Ga naar de inhoud

De Europese gezondheidszorg in coronatijden

Als we een epidemie met een overstroming zouden vergelijken, zouden we moeten zeggen dat de Europese Unie pas nattigheid voelde als het water tot aan de knieën stond. China lichtte de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) vanaf 31 december 2019 in over een longaandoening van onbekende oorsprong, en in januari 2020 was de wereld getuige van het in quarantaine gaan van een reeks grote Chinese steden. De eerste besmetting in Europa werd vastgesteld op 24 januari (Frankrijk), de WHO stuurde een wereldwijde waarschuwing uit op 30 januari en in februari werd het duidelijk dat er een groot probleem ontstond in Noord-Italië.

9 min leestijd

(Door Herman Michiel, oorspronkelijk verschenen bij Ander Europa, plaatje: Europese Commissie)

Toch duurde het nog tot 17 maart alvorens de Europese Commissie een adviespanel voor Covid-19 oprichtte. “How Europe failed the coronavirus test”, titelde Politico begin april, maar ook voorzitter von der Leyen moest toegeven dat haar Commissie niet adequaat gereageerd had.

Verzachtende omstandigheden?

Wat kan de Europese Commissie, als uitvoerend orgaan van de Unie, inbrengen als verontschuldiging? Toch niet dat niemand het dreigend gevaar kon voorzien. Zoals gezegd kwam er een SOS van de Wereldgezondheidsorganisatie op 30 januari. De wereldleiders werden er diezelfde maand over gebriefd op hun onderonsje op het Wereld Economisch Forum in Davos. Maar zelfs al voor de epidemie uitbrak in Wuhan was er een expertenrapport dat waarschuwde voor een zeer dodelijke pandemie uitgaande van een ziekteverwekker in het ademhalingssysteem.

Een tweede argument pro domo dat de Commissie zou kunnen inroepen is dat gezondheidszorg hoofdzakelijk een bevoegdheid is van de lidstaten. Het is een zgn. gedeelde bevoegdheid, en wetend dat de lidstaten gemiddeld 7,8% van het BBP (2015) besteden aan de gezondheidszorg terwijl het budget van de EU maar 1% van het BBP bedraagt kan men vanuit Brussel geen wonderen verwachten. Het is natuurlijk tekenend voor de Europese constructie dat de Commissie wel volledig bevoegd verklaard werd voor bv. het onderhandelen van vrijhandelsakkoorden of het be/ver-oordelen van nationale begrotingen, maar dat ‘harmonisatie’ op het gebied van gezondheidszorg, sociale zekerheid of vennootschapsbelasting uitdrukkelijk door de verdragen verworpen worden. Desalniettemin houdt de gedeelde bevoegdheid op het gebied van de gezondheidszorg in dat de Commissie specifieke opdrachten heeft die, indien ze opgevolgd waren, een heel andere wending aan de Covid-19 pandemie hadden kunnen geven. Zo was één van de doelstellingen van het Derde Gezondheidsprogramma (2014-2020): “EU-burgers tegen ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen beschermen”; voor dit programma had de commissie 450 miljoen euro ter beschikking…

Maar terwijl de Commissie de beperkte bevoegdheid die ze heeft in de gezondheidszorg niet, of toch niet naar behoren uitoefende, nam ze wel heel wat initiatieven waar ze geen bevoegdheid heeft, namelijk in het uitkleden en beknotten van nationale gezondheidssystemen. Op 18 december 2019, wanneer dus nog nergens sprake was van corona, gaf EPSU – de Europese vakbondsfederatie voor de openbare dienst – een verklaring uit onder de veelzeggende titel: “Europe’s public health systems: death by a thousand cuts”. Men zou bijna geneigd zijn de tekst visionair te noemen in het licht van wat enkele weken later zou uitbarsten, maar de uitleg is veel eenvoudiger: als vakbondskoepel weet EPSU, in tegenstelling tot de Commissiebureaucratie, wat er in de ziekenhuizen  gaande is:

