Ga naar de inhoud

De anarchistische wortels van Occupy Wall Street

De ‘Occupy’beweging is één van de verscheidene bewegingen in de Amerikaanse geschiedenis die gebaseerd is op anarchistische principes

13 min leestijd
Placeholder image

(Dit stuk verscheen oorpronkelijk bij Al Jazeera (link) Origineel vertaling: Indymedia Oost Vlaanderen)

Telkens wanneer ik wordt geïnterviewd door een journalist van de gewone pers over Occupy Wall Street, krijg ik, in verschillende variaties, dezelfde preek te horen:

“Hoe kan je iets bereiken als je weigert een leiderschapsstructuur op te zetten of een praktische eisenbundel op te stellen? En wat is al die anarchistische nonsens – consensus, de opgestoken vingers? Besef je niet dat al die radicale praat de mensen zal afschrikken? Met dit soort dingen zullen jullie nooit in staat zijn de gewone Amerikanen te bereiken!”

Indien men een plakboek zou samenstellen van de slechtste raadgevingen ooit, dan zou dit soort van opmerkingen een ereplaats innemen. Want, laten we wel wezen, sinds de financiële crash van 2007, zijn er tientallen pogingen geweest om een nationale beweging tegen de plunderingen van de financiële elites op te starten die de zaken aanpakten zoals deze journalisten aanbevelen. Al deze pogingen faalden. Het was pas op twee augustus, toen een kleine groep van anarchisten en andere antiautoritairen opdoken op een meeting van één van die groepen en iedereen overhaalden om de geplande mars en bijeenkomst te verlaten en een echte democratische vergadering, op basis van in wezen anarchistische principes, te organiseren, dat de weg vrij was gemaakt voor een beweging die Amerikanen van Portland tot Tuscaloosa wilden omarmen.

Laat me verduidelijken wat ik hier bedoel met ‘anarchistische principes’. De gemakkelijkste manier om uit te leggen wat het anarchisme is, is door te zeggen dat het een politieke beweging is die een werkelijk vrije samenleving wil creëren – dat wil zeggen: een samenleving waar mensen alleen dat soort relaties met elkaar aangaan die niet moeten afgedwongen worden door de constante dreiging met geweld. De geschiedenis heeft ons getoond dat grote ongelijkheden in welvaart, instituties zoals slavernij, schuldafhankelijkheid of loonarbeid, enkel kunnen bestaan als ze ondersteund worden door legers, gevangenissen en politie. Anarchisten willen menselijke relaties die niet ondersteund worden door legers, gevangenissen en de politie. Het anarchisme voorziet een samenleving gebaseerd op gelijkheid en solidariteit, die enkel kan bestaan door de vrije instemming van de deelnemers.

Anarchisme versus marxisme

Het traditionele marxisme streefde natuurlijk naar hetzelfde uiteindelijke doel, maar er was een belangrijk verschil. De meeste marxisten stelden dat het noodzakelijk was om eerst de staatsmacht te veroveren, en al de mechanismen van bureaucratisch geweld die ermee samenhangen, en die te gebruiken om de maatschappij te veranderen – tot het moment dat, zo argumenteerden ze, die mechanismen uiteindelijk overbodig zouden worden en zouden afsterven. Reeds in de negentiende eeuw stelden anarchisten dat dit een hersenschim was. Men kan niet, zo stelden ze, vrede scheppen door te trainen voor oorlog, gelijkheid bereiken door verticale beslissingsstructuren op te stellen, of menselijk geluk door grimmige vreugdeloze revolutionairen te worden die iedere persoonlijke zelfrealisatie en zelfvoldoening opofferen aan de zaak.

Het is niet alleen dat de doelen de middelen niet rechtvaardigen (dat doen zij niet), maar dat je gewoon de doelen nooit zal bereiken tenzij de middelen zelf een model zijn voor de wereld die je wil creëren. Vandaar de fameuze anarchistische oproep om ‘de nieuwe samenleving op te bouwen in de schil van de oude’ met egalitaire experimenten van vrije scholen tot radicale vakbonden en landbouwcommunes.

