De eindstrijd voor de welvaartsstaat
Minister Paul Magnette stelde dat de besparingen die Europa overal oplegt niet enkel ondemocratisch zijn maar ook de situatie verergeren. Paul De Grauwe geeft hem gelijk. Wat de hofeconomen Noels en Van de Cloot ervan denken is vooralsnog onduidelijk, niet in het minst voor henzelf. Belangrijker is de vaststelling dat overal stemmen en analyses opduiken die de relevantie van een doorgedreven besparingsbeleid in vraag stellen. Waarom worden al deze stemmen niet gehoord? Heeft dit te maken met een nieuw soort van autisme onder regeringsleiders?
(origineel bij attac Vlaanderen)
Sommige zullen misschien raar opkijken bij de uitleg die Standards & Poor’s gaf ter gelegenheid van de ratingverlaging van 9 lidstaten half januari. Volgens S&P is “het Europees beleid veel minder doeltreffend dan voorzien. Het proces van hervormingen uitsluitend gebaseerd op soberheidsbeleid riskeert het tegenovergesteld effect te veroorzaken”.
Een analyse die men ook bij de OESO terugvindt: “Overal ter wereld moeten de regeringen zeer dringend de record-kloof tussen rijk en arm dichten om aldus te vermijden dat de wereldeconomie in elkaar zou storten om niet te zeggen een sociaal-economische ‘meltdown’ zou ondervinden.” Het uitgangspunt is hetzelfde : soberheid en verarming verergeren de crisis.
Waar komen begrotingstekorten vandaan
Alle lidstaten van Europa zitten met toenemende begrotingstekorten. Deze tekorten zijn sinds 2009 in ijltempo beginnen stijgen. Drie factoren hebben elkaar versterkt:
1. De diepste recessie (-4,2% in de EU) sinds de tweede wereldoorlog hebben de fiscale inkomsten drastisch verminderd;
2. Sinds tien jaar stijgen de ‘fiscale uitgaven’ constant; uitgaven die overigens nooit worden opgenomen in de begroting. Het gaat hier om gunsttarieven, notionele interestaftrek e.d., geldsommen die de overheid zichzelf ontzegt en 3 à 5% van het BBP vertegenwoordigen.
3. Last but not least, de lopende rekening van de bankencrisis. Tel de drie bij elkaar en je zit uiteraard ‘in het rood’.
Beleggen en speculeren met staatspapier
De overheidsschulden van landen zoals Japan, het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten doen niet onder voor de eurozone met respectievelijk 210%, 130% en 100% van het BBP. Wanneer Standard & Poor’s de rating van deze landen verlaagt, verandert dit echter weinig. De reden is eenvoudig: in deze landen koopt de centrale bank desnoods zelf staatspapier op.
Dergelijke operatie (ook wel ‘quantitative easing’ genoemd) stemt overeen met het creëren van elektronisch geld. De Federal Reserve van de VS heeft dit reeds drie keer gedaan sinds 2008, voor een som van om en bij de 2000 miljard dollar. De Bank of England is nog niet minder actief in het opkopen van de eigen staatsschuld. Japan heeft tot 2006 hetzelfde gedaan naast een mobilisatie van het nationale spaargeld.
De situatie waarin de lidstaten van de eurozone zich bevinden is fundamenteel anders. Sinds het invoeren van de euro kunnen de staten zichzelf niet meer financieren via het ‘bijdrukken van geld’. Zij gaan hun schamele goudvoorraad ook niet verkopen en moeten dus gaan lenen op de internationale financiële kapitaalmarkten. Daar worden zij opgewacht door de haaien van dienst: woekeraars die beleggen in staatspapier en dankzij de stijgende rentevoeten alras de buit binnenhalen. Erg genoeg lenen de staten hier net van diezelfde bankiers als diegene die ze enige tijd gered hebben.
Broekzak-vestzak operatie
De vraag die elk redelijk mens zich stelt: met welke middelen kunnen deze ’zombiebanken’ op de financiële markten staatsobligaties kopen? Het antwoord is zeer eenvoudig: alle private banken krijgen gratis geld van de ECB. Schandalig maar waar: in december heeft de ECB voor 489 miljard euro aan banken geleend met een rentevoet van minder dan 1%, waarna deze banken even snel deze gelden beleggen in … staatspapier!
We stellen vast dat de ECB in de eerste plaats handelt in functie van de operatoren van het financiële kapitalisme en niet van het algemeen belang. De ECB is een centrale bank van een speciaal kaliber. Volgens haar statuten is ze autonoom en heeft ze dus geen rekening te houden met de politieke machten, zowel nationaal als Europees. Zij stippelt haar muntbeleid uit op basis van twee principes: de stabiliteit van de prijzen en de bestrijding van inflatie.