“Na een decennium bezuinigingsbeleid bereiken de openbare gezondheidssystemen nu een breekpunt, en gezondheidswerkers kunnen niet langer de last dragen van te weinig loon, te weinig personeel en te weinig materiaal. (…)
De financiële crisis van 2008 leidde tot verminderde uitgaven in de openbare diensten. Vooral de gezondheidssystemen werden het doelwit van bezuinigingen omwille van hun omvang en potentieel voor kost-efficiëntie. (…)
De lonen van gezondheidswerkers werden bevroren, en zelfs verminderd in landen als Cyprus, Griekenland, Ierland, Litouwen, Portugal en Roemenië. Er werden minder verpleegsters aangeworven, de grootste groep van de gezondheidswerkers, en ze bleven minder lang in dienst; het aantal verpleegsterjobs in Europa verminderde.(…)
Het wordt steeds onrustiger in een aantal Europese landen. Te midden van historisch protest in Frankrijk verklaarden gezondheidsverantwoordelijken:‘Het gezondheidssysteem is aan het uiteenvallen, we zijn niet langer in staat onze job onder goeie omstandigheden uit te oefenen en kwaliteitszorg te verstrekken.’ (…)
De laatste paar maanden kwamen in negen Europese lidstaten duizenden gezondheids- en zorgwerkers op straat. Hun eisen zijn opvallend gelijkaardig: om aan de bevolking verder vitale diensten te kunnen aanbieden moet er een aanzienlijke verbetering zijn in de betaling, het personeelsbestand en de uitrusting.”

Dat was dus de vaststelling vóór er ergens sprake was van corona… Een artikel uit de Financial Times van 7 oktober illustreert een en ander in het geval van Spanje. “Er is geen nood aan verpleegsters omwille van COVID-19”, zegt een verpleegster, “er is een chronisch gebrek aan verpleegsters, en dat laat zich nu extra voelen bij de pandemie”. De onderbezetting wordt geschat op 125.000, maar er werken alleen al in het Verenigd Koninkrijk ongeveer 5500 Spaanse verpleegsters , waar ze betere voorwaarden hebben; in Spanje wordt er in de sector vaak beroep gedaan op tijdelijke krachten, voor een paar weken of dagen. Spanje doet nu pogingen om die exodus te laten terugkeren…

In haar missie om de lidstaten te doen bezuinigen op gezondheidszorg en andere sociale uitgaven is de Commissie glansrijk geslaagd, al vereiste dit vaak maar een schouderklopje bij regeringen die uit hetzelfde neoliberale hout gesneden zijn.

Er is dus eigenlijk maar één verzachtende omstandigheid die de Commissie kan inroepen voor haar falend coronaoptreden: ze is het niet gewoon om zich bezig te houden met het algemeen belang, en werd in het leven geroepen om particuliere belangen te behartigen, die van de kapitaalbezitters.

Eindelijk aan de slag

Als de EU aanvankelijk niet geneigd leek om zich met corona bezig te houden, hield corona zich wel met de EU bezig. Noodgedwongen werd de economische motor in een lagere versnelling geschakeld, handelszaken gingen dicht, luchthavens bleven leeg, niet alleen het algemeen, maar ook het particulier belang kwam in het gedrang. Dat laatste was het sein voor de Commissie om in actie te schieten. “Onze” economie moest beschermd worden (*1), er werd gezocht naar miljarden en hefbomen om uit één miljard er vijf te maken, maar omdat die zoektocht in het Europees labyrint wel eens lang kan duren kregen de lidstaten de toelating om zelf de nationale sluizen te openen en de Europese imperatief van het sluitend overheidsbudget tijdelijk te verdringen. Een wijs besluit, want de Europese zoektocht begon bij het begin van de lente, sleepte zich moeizaam door drie hete zomernachten en hoopt tegen de winterzonnewende het doel bereikt te hebben. Leven met de seizoenen is mooi, maar niet als een pandemie op je afkomt.

