De crisis begrijpen? Lees de Wereld-systeemtheoretici!
Verslag van een bijeenkomst over de economische crisis van D4net op 8 juli 2010.
Het origineel is te vinden op de website van D4net.
De bijeenkomst startte met het verhelderende animatiefilmpje over de crisis van de marxistische David Harvey.
Op verzoek van D4net houdt Kees Hudig een inleiding over de wereld-systeemtheorie en haar grondleggers. Volgens Kees behoren de wereld-systeemtheoretici tot de interessantste groep wetenschappers die proberen ons te helpen de economie te begrijpen. Kees vindt dat het analyseren van de economie en van de crisis in Nederland, maar ook in de rest van wereld, erg achteruit is gegaan.
Je hoort daardoor, zeker in de reguliere maar ook in de linkse media, momenteel allerlei idiote verklaringen voor de crisis, die afleiden van wat er werkelijk aan de hand is. Er zijn maar weinig goede discussies over de werkelijke oorzaken en motoren achter de crisis en de economie. Dat komt voor een groot deel doordat de kennis en inzichten van marxistische scholen worden weggecensureerd of doordat deze deskundigen zelf om diverse redenen zijn afgehaakt.
De teksten van de wereld-systeemtheoretici zijn veel leesbaarder dan de klassiek-marxistische. Ze zijn ook makkelijker toe te passen doordat er niet alleen maar naar de puur economische dimensie wordt gekeken, maar ook naar politieke invloeden.
Grondlegger Immanuel Wallerstein wilde ermee een theoretisch raamwerk voor de internationale economie neerzetten. Hij is eigenlijk socioloog, maar acht het belangrijk om verschillende disciplines te combineren: geschiedenis, economie, geografie, antropologie, politicologie.
Wallerstein werd sterk beïnvloed door de economische geschiedkunde van Fernand Braudel die de geschiedenis en opkomst van het kapitalisme beschreef in zijn drie delen ‘Capitalism and Civilization’. Hierin vergelijkt Braudel diverse crises, onder andere die van 1763 die ook al werd veroorzaakt door kredieten en fictief geld. (Citaat: Het machtige Hollandse systeem kende vanaf de jaren zestig van de achttiende eeuw een aantal zware, verlammende crises. Al deze crises leken op elkaar als twee druppels water en schenen verband te houden met de crisis van het krediet. De grote massa commerciële waardepapieren, de totale omvang van ‘het kunstgeld’ scheen te beschikken over een zekere autonomie tegenover de rest van de economie, maar met grenzen die blijkbaar niet overschreden konden worden (...) (De Tijd van De Wereld p 252))
Wallerstein zag in 1974 zijn theorie als een aanvulling op het ‘dependencia’-denken, dat in de jaren ’60, ’70 het proces van dekolonisatie theoretisch begeleidde. De dekolonisatie bracht een discussie over ontwikkelingshulp met zich mee en de dependenciatheorie legde uit dat het niet alleen maar een kwestie was van geld overmaken, maar dat er een structurele ongelijkheid bestond tussen het centrum (1e Wereld) en de periferie (3e Wereld). De wereld-systeemtheorie vindt dat dependencia teveel kijkt naar natiestaten in de rol van daders en slachtoffers, terwijl het kapitalisme zich ook in andere vormen organiseert. Volgens hen heeft de Europese economie zich sinds de zestiende eeuw tot een wereldeconomie ontwikkeld zonder dat daar één natie de baas over was, daarom heet het ook een ‘systeem’, vandaar de naam ‘wereld-systeemtheorie’. Ze zijn toen gaan beschrijven hoe dat werkt.
Daarbij was nog een andere econoom van belang: Kondratieff. Deze ontdekte na bestudering van vijfhonderd jaar economische ontwikkeling een bepaald cyclisch proces.
In dit proces treedt elke keer een soort overaccumulatie op, waarna een crisis volgt. Die cycli duren zo’n dertig tot tachtig jaar. Ook sommige beleggers geloven in de cycli van Kondratieff. Op grond daarvan voorspellen zij een Kondratieff- winter (depressie) in 2014, die zes jaar gaat duren. De wereld-systeemtheoretici combineren de gegevens van Kondratieff met de geopolitieke gebeurtenissen. Daarmee kan je bepaalde ontwikkelingen beter begrijpen. In ieder geval blijkt hieruit dat het niet gaat om een groot complot, het zijn bijvoorbeeld niet ‘de joden’ die erachter zitten en het is ook niet alleen maar mannelijk graaizucht, zoals sommige mensen tegenwoordig denken.
