Een flits van onrust

De spoorwegarbeiders kunnen deze strijd nooit alleen winnen. Alleen met steun van de vakbonden in andere sectoren zouden ze er reëel over kunnen denken om van hun staking een grotere strijd te maken tegen de poging van Macron om het sociale contract, dat sinds de Tweede Wereldoorlog van kracht is, te verscheuren.

In de afgelopen periode was er een flits van onrust in de private sector, maar uiteindelijk bleef het daarbij. Als reactie op een landelijke staking tegen de sluiting van supermarkten, bereikte de grootste werkgever Carrefour in Frankrijk eind april een overeenkomst met de vakbonden. Carrefour   beloofde ontslagen werknemers te herplaatsen op andere banen binnen het bedrijf. Ook bij Air France werd geprotesteerd: het management probeerde vakbonden die een flinke loonstijging eisten te omzeilen door een bedrijfsreferendum over hun eigen veel beperktere voorstel te organiseren, maar de werknemers verwierpen het aanbod en dwongen de CEO om af te treden. Terwijl bonden dreigden met meer stakingen bij het bedrijf, hebben deze zich niet verspreid naar andere bedrijven of sectoren. En de vakbonden van Air France hebben geen overwinning kunnen claimen.

Op hun beurt hebben de leiders van de ambtenarenbonden er bewust voor gekozen om hun eisen niet te verbinden met die van de stakende spoorarbeiders. Ze beschouwen de laatste als een verloren zaak. Op 22 mei bundelden alle negen grote vakbonden uit de publieke sector hun krachten voor een nieuwe ronde van stakingen en protesten, maar de leiding van deze bonden beweerde dat die totaal los stonden van de aanhoudende spoorwegstakingen. Niet voor niets kozen ze een datum die niet werd beïnvloed door de werkonderbreking bij de spoorwegen. ’Op 22 mei moeten de ambtenaren centraal staan’, verklaarde Laurent Berger, algemeen secretaris van de Franse Democratische Confederatie van de Arbeid (CFDT), de op een na grootste vakbondsfederatie van Frankrijk. De CFDT pleit voor een verzoenende houding tegenover werkgevers en de overheid.

Zonder deze extra ingrediënten slaagden de vakbonden er niet in duurzame steun te organiseren die hun natuurlijke basis ( een mix van gewone arbeiders, vakbondsactivisten en sympathisanten van linkse politieke organisaties)  overstijgt. In de afgelopen weken is deze basis steeds weer opnieuw gemobiliseerd. Maar in dit stadium is dat simpelweg niet genoeg om Macron te verslaan.

In de afgelopen weken is het niet gelukt om hetzelfde niveau te bereiken als op 22 maart, de dag van de grootste gezamenlijke arbeidersdemonstratie. Op 19 april bracht een gezamenlijke oproep van de CGT en de kleinere linkse vakbond Solidaires voor een ‘convergentie van de strijd’ 119.500 tot 300.000 mensen op straat. Tijdens de jaarlijkse 1 mei demonstraties protesteerden tussen de 143.500 en 210.000 mensen in het hele land. Bij die gelegenheid werden de gebeurtenissen overschaduwd door gewelddadige confrontaties tussen de oproerpolitie en zwarteblok demonstranten in Parijs.

Linkse partijen (5) probeerden energie in de beweging te injecteren. In antwoord op de oproep van filmmaker François Ruffin (een afgevaardigde voor France Insoumise, de partij onder leiding van Jean-Luc Mélenchon) kwamen op zaterdag 5 mei ongeveer 40.000 mensen opdagen voor een ‘feestje’ om het eerste ambtsjaar van Macron ironisch te herdenken . France Insoumise en andere partijen gingen daarna nog verder. Ze wisten de steun te krijgen van de CGT en andere vakbonden voor nationale demonstraties op 26 mei, waarbij meer dan dertigduizend mensen in Parijs demonstreerden.(6) Een dergelijke eenheid tussen d vakbeweging en politieke partijen is zeldzaam in Frankrijk, vooral sinds de CGT twintig jaar geleden zijn banden met de Communistische Partij verbrak. Vakbonden doen vaak een beroep op het Handvest van Amiens van 1906, een resolutie waarin de onafhankelijkheid van de bonden van politieke partijen werd vastgelegd.  Deze nieuwe samenwerking was een positief teken, maar de cijfers laten zien hoe veel er nog moet gebeuren om de som van de delen te overschrijden.

Universiteitscampussen zagen dit voorjaar ook grote mobilisaties. In protest tegen de onderwijshervormingen die selectieve toelatingsprocedures introduceren –  tot nu toe beperkt tot slechts enkele elite-instellingen –  lanceerden studentenactivisten een reeks protesten in het hele land. De campus van de Universiteit van Parijs 1, bekend als Tolbiac, zag een bijzonder sterke bezetting die bijna een maand duurde voordat hij werd ontruimd door de oproerpolitie. Studentenprotesten vonden ook in Montpellier, Toulouse, Rennes, Nantes en elders plaats.