Toch is de Commissie haar ‘gedeelde verantwoordelijkheid’ op het vlak van gezondheidszorg niet helemaal vergeten. Er is nog wel geen corona-vaccin, maar als het er is wordt het misschien wel moeilijk om eraan te geraken in de krabbenmand waar de internationale verhoudingen momenteel op lijken. Enige vooruitziendheid is dus aangewezen, en we vragen een klein applaus voor onze Commissie die zich hierin nuttig maakt; haar faam als would-be wereldspeler zal redelijkerwijs meer deuren openen dan wanneer Luxemburg of Malta vaccins moeten inkopen. Half augustus sloot de Europese Commissie een eerste principe-overeenkomst af met een farmaceutisch bedrijf voor de levering van coronavaccins. Het gaat om een raamakkoord met het Britse Astra Zeneca, een zgn. APA of Advance Purchase Agreement voor de levering van 300 miljoen dosissen. Half september volgde een tweede gelijkaardig akkoord met het Franse Sanofi-GSK en op 8 oktober een met Janssen Pharmaceutica (Johnson & Johnson). Met andere bedrijven waren of zijn besprekingen aan de gang (*2). Lijkt dit geen gepaste toepassing van het voorzorgsprincipe?

Maar voor wie?

 Niet iedereen is daar zo gerust in, en de kritiek komt niet alleen uit de ‘verdachte’ linkse hoek. “Wat ons verbaast en verontrust, is dat al die afspraken gemaakt worden achter gesloten deuren en we helemaal niet weten welke voorwaarden AstraZeneca heeft verbonden aan de levering”, zegt Yannis Natsis in De Standaard; Natsis is patiëntenvertegenwoordiger in het bestuur van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA, dat instaat voor het toezicht op de veiligheid van geneesmiddelen. Hij vreest dat de akkoorden bijzonder voordelig zijn voor de farmabedrijven, en dat ze voorwaarden bepleiten die hen vrijstellen van schadevergoeding als hun product slachtoffers maakt. Die onderhandelingen verlopen ook in de grootste geheimhouding, de namen van de Europese onderhandelaars zijn niet eens bekend. Wel lekte uit dat één van hen tot 2016 de leiding had van de Europese federatie van de geneesmiddelenindustrie EPFA. De ngo Corporate Europe Observatory (CEO) doet er grondig onderzoek over, maar botst vaak op de zwijgzaamheid van de Commissiediensten. Handelsgeheimen!

Ook in Nederland fronst men de wenkbrauwen. Op 7 oktober beantwoordde minister van volksgezondheid de Jonge vragen van kamerlid Ellemeet (Groenlinks); de Nederlandse regering is vrij nauw bij de onderhandelingen betrokken omdat ze één van de zeven lidstaten is die de Commissie bijstaan in de gesprekken met de producenten. Maar nergens uit de antwoorden van de minister blijkt de stilaan spreekwoordelijke bezorgdheid van de regering Rutte om geen duit of euro te veel uit de staatskas te laten vloeien. Als er gewezen wordt op een gebrek aan transparantie is het antwoord steevast dat prijsafspraken e.d. vallen onder de commerciële geheimhoudingsplicht. Prijzen, wettelijke aansprakelijkheid, wijze van verdeling van de vaccins, het zijn allemaal terechte vragen die evenwel zonder antwoord blijven.

In het Europees Parlement was er op 22 september een hoorzitting over de kwestie, waar zelfs de liberale voorzitter Canfin van de commissie Milieu, Gezondheid en Voedselveiligheid (ENVI) het gebrek aan transparantie hekelde. Het was nochtans voorzitter von der Leyen die bij het begin van haar ambtstermijn een gedragscode voorlegde waarin men leest: “Transparantie moet blijken bij het werk van alle Commissieleden en hun kabinetten. Transparantie is bijzonder belangrijk waar specifieke belangen met betrekking tot het Commissiewerk i.v.m. wetgevende initiatieven of financiële aangelegenheden bediscussieerd worden met professionele organisaties of individuen.”

Toch zou het onjuist zijn om dit conflict voor te stellen als het democratisch Parlement versus de ondemocratische Commissie. In april 2016 keurde dat Parlement de zgn. Trade Services Directive goed, een wet die bedrijven helpt hun ‘bedrijfsgeheimen’ te beschermen. Alleen Verenigd Links (GUE/NGL) en de Groene fractie stemden tegen…

Noten:

*1) De werknemers al wat minder, want nog op 14 mei oordeelde de Commissie dat het virus voor hen weliswaar een ernstig risico betekent, maar niet van de ergste soort, omdat het tot een categorie behoort “waarvoor er gewoonlijk wel een effectieve behandeling bestaat”.

*2) Zie Europese Commissie, Public Health.