De wereld-systeemtheoretici gaan niet dogmatisch te werk: een vast patroon van cycli op langer termijn wil nog niet zeggen dat er geen momenten zijn waarop je invloed uit kunt oefenen en zij zien ook verschillen in de opeenvolgende cycli.
Met name Arrighi, een van de belangrijkste wereld-systeemtheoretici, zoekt naar momenten van chaos en instabiliteit waarin je juist doorbraken kan bewerkstelligen die anders niet mogelijk zouden zijn.
Arrighi, Wallerstein en Hopkins schreven al in 1980, nog voordat de antiglobaliseringsbeweging opkwam, het boek “Antisystemic Movements”. Anders dan de orthodox marxisten, volgens wie de cycli van het kapitalisme vaststaan en alleen maar tot de uiteindelijke dictatuur van het proletariaat kunnen leiden, zien zij voortdurend momenten en kansen om erdoor heen te breken. Zo heeft het ontstaan van arbeidersbewegingen grote invloed gehad op de hoogte van de winstvoet, terwijl de winstvoet volgens de theorie van de Kondratieff-cycli op dat moment eigenlijk had moeten stijgen. Dan zie je ook waarom de kapitalistische klasse de politiek gaat beïnvloeden om ervoor te zorgen dat die arbeidersbewegingen onderdrukt gaan worden: het kost hen teveel geld.
Arrighi beschrijft in “The Long Twentieth Century: Money, Power, and the Origins of Our Times” vijfhonderd jaar economische geschiedenis, te beginnen bij de Italiaanse stadstaten, waarna de economische en financiële macht verlegd werd naar Amsterdam, vervolgens naar Londen en van daaruit naar de Verenigde Staten. Hoe steeds het neergaan van het ene economische centrum het volgende centrum aan het voeden is. Nu verplaatst het centrum zich van de Verenigde Staten naar China en wordt de opkomst van de Chinese economie voor een groot deel gevoed door de Verenigde Staten.
Het stuk “Towards a Theory of Capitalist Crises” is in tegenstelling tot Arrighi’s andere teksten heel droog theoretisch en alleen voor vakmensen leesbaar. Maar deze tekst heeft wel veel discussies losgemaakt. Arrighi beschrijft hierin hoe verschillende crises werken en wat je daartegen als tegenbeweging of arbeidersklasse zou kunnen doen.
Interessant is dat de wereld-systeemtheoretici in de loop der jaren een groeiende groep wetenschappers en journalisten om zich heen hebben verzameld die de theorie in bredere kring naar voren brengt. Een actueel voorbeeld hiervan is het stuk “Red Cards for Fifa, Coke and South African Elites” door wereld-systeemfollower Patrick Bond naar aanleiding van de wereldkampioenschappen voetbal in Zuid-Afrika.
In de analyse van de huidige crisis staan volgens de wereld-systeemtheorie twee dingen centraal: de crisis van de jaren ’70 en het feit dat de lonen sindsdien stil zijn blijven staan, terwijl er al die jaren wel vaak drie à vier procent economische groei is geweest.
Dus waar is het geld van die groei heengegaan? Er is een groot gat ontstaan tussen inkomens van de bovenste en de onderste laag van de bevolking. Dat de meeste mensen niet meer zijn gaan verdienen ondanks de voortdurende economische groei is essentieel voor het begrip van de huidige crisis. Ondanks het gebrek aan groei van het inkomen wilden mensen wel meer gaan besteden, soms doordat het hen werd aangepraat, maar vooral doordat de maatschappij zich op die manier ontwikkeld heeft; met schoolgaande kinderen ontkom je er bijvoorbeeld niet aan om een computer met allerlei aansluitingen aan te schaffen. De enige manier om dat soort uitgaven te doen terwijl je loon gelijk blijft is door schulden aan te gaan. Dat verklaart waarom, ook in Nederland, de huishoudelijke schulden de laatste jaren zo gestegen zijn.