Het anarchisme was ook een revolutionaire ideologie, en zijn nadruk op individueel geweten en individueel initiatief maakte ook dat gedurende het eerste hoogtepunt van het revolutionaire anarchisme, tussen ruwweg 1875 and 1914, velen direct de strijd aangingen met staatshoofden en kapitalisten, met bomaanslagen en moorden. Vandaar het populaire beeld van de anarchist als bommengooier. Het is goed er op te wijzen dat het anarchisme misschien de eerste politieke beweging was die zich realiseerde dat terrorisme, zelfs als die niet gericht is op onschuldigen, niet werkt. Al bijna een eeuw nu, is het anarchisme een van de weinige politieke denkrichtingen waarvan de voorstanders nooit iemand hebben opgeblazen (het is zelfs zo dat de politieke leider uit de twintigste eeuw die veel haalde uit de anarchistische traditie Mohandas K Gandhi was.).

En toch geraakte het anarchisme voor de periode van ruwweg 1914 tot 1989, een periode waarin de wereld voortdurend oorlog voerde of wereldoorlogen voorbereidde, op de achtergrond, en wel juist om die reden: om in dergelijke gewelddadige tijden ‘realistisch’ te lijken, moest een politieke beweging in staat zijn om legers, oorlogsvloten en ballistische raketsystemen te ontplooien. En dat was nu iets waarop marxisten zich konden bogen, terwijl het voor iedereen duidelijk was – en dat strekte hen eerder tot eer – dat anarchisten dit nooit zouden klaarspelen. Het was pas na 1989, toen het tijdperk van de grote oorlogsmobilisaties leek te zijn geëindigd, dat een wereldwijde revolutionaire beweging gebaseerd op anarchistische principes – de andersglobaliseringsbeweging – prompt opnieuw te voorschijn kwam.

Nu, in welke zin belichaamt Occupy Wall Street anarchistische principes? We kunnen dit best punt voor punt bespreken:

1) De weigering om de legitimiteit van bestaande politieke instituties te erkennen.
Een reden voor de veel bediscussieerde weigering om eisen te stellen is dat men door het stellen van eisen eigenlijk de legitimiteit – of op zijn minst de macht – erkent van degenen aan wie men de eisen stelt. Anarchisten vestigen er vaak de nadruk op dat er een verschil is tussen protest en directe actie. Protest, hoe militant ook, is een verzoek aan de autoriteiten om zich anders te gedragen; directe actie, of het nu een gemeenschap is die zelf een waterput bouwt of zout produceert tegen de wet in (het voorbeeld van Gandhi opnieuw), tracht een bijeenkomst te verhinderen of een fabriek bezet, is handelen alsof de bestaande machtsstructuur zelfs niet bestaat. Directe actie is, uiteindelijk, de opstandige nadruk op handelen alsof men al vrij is.

2) De weigering om de legitimiteit van de bestaande legale orde te accepteren.
Het tweede principe volgt uiteraard uit het eerste. Vanaf het prille begin, toen de eerste vergaderingen gehouden werden in Tompkins Square Park in New York, negeerden de organisatoren bewust de lokale decreten die iedere samenkomst van meer dan twaalf mensen in een publiek park zonder politietoelating illegaal verklaarden. Die decreten werden genegeerd om de simpele reden dat dergelijke wetten niet zouden moeten bestaan. Om dezelfde reden kozen we ervoor om een park te bezetten, geïnspireerd door de voorbeelden in het Midden-Oosten en Zuid-Europa: wij zijn het publiek, waarom zouden we toelating moeten vragen om de publieke ruimte te beletten. Dit is een heel kleine vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid, maar het was cruciaal dat we begonnen met een engagement om enkel te gehoorzamen aan een morele orde en niet aan een legale.

3) De weigering om een interne hiërarchie te creëren, maar in de plaats daarvan een vorm van op consensus gebaseerde directe democratie te creëren.
Van in het begin namen de organisatoren de moedige beslissing om niet alleen op een basisdemocratische manier te werk te gaan, maar op basis van consensus. De eerste beslissing verzekerde dat er geen formele leiderschapstructuur zou zijn die gerecupereerd of onder druk zou kunnen gezet worden. De tweede dat geen meerderheid een minderheid naar haar wil zou kunnen doen buigen, maar dat alle cruciale beslissingen dienden genomen te worden na een algemene consensus. Amerikaanse anarchisten beschouwen het consensusproces (een traditie die ontstaan is uit een samenvloeien van feminisme, anarchisme en spirituele tradities zoals de Quakers) als iets cruciaals omdat het de enige vorm van besluitvorming is die werkt zonder dwingende macht – als een meerderheid niet de middelen heeft om een meerderheid te dwingen haar dictaten te volgen, moeten alle beslissingen noodzakelijk bij algemene consensus worden genomen.