Terwijl jongeren en studenten over het algemeen sympathiseerden met deze onderwijsprotesten, bereikte de beweging zelf nooit een kritieke massa. Mislukte pogingen om de examens van studenten te verstoren, getuige van deze zwakte. Ook konden studenten in Parijs de Sorbonne nooit langer dan een paar uur bezet houden. De symboliek zou groot zijn geweest: op de binnenplaats van deze historische universiteit gingen de gebeurtenissen van mei ’68 van start. Maar het onvermogen van studentenactivisten om genoeg supporters te verzamelen om een bezetting te houden in mei 2018 – of op zijn minst meer dan één interventie door de oproerpolitie te forceren – onderstreepte de ontoereikende basis van de beweging.

Tot stilstand gekomen

De CGT, de grootste spoorwegvakbond, heeft voor juli aangedrongen op verdere stakingen, omdat het probeert de druk op de regering te handhaven. Maar juist deze week stortte het gezamenlijke eenheidsfront van de SNCF uiteindelijk in: de UNSA-unie heeft besloten volgende maand niet verder te gaan en de CFDT overweegt hetzelfde. Als dit het geval is, zouden alleen de CGT en SUD-Rail in staking blijven – en zou de oppositie tegen Macron’s spoorhervormingen in kritieke toestand verkeren. (De bedrijfsverkiezingen bij de SNCF in november waarbij elke organisatie zijn positie wil markeren speelt een rol bij de besluitvorming.)

Als de regering Macron de eens zo machtige spoorwegbonden breekt, zal het ongetwijfeld als een grote overwinning worden beschouwd. (7) Maar het zou geen reden moeten zijn om het perspectief te missen. De talloze protesten en stakingen van de afgelopen maanden maken duidelijk dat de ingrediënten voor een meer duurzame beweging tegen deze regering aanwezig zijn. En Emmanuel Macron blijft impopulair – bij een recente peiling bleek dat hij slechts de steun van 42 procent van de bevolking heeft.  Voortgezette hervormingen van het bedrijfsleven voorspellen niet veel goeds voor zijn presidentschap, noch de voortdurende provocaties die steeds meer de agenda van de regering onthullen. Een minister zei onlangs dat er ’te veel’ sociale welzijnsprogramma’s in Frankrijk waren. Kort daarna grapte Macron zelf dat sociale programma’s te veel geld kosten.

Er is ook enige troost voor de stakingsbeweging. Enkele weken nadat de werkonderbrekingen begonnen, kondigde premier Édouard Philippe aan dat de regering meer dan de helft van de enorme schulden van € 55 miljard van de SNCF zou overnemen – een oude eis van de spoorwegbonden. Dit kan worden gezien als een concessie – een bescheiden toegeving, maar een erkenning van de kracht van collectieve actie. Belangrijker nog, de spoorweghervormingen slaagden erin om te doen wat talloze voorafgaande hervormingen voorheen niet lukte: het samen op straat brengen van vakbonden en linkse partijen.

De protesten van 26 mei (8), waarbij activisten van  France Insoumise, de CGT-unie, en groepen die protesteren tegen geweld van de politie zij aan zij marcheerden, zijn een bemoedigend teken voor tegenstanders van de regering. Dit is de meest voor de hand liggende les na een jaar Macron: noch georganiseerde arbeid, noch links kunnen zich alleen verdedigen tegen deze regering.

Noten:

(1)  Verschillende Franse regeringen hebben eerdere pogingen gedaan om de arbeidsvoorwaarden van de spoorwegarbeiders te verslechteren. De spoorwegbonden wisten deze aanvallen steeds door massale strijd af te slaan.

(2)  De spoorwegbonden hebben van begin april tot eind juni iedere vijf dagen twee dagen gestaakt, in totaal 36 stakingsdagen.

(3)  Het originele artikel is van 22 juni.

(4)  In Frankrijk lopen de schattingen over de opkomst van demonstraties door de organisatoren en de politie altijd enorm uiteen.

(5)  Nadat de ondersteuning van de strijd tegen de Ordonnances van Macron in het najaar van 2017 door de linkse politieke organisaties werd gekenmerkt door een sektarisch optreden van Mélenchon, werd hun eenheid in steun voor de spoorwegarbeiders in maart afgedwongen door een initiatief van Olivier Besancenot, postbode en een van de woordvoerders van de NPA. Besancenot, een veelgevraagde gast voor televisieprogramma’s, kreeg alle gelegenheid zijn oproep tot eenheid en strijd toe te lichten. De PCF en Génération.s, de nieuwe organisatie van Benoit Hamon, in 2017 de presidentskandidaat voor de PS, stemde onmiddellijk toe en nadat andere linkse organisaties dat ook deden, was Mélenchon gedwongen dat ook te doen. Deze eenheid heeft gedurende de hele periode standgehouden.

(6)  Volgens de organisatoren namen in Parijs 100.000 mensen deel aan de demonstratie, in heel Frankrijk 250.000.

(7)  Door velen wordt de betekenis van deze aanval vergeleken met de aanval van Thatcher op de Britse mijnwerkers in de jaren tachtig.  Na de Arbeidswet van Hollande in 2016 en de Ordonnances van Macron in 2017 is dit de derde grote nederlaag in korte tijd voor de Franse arbeidersbeweging.

(8)  Stangler heeft hier te veel oog voor zijn eigen politieke voorkeur. Aan de demonstraties van 26 mei, die een initiatief waren van ATTAC en la Fondation Copernic, namen ook aanhangers van de NPA, de PCF, Ensemble!, Alternative Libertaire en Généation.s deel. Dat gold ook voor aanhangers van de strijdbare vakbond Soliderés, de FSU en veel sociale organisaties.