De huidige crisis is wat betreft de terugval van het bruto nationaal product veel ernstiger dan de crisis van de jaren ’70. Maar de vorige crisis was vooral ernstig voor de ondernemers, omdat toen hun winstvoet drastisch terugzakte. Dit kwam doordat twee productiefactoren enorm duurder werden. Allereerst het loon: de vakbonden hadden in de jaren ’60, ’70 meer macht verkregen en wisten loonsverhogingen af te dwingen. Daarnaast werden door het dekolonisatieproces de grondstoffen duurder. De politiek van de OPEC-landen is hiervan een goed voorbeeld. Als reactie op deze ontwikkelingen heeft het neoliberalisme vorm gekregen. De ondernemers hebben geprobeerd hun kosten te verlagen door onder meer minder belastingen te gaan betalen, allerlei vormen van deregulering af te dwingen, door offshoring en door het monddood maken van de vakbonden. Dit is ook een heel politiek proces geweest waarin bijvoorbeeld in Nederland vertegenwoordigers van onder andere Shell, Akzo en Unilever bij elkaar zijn gaan zitten met de vraag wat te doen met de veel te linkse stromingen in het land en met het kabinet Den Uyl. Ze hebben samen daartegen plannen gemaakt en ze hebben geprobeerd een aantal van hun eigen mensen in de politiek omhoog te laten komen. Deze mannetjesmakerij is met name bij mensen als Bolkestein, De Korte en Hans van den Broek zeer succesvol gebleken.
Dit moet je niet als een complot zien: als het systeem niet goed functioneert, gaan ze er aan hangen, draaien ze wat knoppen om en dan gaat het weer beter.
In het algemeen is er een overload aan informatie over de crisis en slechts weinigen kunnen de vinger op de zere plek leggen. De wereld-systeemtheoretici doen dit wel. Zij combineren een ondogmatisch gebruik van marxistische theorie met kennis uit veel andere vakgebieden.
Helaas komen de denkers over ontwikkelingen op de lange termijn in Nederland en België, wetenschappers als Ernst Mandel, Jaap van der Duin en Robert Went, vaak uit een meer Trotskistische hoek, waardoor zij in vergelijking tot de wereld-systeemtheoretici dogmatischer zijn.
Tot zover de inleiding van Kees Hudig. Aan de hand van vragen, opmerkingen en stellingen werd er verder gepraat.
* Hoe zien wereld-systeemtheoretici de oplossing voor de huidige crisis?
Volgens hen is de enige manier om crises op te lossen door van het kapitalisme af te komen. Met hervormingen kom je er niet. Maar zij zien ook wel enclaves van kapitalismeloze gebieden. Daarbij bouwen ze voort op het baanbrekende werk van de Hongaarse econoom Polanyi. Deze liet ten tijde van en kort na de Tweede Wereldoorlog zien dat er ook allerlei alternatieve vormen van economie bedrijven bestaan, anders dan de kapitalistische.
* In hoeverre zijn crises uit het verleden vergelijkbaar met die van nu? Er worden nu meer ecologische grenzen overschreden en energiebronnen raken uitgeput, er lijkt een einde te komen aan de groeimogelijkheden.
Deze systeemcrisis lijkt heel anders. In voorgaande systeemcrises kon je eruit groeien door bij wijze van spreken hele nieuwe industrieën op te zetten, wat op dit moment door de ecologische grenzen nauwelijks mogelijk is.
De wereld-systeemtheorie stelt dat het kapitalisme is ontstaan uit de crisis van het feodalisme. Volgens hen lijkt het er op dat het kapitalisme nu zelf op haar beurt in een crisis is beland.
Wallerstein vraagt zich onder ander af waarom het Europa was die destijds de ‘oplossingen’ aandroeg en niet bijvoorbeeld grootmacht China. Europa was immers zelf een grote chaos. Anders dan de marxistische denkers die het ontstaan van het kapitalisme primair leggen bij het ontstaan van de industrie, wijzen de wereld-systeemtheoretici juist op de rol van de handelaren in zowel Venetië, Genua en Amsterdam. Volgens hen is het een langzame overgang geweest.
* Wereld-systeemtheoretici beschrijven hoe je hier en daar invloed uit kunt oefenen, maar dat op lange termijn slechts de oplossing kan worden gevonden als je in staat bent om het kapitalisme weg te krijgen. Het lijkt erop dat je anders het kapitalisme alleen maar kan bijsturen om het minder erg te proberen te maken.
Het zijn vooral historici. Ze beschrijven de Russische revolutie, de ontwikkelingen in China en de antiglobaliseringsbeweging als momenten waarop bewezen wordt dat het kapitalisme in crisis is omdat een flink deel van de subjecten die het kapitalisme moeten accepteren dat niet doet. En hoe dat afloopt staat niet vast.