4) ‘Prefiguratieve’ politiek.
Het resultaat was dat Zuccotti Park, en alle erop volgende kampen, experimentele ruimtes werden voor de creatie van de instituties van een nieuwe samenleving – niet alleen democratische algemene vergaderingen, maar keukens, bibliotheken, ziekenhuizen, mediacentra en een boel andere instituties, die allen werken volgens de anarchistische principes van wederzijdse hulp en zelforganisatie – een ware poging om de instituties van een nieuwe samenleving te creëren in de schil van de oude.
Waarom werkte het? Waarom sloeg het aan? Een reden is ongetwijfeld dat de meeste Amerikanen veel opener staan voor radicale ideeën dan men in de gevestigde media wil toegeven. De kernboodschap – dat de Amerikaanse politieke orde absoluut en onverbeterlijk corrupt is, dat beide politieke partijen gekocht en verkocht zijn door de rijkste 1 percent van de bevolking, en dat als we willen leven in een echte democratische maatschappij, we van nul zullen moeten beginnen – raakte duidelijk een gevoelige snaar in de Amerikaanse psyche.

En misschien hoeft dit niet te verwonderen: we staan voor omstandigheden die vergelijkbaar zijn met die van de jaren dertig, met als belangrijkste verschil dat de media het voortdurend erkennen. Het roept intrigerende vragen op over de rol van de media zelf in de Amerikaanse maatschappij. Radicale critici nemen gewoonlijk aan dat de ‘corporate media’, zoals zij het noemen, vooral bestaan om het grote publiek ervan te overtuigen dat de bestaande instituties gezond, legitiem en rechtvaardig zijn. Het wordt steeds duidelijker dat dit niet langer mogelijk is. Hun rol is nu het steeds woedender wordende publiek ervan te overtuigen dat niemand anders tot dezelfde conclusies is gekomen dan zij. Het resultaat is een ideologie die niemand echt gelooft, maar de meeste mensen vermoeden dat alle anderen dat wel doen.
Nergens is deze scheiding tussen wat gewone Amerikanen echt denken en wat het media- en politieke establishment zegt wat zij denken, duidelijker dan wanneer we het hebben over democratie.

Democratie in Amerika?

Volgens de officiële versie is ‘democratie’een systeem dat, uiteraard, gecreëerd werd door de ‘Founding Fathers’, gebasserd op ‘checks and balances’ tussen de president, het congres en de rechterlijke macht. In feite wordt er in de Onafhankelijksverklaring of de Constitutie nergens gesproken over de V.S. als een ‘democratie’. De schrijvers van deze documenten, haast zonder uitzondering, definieerden ‘democratie’ als collectieve zelfregering door volksvergaderingen, en daar waren zij vierkant tegen.
Democratie betekende voor hun de waanzin van de massa’s: bloedig, rumoerig en onhoudbaar. “Er is nooit een democratie geweest die geen zelfmoord pleegde’, schreef Adams; Hamilton rechtvaardigde het systeem van ‘checks and balances’ door te benadrukken dat het noodzakelijk was om een permanent lichaam van de ‘rijken en welgeborenen’ te creëren teneinde de ‘onvoorzichtigheid’ van democratie te controleren, of zelfs de beperkte vorm ervan die toegestaan zou worden in het lagere huis van afgevaardigden.
Het resultaat was een republiek, niet naar het model van Athene, maar naar dat van Rome. Het werd pas geherdefinieerd als een ‘democratie’ in de vroege negentiende eeuw omdat gewone Amerikanen gans andere gezichtspunten hadden, en koppig de neiging vertoonden om te stemmen – tenminste zij die mochten stemmen – voor kandidaten die zichzelf ‘democraten’ noemden.