Even terugblikken
Sommigen stellen dat Europa wordt overheerst door het Duits kapitalisme. Dit is een misvatting. Natuurlijk heeft Duitsland een zeer belangrijk gewicht in het hele gebeuren maar de Europese constructie kan echter niet herleid worden tot een verlengstuk van het Duits kapitaal. De Europese Unie is een politiek compromis waarbij de verschillende fracties van de nationale politieke en economische elites een economische en monetaire eenmaking hebben uitgewerkt.
Het eenheidsacte van Europa kwam in 1986 tot stand onder impuls van Jacques Delors, toenmalig (sociaaldemocratisch) commissievoorzitter. Dit verdrag voorzag een vrijhandelszone en de consolidatie van de ‘Europese muntslang’ (vaste wisselkoersen). Na het vallen van de muur van Berlijn stemde de Franse socialistische president François Mitterrand toe met de Duitse eenmaking in ruil voor een akkoord rond een eengemaakte munt met een kalender. De EEG zou vervangen worden door een Economische en Monetaire Unie met als doel een voldoende groot draagvlak te scheppen om de concurrentie aan te kunnen met de toenmalige Japanse en de VSA wereldspelers.
Het thema van het ‘sociaal Europa’ werd erbij gesleurd om het project te kunnen verkopen aan de electorale achterban van de sociaaldemocratie. Toenmalig voorzitter van het Europees vakverbond Georges Debunne stelde met ontzag vast dat de sociaaldemocratie haar instemming verleende aan een constructie die alle hefbomen om een sociale harmonisatie te realiseren tot niets herleidde. In 1991 werd dan het Verdrag van Maastricht afgesloten waarbij de beslissende stap werd gezet om tegen 1999 tot een volwaardige EMU te komen met in 2002 de invoering van munten en briefjes.
De convergentienormen van Maastricht deden hun intrede. De lidstaten van de Europe Unie zouden erop toezien dat het begrotingstekort nooit de 3% en de overheidsschuld niet de 60% schuldgraad zouden overschrijden. Daarnaast werden vaste wisselkoersen ingevoerd en werd beslist de inflatie te beperken tot 2%. De voornaamste macro-economische hefbomen werden vastgeklonken in het verdrag van Maastricht. Hierdoor behielden de lidstaten enkel de ‘loonkost’ over als variabele om de competitiviteit te ondersteunen. Bijgevolg kwamen overal de lonen in het vizier: loonmatiging en loonkostverlagingen werden in heel de EU legio (met in ons land het Globaal Plan en daarna de loonnorm).
Europees monetarisme
Maar dit alles had niets met een eenheidsmunt an sich te maken, wél met de politieke beslissing dat euro dezelfde waarde moest hebben als de Deutsche Mark. Dit was niet alleen nodig om de Duitse politiek-financiële elite te overtuigen haar nationale munt af te staan maar ook omdat de verschillende nationale economische elites van de Europese munt een internationale reservemunt wilden creëren. En dat kon volgens hen enkel een sterke munt zijn, met stabiele koersen en geen risico van ontwaarding. Vandaag worden 23% van de geldtransacties in euro’s uitgeschreven en bijgevolg kunnen er ook heel wat beleggingen in euro’s gebeuren.
Wat men in de hoge sferen van de commissie, de regeringen en de ECB wil redden is bijgevolg niet zozeer een eenheidsmunt, wél de positie van de euro als sterke reservemunt, als steunpilaar van de positie van het Europese kapitalisme binnen het wereldgebeuren waarbij de dollar nog steeds de belangrijkste speler is naast een ondergewaardeerde Japanse Yen of Chinese Yuan, de sterke Pond en Zwitserse frank. Het behoud van een sterke munt maakt dat muntontwaarding (devaluatie) of inflatie onaanvaardbaar zijn. En bijgevolg is het opkopen van nationale staatsbons een taboe, zowel voor Angela Merkel als ECB voorzitter Mario Draghi. Het zwaaien met het Duitse trauma van de jaren 1920 met een galopperende muntinflatie – brood kostte een kruiwagen papier – is hierbij hét alibi om in Duitsland en elders in Europa het goegemeente te overtuigen dat het ook in hun belang is dat de euro de sterke euro blijft.
Crashtest voor binnenkort
In 2012 moet er binnen de eurozone voor 820 miljard euro staatspapier geherfinancierd worden. Het IMF beschikt over een reserve van 400 miljard euro of dollars maar zij moet ook nog elders in de wereld kunnen tussenkomen. Het EFSF (noodfonds) is intussen omgevormd tot een fonds dat zelf gaat lenen op de financiële markten. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat alle lidstaten verder geld zouden steken in dit noodfonds.
De bijdrage van België aan het noodfonds is opgelopen tot 27 miljard euro, en bedraagt zelfs 70 miljard als we er de garanties bijtellen. Omdat de weerstand in sommige landen te hevig werd (Finland) opteerden de Europese leiders samen van Herman Van Rompuy en José Manuel Barroso in oktober 2011 het fonds zodanig om te vormen dat het zelf ook kan gaan lenen op de obligatiemarkten.
Onredelijkheid
De komende maanden zijn van beslissende aard voor de toekomst van de Europese Unie. Ofwel gaat men verder op de weg van steeds meer besparen en dan daagt het Grieks syndroom voor ons op. De recessie keert sneller terug en de sociale achteruitgang trekt ook de economie naar omlaag. Dat is de weg van het ‘Merkozy-verdrag’, met een ’gouden regel’ van 0,5% begrotingstekort in elke grondwet en een schuldafbouw die jaarlijks de totaliteit van de groei (als er al één is), zal absorberen.
Ofwel koopt de ECB voor 2000 à 3000 miljard euro aan staatsobligaties. Dit zou elke chantage van de financiële markten in de kiem smoren. Speculatie zou stilvallen, inflatie zou de overheidsschuld ten dele doen verdampen (100 miljard schuld is er nog maar 95 waard).
Maar dergelijk scenario impliceert ook dat alle beleggers ter wereld hun euro’s ruilen voor dollars en dat de sterke eenheidsmunt ophoudt te bestaan. Dit is een politieke nederlaag voor het neoliberalisme en de rechterzijde. Het zou ook een grondverschuiving betekenen binnen de Europese constructie. De waarschijnlijkheid van dit tweede scenario is bijgevolg quasi nihil.
De Fransen Michel Rocard en Pierre Larrouturou hebben recent een opgemerkt pleidooi gehouden om de ECB, zonder statuutswijziging, nationale staatsschuld te laten overkopen. Ze worden echter uitgelachen, niet minst door de Duitse sociaaldemocraten. De ernst van de situatie gaat velen voorbij. Sommigen hopen nog steeds dat de rechterzijde op het laatste moment enige redelijkheid zal terugvinden. Niets is minder waar.
Tony Benn, historische figuur van de Britse linkerzijde, stelde in september 2010 op een conferentie in London: “This is the final battle on the Welfare state”. Jazeker. Voor de economische elite is dit het momentum om de mooie restanten van de sociale zekerheid te liquideren. Arbeidsrecht, sociaal overleg en onderhandelde loonvorming moeten eraan.
In haar concurrentiestrijd op wereldvlak wenst het Europees kapitalisme alle grendels op te blazen. Ondernemingen, en zeker multinationals, wensen niet meer in te staan (belastingen) voor de financiering van het samenleven. Voor hen moet de sociale zekerheid vervangen worden door een minimaal sociaal vangnet. Al de rest zou best geprivatiseerd worden want dan kan er met de lonen van werkende bevolking nog iets verdiend worden op de beurs. De huidige ‘crisis’ bevat dus ook een politiek dimensie, wat de ‘onredelijkheid’ aan de overzijde van het politiek spectrum grotendeels verklaart.
Er is een alternatief
Wij ervaren de euro als een dure munt. In onze portemonnee betekende een briefje van honderd frank veel meer dan 2,5 euro. Alles is veel duurder geworden op minder dan tien jaar tijd. Bij de werkende bevolking groeit de aversie tegenover de euro, en terecht. Maar vandaag is het uittreden (tenminste voor de kernlanden van de eurozone) geen noodzaak om een ander beleid te voeren. Een uitstap zou het voordeel bieden van een devaluatie en de competitiviteit van de economie opkrikken. Anderzijds zou de oliefactuur ook stijgen en het competitief voordeel van een devaluatie van korte duur zijn.
Indien de euro écht uit elkaar spat, of zich reduceert tot een minimale zone rond Duitsland, verandert dit grondig de situatie. Eerder dan te anticiperen om het einde van de euro, of de noodzaak om eruit te stappen als uitgangspunt te nemen (zoals Costas Lapavitsas regelmatig in The Guardian doet) is het veel belangrijker dat de Europese linkerzijde zich manifesteert rond een doeltreffend anti-crisisprogramma.
Er zijn vandaag reeds heel wat voorstellen in circulatie: een audit op de schuld (wie bezit staatspapier en heeft zijn belegging reeds terugverdiend), de (partiële) kwijtschelding van de ’illegitieme schuld’ (de gokschulden van de financiële instellingen), de uitbouw van een openbare banksector, hogere belastingen op kapitaal en meer fiscale rechtvaardigheid, een financiële taks op transacties, een plan van grote werken om de ecologische ombouw van de economie en de maatschappij te versnellen, fiscale en sociale harmonisatie binnen Europa, enz.
Dergelijke voorstellen zullen op nationaal vlak aan gewicht winnen wanneer ze ook op Europees vlak verdedigd worden. Indien in één land een linkse meerderheid met het juiste regeringsprogramma een doorbraak forceert zal dit in de omliggende landen ook een impact hebben. Het gevoel van angst en onmacht zal wegebben en de publieke opinie zal ook naar links overhellen. Zoals een welbekend Russisch politieke strateeg en uitmuntende tacticus ooit stelde: de ketting is maar zo sterk als haar zwakste schakel.
Stephen Bouquin is hoogleraar Sociale Wetenschappen aan de Universiteit Evry-Parisud
Attac Vlaanderen
http://vl.attac.be