Een andere ideologie (dan die van het kapitalisme) lost niet zomaar alles op. Crises binnen het kapitalisme, maar ook binnen het communisme, leidden tot lange periodes van misère, waarin in het verleden miljoenen mensen omkwamen. Uiteindelijk is het vaak het bedrijfsleven die zich goed genoeg weet te organiseren om daar dan toch weer winst uit te halen. En dat zijn de momenten waarop eigenlijk de andere partijen kansen moeten grijpen.
Daarnaast is vanuit dezelfde analyses de discussie over de ‘commons’ ontstaan: je zou met z’n allen moeten bevechten dat bepaalde dingen uit de kapitalistische markt, uit de commercie, worden gehouden of gehaald. Dat wordt ook vanuit de geschiedenis ondersteund: de wereld-systeemtheoretici laten zien dat de ‘enclosures’ in Engeland, waarbij gemeenschappelijke gronden werden toegeëigend door er hekken omheen te plaatsen en waardoor het kapitalisme daar een nieuwe vaart kreeg, niet in de normale gang van de ontwikkelingen lagen. Daarom is besef over hoe de geschiedenis is gegaan en over wat er op welke manier is afgenomen heel belangrijk. De ‘enclosures’ staan metafoor voor alles wat publiekelijk was en gaandeweg werd geprivatiseerd. Dit proces zou je nu moeten terugdraaien.
Arrighi pleit voor een autonome ontwikkeling van de arbeidersklasse, omdat het kapitaal alleen uit de crisis kan komen als zij weer, bijvoorbeeld met de hulp van politieke partijen, de heerschappij over de arbeiders kan verkrijgen.
* Is het heden ten dage nog wel zo zinnig om over arbeiders en klassen te spreken? Dat is namelijk een negentiende-eeuws klassiek marxistisch concept terwijl we nu meer belangen en identiteiten kunnen onderscheiden. Je krijgt geen mens meer in beweging als je over arbeidersklasse spreekt; opdelen in dergelijke categorieën is niet van deze tijd.
Noem het dan de ‘precaire’ klasse. In ieder geval is de fundamentele verhouding tussen ‘haves’ and ‘haves not’ niet veranderd. Kees Hudig pleit ervoor om de fundamentele tegenstelling tussen de mensen die eraan verdienen dat anderen voor hen werken en jezelf opnieuw helder te stellen. Dat zet de verhoudingen weer op scherp. In Nederland wordt er gedaan alsof we allemaal in hetzelfde schuitje zitten, of je nou op de Amsterdamse Zuidas in een kantoor zit te speculeren of dat je ergens aan het schoonmaken bent.
Ondanks vele pogingen, zoals in de jaren ’80 MEMO, Mens- En Milieuvriendelijk Ondernemen, wordt telkens weer bewezen dat binnen het kapitalistische systeem winstgevendheid èn eerlijk en goed omgaan met je personeel niet samen gaan.
*In Nederland weten mensen te weinig over de economische crisis. Oorzaak en gevolg worden door elkaar gehaald waardoor mensen rare conclusies trekken. Dan gaan ze bijvoorbeeld op Wilders stemmen, omdat ze denken dat het aan de buitenlanders ligt. Als we de economische geschiedenis bestuderen zouden we aan mensen duidelijk kunnen maken hoe de vork in de steel zit. Dat gebeurt ook al op verschillende websites, maar dit vindt nog weinig weerklank binnen de samenleving. Bladen als de ‘Monthly Review’ zouden veel meer gebruikt moeten worden in de analyse en beeldvorming. Vroeger had je daar Nederlandse tegenhangers van. Die parallelle structuren moeten weer ontwikkeld worden.
Kees merkt op dat bijvoorbeeld de universitaire activisten weer een leesgroepje zijn begonnen. Het begint dus weer een beetje te komen. Er is ook veel informatie beschikbaar van alle mensen die hier genoemd zijn. Allerlei vertalingen zijn te vinden op bijvoorbeeld www.globalinfo.nl. Er is alleen geen structuur om vorm te geven aan de discussie over de geboden informatie. Het is natuurlijk van belang dat er iets met die informatie gebeurt. Neem bijvoorbeeld wereld-systeemtheoreticus Samir Amin uit Egypte: hij was onlangs op een conferentie in Utrecht. Daar was nauwelijks publiciteit aan gegeven en er is geen verslag van gemaakt, er is geen interview met hem gedaan, maar er is wel een snel filmpje op internet gezet. Feitelijk is er niemand meer die deze informatie nog benut.