Maar wat bedoelden, en bedoelen, gewone Amerikanen met het woord? Bedoelden zij echt gewoon een systeem waar zij enige invloed hebben op welke politicus in de regering mag plaatsnemen? Het lijkt onwaarschijnlijk. De meeste Amerikanen hebben immers een hekel aan politici, en zijn eerder sceptisch ten aanzien van de idee van een regering. Als zij toch nog zo vasthouden aan ‘democratie’ als hun politiek ideaal, dan is het alleen omdat zij het nog steeds zien, hoe vaag ook, als zelfregering – als wat de Founding Fathers afwezen als ofwel ‘democratie’ of als, zoals ze het soms ook noemden, ‘anarchie’. Alleszins, dit helpt te verklaren waarom zij zo enthousiast een beweging hebben omarmd die gebaseerd is op direct democratische principes, ondanks de eensluidende minachtende afwijzing door de media en de politieke klasse.

In feite is dit niet de eerste beweging die op basis van fundamenteel anarchistische principes – directe actie, directe democratie, een verwerping van bestaande politieke instituties en een poging om alternatieve te creëren – opduikt in de V.S. De burgerrechtenbeweging (op zijn minst haar radicalere takken), de antinucleaire beweging, en de andersglobaliseringsbeweging gingen allen in dezelfde richting. Het is voor de eerste keer echter dat ze zo ontstellend snel groeit. Gedeeltelijk is dit zo omdat dit keer de organisatoren direct de centrale contradictie aanpakten. Zij daagden onmiddellijk de pretentie van de heersende elite uit die beweerde aan het hoofd te staan van een democratie.

Wanneer het gaat over hun meest fundamentele politieke gevoeligheden, zijn de meeste Amerikanen heel contradictorisch. De meesten combineren een diep ontzag voor individuele vrijheid met een haast devote verering voor instituties zoals het leger en de politie. De meesten combineren een enthousiasme voor de markt met een haat voor de kapitalisten. De meesten zijn tegelijkertijd diep egalitair en uiterst racistisch. Weinigen zijn werkelijk anarchistisch, weinigen weten zelfs wat ‘anarchisme’ betekent; het is niet duidelijk hoeveel van hen, als zij ervan zouden leren, zich uiteindelijk zouden willen ontdoen van de staat en het kapitalisme. Anarchisme is veel meer dan simpelweg een grassrootsdemocratie. Het wil uiteindelijk alle sociale relaties, van loonarbeid tot patriarchaat, elimineren, die enkel gehandhaafd kunnen worden door het systematisch dreigen met geweld.

Maar iets wat de overweldigende meerderheid van de Amerikanen wel degelijk voelen is dat er iets verschrikkelijk verkeerd is met hun land, dat zijn centrale instellingen gecontroleerd worden door een arrogante elite, dat een radicale verandering al veel te lang op zich laat wachten. Zij hebben gelijk. Het is moeilijk zich een politiek systeem in te denken dat zo corrupt is – waar omkoperij, op ieder niveau, niet alleen legaal is gemaakt, maar het dingen naar en uitgeven van steekpenningen de fulltime bezigheid is geworden van iedere Amerikaanse politicus. De verontwaardiging is terecht. Het probleem is dat tot 17 september de enige zijde van het politieke spectrum die radicale oplossingen wilde voorstellen, rechts was.

Zoals de geschiedenis van de vroegere bewegingen maar al te duidelijk maakt, is er niets dat de heersende elite van de V.S. zo beangstigt dan het gevaar dat de democratie uitbreekt. De onmiddellijke reactie op zelfs de meest schuchtere poging tot democratisch georganiseerde burgerlijke ongehoorzaamheid is een paniekerige combinatie van concessies en brutaliteit. Hoe verklaren we anders de recente nationale mobilisatie van duizenden oproerpolitie, de slagen, chemische aanvallen en massale arrestaties van burgers die zich engageren in juist dat soort van democratische bijeenkomsten die de Bill of Rights diende te beschermen, en wier enige misdaad erin bestond de locale kampeerregulaties te overtreden?

Onze mediaexperten kunnen beweren dat, indien de doorsnee Amerikaan weet zou hebben van de anarchistische rol in de Occupy Wall Street-beweging, hij zich in shock en afgrijzen zou afwenden, maar onze leiders lijken eerder te ageren onder de slepende angst dat, indien een groot aantal Amerikanen zou ontdekken wat anarchisme werkelijk betekent, zij wel eens zouden kunnen beslissen dat leiders, van welke soort dan ook, gewoon overbodig zijn.