Ga naar de inhoud

De Doodgravers Van De Boeren

Over de recente boerenopstand is al veel geschreven. Zijn boeren nog gewoon boeren of vooral schuldenaren van banken? Of zijn ze misschien slaaf van agro-grootindustrielen? Ik denk van allemaal wat en dat weer ingeklemd in een mondiaal neoliberaal marktsysteem. Dat systeem kenmerkt zich door immanente destructie. Alles wat het doet is uiteindelijk dodelijk. Kijk maar op een pakje sigaretten, denk maar aan het gebruik van vele soorten pesticiden die kankerverwekkend of ‘mogelijk’ kankerverwekkend zijn. Dat is gekmakend. Overigens niet alleen voor boeren. 

9 min leestijd

Over die verstrengeling kwam ik een artikel tegen op de site van het Franse maatschappijkritische tijdschrift Le Comtoir, geschreven door Aesra Legrand (19 februari 2024). Het artikel gaat op het eerste gezicht over de opstand van Franse boeren, maar onmiddellijk al wordt dit verbreed naar de Europese boeren. Het gaat dus over boeren maar in feite vooral over hun doodgravers, de agro-grootindustriëlen. Het leek mij goed de boerenkwestie eens van die kant voor te stellen, reden waarom ik het artikel vertaalde (voor de noten zie de oorspronkelijke versie, Online). [ThH]

Boerenopstand

De boerenopstand die door Europa raasde, kan nu al als historisch worden omschreven. Door haar kracht, haar internationale dimensie en het overwinnen van de vakbondshiërarchieën door hun bases, is het ongetwijfeld de belangrijkste beweging sinds de oprichting van het Europese ‘Gemeenschappelijk landbouwbeleid’ (GLB). Hier ligt een goede kans om te kijken naar de diepere oorzaken van de economische en politieke achteruitgang van de (Franse) boerenstand.

De problemen waarmee de landbouwwereld vandaag de dag wordt geconfronteerd, zijn zo talrijk dat het zinloos zou zijn om te proberen een uitputtende lijst op te stellen: dalende inkomsten, inflatie, ongelijkheid in de perceptie van overheidssteun… Van al deze onderwerpen is de vrije systeemuitwisseling die door Europese verdragen zijn uitgebreid, besproken en aan de kaak gesteld in de media en in de eisen van landbouworganisaties. We zullen zien dat, als Europa in de huidige situatie een onmiskenbaar deel van de verantwoordelijkheid draagt, het grootste deel van het probleem ligt in de structuur zelf van het landbouwontwikkelingssysteem.

De liberalisering van de concurrentieverhoudingen, veroorzaakt door de hervorming van het GLB in 1992, door het einde van de gegarandeerde prijzen en door de verschillende vrijhandelsovereenkomsten die tussen de Europese Unie en andere exporterende landen (Canada, Mexico, Oekraïne, enz.) zijn ondertekend, hebben (Franse) boeren op een gedereguleerde internationale markt geplaatst. Die wordt evenwel gedomineerd door grote agro-industriële groepen die de voorkeur geven aan massaproductie en gespecialiseerde productie. Deze permanente nadruk op productiviteit en ‘concurrentievermogen’ dwingt boeren om altijd te proberen de oppervlakte van hun boerderijen te vergroten, meer arbeidskrachten in dienst te nemen, te investeren in steeds zwaardere infrastructuur en uitrusting, en zo in de val van overmatige schuldenlast te trappen.

Naast deze strijd om hun economische overleving worden boeren echter verstikt door Europese en nationale regelgeving.Deze, uitgevaardigd onder de valse deugdzame dekmantel van de strijd tegen de opwarming van de aarde, hebben bovenal de meer prozaïsche ambitie om nieuwe bronnen van inkomsten te vinden om de staatskas te voeden: een project om de veestapel te verkleinen en de gedwongen terugkoop van land, afkomstig van de regering-Rutte in Nederland, einde van belastingvrijstellingen op voertuigen en brandstof in Duitsland en Frankrijk.

Het is oneerlijk en misleidend om ecologie tot de grondoorzaak van de malaise in de landbouw te maken; maar dit zogenaamde ‘duurzame ontwikkelingsbeleid’ was de druppel die de emmer deed overlopen: de boerenwoede brak in heel Europa uit. Terecht als we bedenken dat de meeste van hun buitenlandse concurrenten verre van onderworpen zijn aan hetzelfde normatieve kader als zij, wat hen aantrekkelijker maakt op de internationale handelsmarkt. De EU en haar lidstaten verhinderen dat boeren profiteren van de vrije concurrentie die zij zelf tot stand gebracht hebben.

Resultaat: steeds meer exploitanten, die niet in staat zijn een fatsoenlijk inkomen te verdienen of hun bedrijf eenvoudigweg winstgevend te kunnen maken, gaan failliet en worden gekocht door grotere bedrijven. Degenen die achterblijven worden gedwongen terug te keren naar de conventionele landbouw – degenen die er waren, stortten zich op de biologische landbouw [‘De ecologie kan de landbouw redden: ziehier hoe’; zie de site ReporterreOnline ; thh.] – met alles wat dit inhoudt in termen van gebruik van machines en inputs, om te werken ten voordele van hun crediteuren: de bank en wat downstream-bedrijven genoemd worden, handelaren en voedselverwerkende industrieën.

Handelaren en industriëlen versus producenten: de boeren

Want wie krijgen uiteindelijk de kluif van dit systeem? Het is niet, zoals we hebben gezien, de producent, de boer. Het zijn degenen die wij tussenpersonen noemen, dat wil zeggen de distributeur, de industrieel en, in nog grotere mate, de handelaar, de groothandelaar.

Door gebruik te maken van de concurrentie tussen EU-boeren en buitenlandse producenten en voordeel te halen uit de neerwaartse trend van de wereldprijzen (vooral voor granen), bevinden de downstream-bedrijven zich in een sterke positie in hun marktrelaties met producenten. Daardoor nemen hun winsten toe ten nadele van de exploitanten. Ze staan ​​zichzelf zelfs toe grondstoffen onder de kostprijs in te kopen. En de schamele maatregelen die door staten ingevoerd zijn om een ​​einde te maken aan dit systeem van onteigening (EGalim: de prijs mag niet onder de kostprijs van de boer komen), zoals de Franse EGalim-wetgeving, hebben duidelijk hun doelstellingen niet bereikt. [Ik voeg hier aan toe het gepubliceerde in Le Monde van 23 februari 2024. Daar wordt de Franse minister van Economische Zaken tijdens een persconferentie geciteerd, die duidelijk maakt dat bij onderzoek naar de agrarische situatie 1400 controles zijn uitgevoerd onder de grote agro-industriëlen en vijf grote distributeurs. Geconstateerd is dat 150 contractuele relaties met de boeren  niet conform de EGalim-wetgeving waren. De Franse Algemene Rekenkamer deed ook onderzoek in dat veld en merkte dat slechts een minderheid van de onderzochte gevallen conform de wetgeving was – 7 stuks van de 35 onderzoeken in de vleesindustrie, 9 stuks van de 29 in de melkindustrie; thh.]

Als tijdens de periode 2021-2022, gekenmerkt door een sterke inflatietrend, de brutomarge van de producenten lichtjes is gestegen, houdt dit fenomeen verband met de stijging van de grondstoffenprijzen en niet met een betere verdeling van de toegevoegde waarde. Het aandeel van de producent in de uiteindelijke prijs van landbouwproducten begint in 2023 opnieuw te dalen.

Onderschrift : Leden van de boerenvakbond ‘La Confédération paysanne’ demonstreren op 29 augustus 2018 in Murs, dept. Indre, tegen het grootschalig opkopen van landbouwgrond

Het is ook essentieel om te onthouden dat deze ‘oligopolies’, naast hun activiteiten als handelaren en/of industriëlen in de agrovoedingssector, vaak zelf grote boeren zijn, die hun domeinen uitbreiden naarmate ze groeien en hun meer ongelukkige concurrenten uitkopen. Het meest sprekende voorbeeld is natuurlijk dat van de Avril-group, een echte reus van de agro-industriële sector, eigenaar van merken als Lesieur of Puget, aanwezig in een twintigtal landen, en wiens president niemand minder is dan Arnaud Rousseau, voorzitter van de FNSEA en zelfbenoemd vertegenwoordiger van de grieven van de landbouwwereld. Het is gemakkelijk te begrijpen met welke snelheid de FNSEA (Federatie van nationale syndicaten van landbouwers, in Frankrijk) opriep tot het beëindigen van de sociale beweging en het opheffen van de blokkades, nadat ze vage beloften van de regering hadden gekregen om aan hun eisen te voldoen, die als volgt konden worden samengevat: ‘Geef ons meer publiek geld, kom niet aan het systeem dat ons verrijkt, en laat ons in vrede vervuilen.’ 

Dit is de manier waarop de uitbuiting van de agrarische arbeid georganiseerd wordt door oligopolies, door deze moderne landeigenaren die op hun beurt betrokken zijn bij grootschalige productie, handel, financiën en de verwerkende industrie.Deze mensen zijn uiteindelijk heel tevreden met de verdwijning van de boerenstand, zelfs binnen hun natuurlijke en historische ruimte: het platteland. [..]

Politiek, economisch en sociaal gedegradeerd is de boer het slachtoffer van de mondialisering, de afwijzing van een samenleving die hem, zo begrijpt hij of zij, niet langer werkelijk nodig heeft. De roep van opstand die momenteel in heel Europa weerklinkt, is uiteindelijk die van een wereld die weigert te verdwijnen.

Geen land zonder boeren

Welke vooruitzichten zijn er dan voor de landbouw en de boerenbevolking in Frankrijk en Europa? Laten we het duidelijk zeggen: ze zijn nauwelijks veelbelovend, zolang het systeem van uitbuiting van agrarische arbeid voortduurt. Er zijn echter mogelijkheden om een tegenwind te laten waaien.

Het eerste dat moet gebeuren is de vakbondshegemonie van de FNSEA of soortgelijke instellingen liquideren. De landbouwwereld kan niet langer accepteren dat haar belangen worden vertegenwoordigd door haar doodgravers. Het grotendeels autonome optreden van de activistische bases en het wantrouwen van boeren jegens de vakbondshiërarchieën tijdens het optreden van de sociale beweging zorgen voor een zeker optimisme op dit niveau. Dan kan de herziening van het landbouwontwikkelingssysteem aangepakt worden.

Vooropstaat de voedselsoevereiniteit te herstellen. Daarvoor moeten het GLB en de Europese vrijhandelsverdragen verlaten worden. Vervolgens is het nodig een einde te maken aan de overheersing van downstream-bedrijven in concurrentieverhoudingen en het doorbreken van de macht van landeigenaren: door de aankoop van levensmiddelen onder de kostprijs te verbieden, door kleine boeren en biologische landbouw te bevoordelen in het overheidsfinancieringsbeleid, door producenten te betrekken bij de distributie proces via landbouwcoöperaties.

Ten slotte is het een kwestie van een heroverweging van de plaats van de boerenstand in ons sociale en economische weefsel: kunnen we werkelijk een model duurzaam beschouwen dat de essentiële taak van het voeden van een hele bevolking bij zo’n klein aantal boeren legt? Zijn de ecologische vraagstukken van onze tijd verenigbaar met de productivistische opvatting van de moderne landbouw? Moet de landbouw zelf worden beschouwd als een economische sector zoals elke andere, of moet zij integendeel eerst een sociale functie belichamen, gemeenschaps- en territoriale banden genereren, en een bron van emancipatie worden door toegang tot eigendom en zelfvoorziening?

Deze vragen zullen beantwoord moeten worden in een meer mondiale reflectie. Want als, zoals de slogan luidt die tijdens de demonstraties werd gehoord: er geen land is zonder boeren, moeten we niet opnieuw een boerenstand creëren zonder een radicale transformatie van ons hele sociale en economische model. Noch de aarde, noch degenen die erop leven, zullen vrij zijn zolang de heerschappij van het gemondialiseerde kapitaal voortduurt.

Aesra Legrand (Vertaling Thom Holterman; de oorspronkelijke tekst is te raadplegen op internet, zie Online.)

[Groepsfoto afkomstig uit Reporterre; overig beeldmateriaal overgenomen van de site Le Comptoir; voor de noten, zie het artikel op de site Le ComptoirOnline.]