* Stelling: De economische structuur is op dit moment niet veel ingewikkelder dan twintig of dertig jaar geleden. Het is de gemeenschappelijke kennis erover die nu veel minder is.
De economische structuur is niet veel ingewikkelder geworden, maar een aantal andere dingen wel. Veel mensen zien geen samenhang meer door gebrek aan kennis.
Zo is het opvallend dat een groot aantal NGO’s steeds meer samenwerkt met multinationals. Dat was tien jaar geleden ondenkbaar. Tegenwoordig wordt dat verdedigd door het argument dat nu alles veel ingewikkelder is geworden. Maar daar dragen ze dan ook zelf aan bij.
De financieel economische constructies zijn in ieder geval ingewikkelder geworden. Er zijn bestuurders die niet meer weten wat hun eigen bedrijven doen; het zijn megabedrijven geworden, die nauwelijks bestuurbaar zijn.
De verhouding tussen arbeiders en hun bedrijf is veranderd doordat iedereen aandelen heeft. Ook de pensioenen worden betaald met behulp van inkomsten uit beleggingen. Een theorie die stamt uit de jaren ’70 beweert dat arbeiders langzamerhand eigenaar worden van de fabrieken. Maar in feite zijn ze eerder een versterking van het bestaande kapitalisme doordat ze goedkoop geld lenen aan bedrijven. Het systeem heeft hen helemaal ingekapseld. Het zijn de grote beleggers die invloed hebben en de kleine niet. Je zou denken dat het met kleinere bedrijven wel kan, maar die denkwijze houdt volgens de marxistische theorie en de praktijk van alle dag geen stand. Succesvolle bedrijven worden opgekocht waardoor er grote ketens ontstaan. Denk bijvoorbeeld aan de recente praktijk bij de natuurvoedingswinkels. Het is moeilijk om uit handen van die cyclus van monopolievorming te blijven.
Mensen zijn medeplichtig geworden aan het systeem. Ze hebben er schijnbaar een bepaald belang in gekregen. Daarom is het van belang om een begrip als ‘klasse’ ter discussie te stellen. Door de lange productieketens identificeren mensen zich niet meer met arbeiders. Veel productieonderdelen zijn verplaatst naar lagelonenlanden als China. De arbeiders van nu zitten in China.
Zijn wij dan de kapitalisten? Of is dat de man die de computers uit China haalt? In die zin is het ingewikkelder geworden. Volgens Kees Hudig is het in ieder geval van belang dat er zowel hier (het Westen) als daar (China) werknemers zich organiseren in vakbonden en dat we vanuit hier solidair zijn met de arbeiders daar. Denk bijvoorbeeld aan een initiatief als de Schone Kleren Campagne. Die manier van denken is productief. Het gaat er dus niet om dat wij schuldig zijn of ons schuldig voelen, maar dat wij ons bewust worden welke rol we in het geheel spelen.
Natuurlijk is duurzaam of bewust consumeren ook van belang, maar dat zou gewoon vrij normaal moeten zijn, net zoiets als dat je geen kleine kinderen slaat. Politieke activiteiten lijken langzamerhand geheel onderworpen aan de vrije markt. De antisystemische bewegingen lieten zien dat er meer aan de hand is dan dat ene beslismoment in de supermarkt.
*Stelling: Goede theorie is nodig om ervoor te zorgen dat mensen snappen welke de ware oorzaken (en gevolgen) en wie de ware ‘schuldigen’ (en slachtoffers) zijn.
Deze stelling gaat ervan uit dat mensen rationele keuzes maken. Maar steeds meer blijkt dat het er niet alleen maar om gaat mensen de waarheid en het systeem uit te leggen. Mensen maken niet op grond daarvan automatisch de goede keuzes.
Niemand zal het oneens zijn met deze stelling. Belangrijker is wat je met de theorie doet. Door internet is er veel kennis beschikbaar, maar wanneer gaan mensen iets met hun kennis doen? Wallerstein bijvoorbeeld is verplichte literatuur bij politicologie. De kennis is er, maar veel mensen zijn de weg kwijtgeraakt in de nieuwe tijdgeest.
Een goede theorie leidt niet per se tot een oplossing. Mensen hebben meer behoeften dan ‘de waarheid’. Mensen weten niet hoe het zit en er zijn geen simpele oplossingen. Misschien moet je, om mensen aan te spreken, toch zaken op een populistische, versimpelde wijze voorstellen. Maar dat kan je alleen maar doen op basis van eigen kennis van de theorie. In de linkse scene is studeren en een boek lezen jarenlang als niet cool beschouwd en dat moet veranderen. Met theorievorming kan je weer enigszins grip op het leven krijgen.
* Stelling: In navolging van David Harvey: de enige oplossing is deel te nemen aan een of andere antikapitalistische organisatie.
De bloeiperiode van de sociale bewegingen lijkt achter de rug. In het algemeen kunnen we vaststellen dat antikapitalistische organisaties niet erg succesvol zijn geweest. Er zijn wel voorbeelden van succesvolle momenten, zoals de groei van de beweging van antiglobalisten, maar die is nu sterk afgenomen. In 2009 bij de G20 waren er in Londen veel protesterenden op de been, maar die waren niet georganiseerd. Het opbouwen van vaste structuren was een zwak punt van de tegenbewegingen. Nieuwe organisatievormen op basis van netwerken bleken heel kwetsbaar en instabiel te zijn. De antiglobaliseringsbeweging zakte snel in elkaar.
Het idee van het ‘absolute conflict’ is in Nederland helemaal verloren geraakt. Veel organisaties zijn in het verleden ontstaan op radicale thema’s na een radicale analyse, maar binnen een mum van tijd zaten velen van hen in een adviserende functie aan de onderhandelingstafel en polderden ze volop mee. Daarom is het idee van een antikapitalistische organisatie wel goed. Weer dat “Fuck the system!”.
Degelijke theorievorming over organisatiestructuren blijft belangrijk. Kees Hudig doet dat onder andere in 2DH5-verband, een jaarlijks georganiseerde bijeenkomst. Dit jaar in november in Tilburg.
Is er behoefte om bijvoorbeeld vanuit D4net aan de slag te gaan met theorievorming, niet alleen om te consumeren maar om er uiteindelijk iets mee te doen?
Kees Hudig vertelt over een vraaggestuurde cursus over de economische crisis in Tilburg (met een cursusboek) en over de maandelijkse bijeenkomsten bij CREA in Amsterdam in samenwerking met studenten. Hij voegt er aan toe dat deze laatste bijeenkomsten niet heel diepgaand zijn; het kan maar twee uur duren. Een andere setting waarbij meer mogelijk is om verder te studeren zou goed zijn. Het zou goed zijn om gezamenlijk bijeenkomsten te organiseren om elkaar basiszaken bij te brengen, om teksten te lezen en te bespreken en daarmee aan de slag te gaan. En dat dan niet alleen om jezelf persoonlijk te ontwikkelen.
—————-
Bijlage: Wat informatie over de wereld-systeemtheorie en ‘economie begrijpen’
Boeken:
Fernand Braudel: drie delen Capitalism and Civilization
Giovanni Arrighi: The Long Twentieth Century: Money, Power and the Origins of Our Times (New York: Verso, Verso 1994/2002)
Immanuel Wallerstein: The Modern World System: Capitalist Agriculture and the Origins of the European World Economy in the Sixteenth Century (New York: Academic Press, 1974)
Immanuel Wallerstein: Historical Capitalism (Verso 1996)
Powerpoint van theorie World System van Wallerstein:
Arrighi/Hopkins/Wallerstein: Antisystemic Movements (Verso 1989)
Losse stukken:
Capitalism and the Modern World-System: Rethinking the Non-debates of the 1970s (Giovanni Arrighi) alleen op papier.
Towards a Theory of Capitalist Crisis (Giovanni Arrighi)
link
Seize the Crisis (Samir Amin)
link
Loren Goldner (autonome marxist)
link
Kernartikel/begrip over ‘fictitious kapital’:
Fictitious Capital and the Transition Out of Capitalism
Lezing Harvey op video
Lonen in Nederland.
Strategie bedrijfsleven jaren ’70.
anecdotisch Marxistische beursjongens
Websites:
Irows: http://irows.ucr.edu/
(zie meer links onder wikipedia-lemma over WST)
http://www.wildcat-www.de/
http://www.counterpunch.org/
http://www.brettonwoodsproject.org/update/71/
Goed stuk over rol media bij crisis.
Trotskisten internationaal
in Nederland Sap/Grenzeloos.
Mainstream: