Ga naar de inhoud

Costa Rica in de verkoop: De triomf van Goliath

Op 7
oktober heeft in Costa Rica een referendum plaats gevonden over CAFTA, het
vrijhandelsakkoord tussen de Centraal-Amerikaanse landen, de Dominicaanse
Republiek en de Verenigde Staten. De opkomst bedroeg zestig procent van de
kiesgerechtigden, van wie 51,6% vóór het akkoord stemden en 48,4% tegen. Hoewel
deze uitslag een nederlaag betekende voor de tegenstanders van het verdrag,
beschouwen velen het verzet als een succes dat verder reikt dan het referendum
zelf. Het vormt het voorlopige hoogtepunt van een sociale beweging, die door de
jaren heen bijna de helft van de bevolking achter zich heeft weten te krijgen,
wat een ongekend fenomeen is in Costa Rica.

10 min leestijd
Placeholder image

Sinds
de jaren tachtig is Costa Rica onderworpen aan een Structurele
Aanpassingsfaciliteit (ESAF) van het IMF. Het neoliberale model heeft langzaam
maar zeker terrein gewonnen, wat heeft geleid tot een achteruitgang van
overheidsinvesteringen en een toenemende druk om de openbare diensten te
privatiseren. De meerderheid van de Costa Ricaanse bevolking kan voor weinig
geld gebruik maken van deze diensten, en beschouwt ze als deel van het
nationale erfgoed.

In 1999
werd bij het parlement een wetsvoorstel ingediend betreffende de energievoorziening,
de telecommunicatiesector en een modernisering van het Costa Ricaanse Instituut
voor Elektriciteit (ICE). Het voorstel werd door het parlement in een enkele
zitting aangenomen op 20 maart 2000, maar drie dagen later kwam het volk er
massaal tegen in opstand. Groepen uit alle lagen van de samenleving gingen de
straat op, versperden wegen, riepen op tot stakingen en legden bijna het hele
land plat. Na een aantal weken van hevige protestacties, zag de toenmalige
president Miguel Ángel Rodríguez zich gedwongen om het wetsvoorstel in te
trekken. Later verklaarde de Hoge Raad het voorstel op grond van een veelheid
aan fouten nietig.

Op deze
manier werd de privatisering van de telecommunicatie- en de energiesector
dankzij de volksbeweging resoluut tegengehouden. Desondanks bleven de media, de
regering en de politieke klasse ijveren voor privatisering van de publieke
sector, die veel Costa Ricanen beschouwen als een onvervreemdbaar bezit van de
welzijnsstaat.

CAFTA

De
onderhandelingen over het CAFTA vrijhandelsakkoord met de Verenigde Staten
bestonden uit negen rondes, waarvan er één, die in 2004 plaats vond, geheel aan
Costa Rica gewijd was. Het akkoord was ondertussen al zonder noemenswaardige
problemen goedgekeurd door de overige landen. De onderhandelingsdelegatie van
Costa Rica, die onder het Ministerie van Economische Zaken viel, stond een
neoliberaal model voor ogen waarin veel ruimte was voor de bedrijfsbelangen.

Maanden
later kwam aan het licht dat de salarissen van de delegatieleden voor een deel
betaald werden door de Stichting Costa Rico-Verenigde Staten, een voortzetting
van het USAID programma. Deze stichting wordt rechtstreeks gefinancierd door de
Amerikaanse regeringen en schonk een bedrag van $ 901,460 aan het Ministerie
van Economische Zaken, geld dat uitsluitend bestemd was voor de Costa Ricaanse
onderhandelingsdelegatie.

Ondertussen
hadden veel maatschappelijke organisaties geëist dat ze bij de onderhandelingen
betrokken zouden worden. Het ministerie bood aanvankelijk de mogelijkheid om
'aanbevelingen' te doen, maar verklaarde uiteindelijk dat de onderhandelingen
vertrouwelijk moesten zijn om het 'landsbelang' niet in gevaar te brengen. De
resultaten werden pas na afloop van de onderhandelingen bekend gemaakt, nadat
de stukken al lang en breed door beide partijen waren ondertekend. Meer dan een
jaar lang werd de bevolking niet geïnformeerd. Bovendien werden, in strijd met
de aanbevelingen van de vakbeweging en sociale organisaties, kwesties zoals de
privatisering van de publieke sector en het akkoord UPOV-91, dat het
intellectuele eigendomsrecht van nieuwe plantenrassen regelt, toch meegenomen
in de laatste ronde van de onderhandelingen.

De
sociale beweging was ervan overtuigd dat CAFTA alleen de belangen van
Amerikaanse multinationals diende. Dit bleek onder meer duidelijk uit het feit
dat alle handelsbeperkingen afgeschaft moesten worden, dat de Verenigde Staten
weigerden om hun eigen landbouwsubsidies af te schaffen en dat het de nationale
regeringen verboden werd om buitenlandse investeringen van Amerikaanse
bedrijven in hun land te reguleren.

De
toenmalige president Abel Pacheco ondertekende in augustus 2005 het akkoord
namens Costa Rica. Vanaf dat moment ontstond er een heftige discussie in de
Costa Ricaanse samenleving en begon de sociale beweging zich in toenemende mate
te mobiliseren. De president riep vervolgens een commissie van notabelen in het
leven, die tot de conclusie kwam dat er maatregelen nodig waren om de armste
sectoren van het land te beschermen tegen nadelige effecten van het CAFTA
akkoord. Ook ontsloeg de president alsnog de voltallige
onderhandelingsdelegatie, op grond van de aanklacht dat ze geld van de
Verenigde Staten hadden aangenomen. Door al deze gebeurtenissen kon het
voorstel pas in oktober 2005 ter goedkeuring aan het parlement worden
voorgelegd.

Parlement en referendum

In mei
2006 werd de ex-president en Nobel laureaat Oscar Arias Sánchez van de
sociaaldemocratische partij PLN herkozen. Hij versloeg met slechts 1% verschil
in stemmen Ottón Solís, de kandidaat van de volkspartij PAC. Arias geldt als
een fervente voorstander van het CAFTA akkoord en is een trouwe bondgenoot van
George Bush. Na zijn verkiezingszege was de algemene verwachting dan ook dat
het akkoord versneld goedgekeurd zou worden. De populistische PAC is echter fel
gekant tegen CAFTA en begon een strijd in het parlement om het akkoord
ingetrokken te krijgen. Arias trad zijn presidentschap aan terwijl in het hele
land heftig werd geprotesteerd.

De
commissie die binnen het parlement belast was met het CAFTA-verdrag , weigerde
om vertegenwoordigers van de sociale beweging te horen, hield in strijd met
artikel 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie overleg met inheemse
volken tegen en legde meer dan 300 amendementen op het voorstel naast zich
neer. Op 12 december 2006 werd het voorstel bij meerderheid van stemmen
goedgekeurd.

In
februari 2007 lieten de tegenstanders van CAFTA weten dat ze het akkoord zouden
blijven bestrijden. Ze organiseerden een manifestatie in de hoofdstad San José,
waaraan meer dan 60.000 mensen deelnamen. In april van dat jaar verzochten de
tegenstanders om een referendum over CAFTA, dat in 2008 gehouden zou moeten
worden. De regering en het parlement drongen op hun beurt ook aan op een
referendum. Zij wilden echter dat de volksraadpleging zo spoedig mogelijk
plaats zou vinden, om op die manier langdurige discussies over CAFTA te
voorkomen en om het nee-kamp zo weinig mogelijk tijd te geven om zich te
organiseren. De kiesraad van Costa Rica stelde de datum uiteindelijk vast op 7
oktober 2007.

Het
verzet

Costa
Rica was het eerste land in Latijns-Amerika waar de bevolking zich in een
referendum over het CAFTA-akkoord uit kon spreken. De beweging tegen het
akkoord stond aan de wieg van nieuwe organisatievormen, die gemeen hadden dat
ze horizontaal waren opgezet en dat ze vele diverse sectoren van de samenleving
vertegenwoordigen.

Direct
na de aankondiging van het referendum ontstonden in het hele land zogenaamde
Patriottische Comités. Dit zijn regionale groepen die binnen de gemeentes en de
wijken campagne voerden tegen CAFTA. Deze comités ontstonden meestal spontaan
en hadden als doel medestanders te werven voor het nee tegen het akkoord. Een
scala aan activiteiten werd hiervoor uit de kast getrokken: debatten,
discussieavonden, benefietfeesten ter financiering van de campagnes, video
forums en het bezoeken van openbare gelegenheden zoals kantines, klinieken en
buurtwinkels; dit alles met als doel om zoveel mogelijk mensen duidelijk te
maken wat CAFTA precies inhield en welek consequenties eraan verbonden waren.

De
aanvoerder van het nee-kamp, Eugenio Trejos, legde uit dat "we aan de
vooravond van een nieuwe fase van de historische evolutie van ons land staan,
waar de basis gelegd wordt van de overgang van een representatieve naar een
directe democratie".

Opvallend
in de strijd tegen de CAFTA was dat de politieke partijen en de vakbonden
toegezegd hadden om niet de leiding binnen de beweging op te zullen eisen. Dit
is een unicum voor Costa Rica en voor de rest van Latijns-Amerika. Op deze
manier werd een veelzijdige en creatieve alliantie gesmeed, die een breed front
vormde tegen de neoliberale plannen en tegelijkertijd een alternatief bood,
waarin de overheid de taak heeft om structureel te investeren in solidariteit.

De
tegenstanders van CAFTA beschikten over weinig middelen. De voorstanders van
het akkoord daarentegen hadden alle communicatiekanalen in handen en wisten
zich bij hun miljoenen verslindende publiciteitsoffensieven gesteund door de
Verenigde Staten, het bedrijfsleven en de regering van Arias.

Ondanks
al deze obstakels lieten de tegenstanders van het akkoord zich niet het zwijgen
opleggen. Bij het afsluiten van hun campagne op 30 september wisten ze
honderdduizend mensen op de been te brengen voor een mars door het centrum van
de hoofdstad. Voor Midden-Amerika en voor de rest van het Latijns-Amerika
vormde de strijd van Costa Rica een aangename verrassing waarvan veel geleerd
kan worden.

Druk
van de Verenigde Staten en angstcampagnes

Een dag
voor het referendum gaf Susan Schwab, de Handelingsvertegenwoordiger van de
Verenigde Staten, een communiqué uit namens het Witte Huis, waarin zij
verklaarde dat de overeenkomst over CAFTA met Costa Rica niet opengebroken zou
worden: "De regering wil twee punten duidelijk stellen. Als CAFTA
afgewezen wordt, zullen de Verenigde Staten niet opnieuw gaan onderhandelen
over het verdrag dat de regering van Costa Rica samen met de andere
Centraal-Amerikaanse landen heeft ondertekend. De Verenigde Staten hebben nog
nooit een CAFTA akkoord opengebroken dat door het Congres goedgekeurd is".
De roep om nieuwe onderhandelingen kwam voort uit het kamp van de
CAFTA-tegenstanders en werd ook gesteund door enkele democratische senatoren in
het Amerikaanse Congres.

Een
beslissend moment in de campagne vormde de onthulling van een memo afkomstig
van de vicepresident Kevin Casas, waarin deze de regering aanraadde om een
publiciteitsoffensief te beginnen voor CAFTA. Het document stelde voor om
"de angst aan te wakkeren", waarschuwde voor het "verlies van
banen" als het akkoord niet door zou gaan en verwees naar
"buitenlandse inmenging in het nee-kamp", waarmee hij een complot
suggereerde van Hugo Chávez, Fidel Castro en Evo Morales.

Door
deze memo werd president Arias gedwongen om Kevin Casas te ontslaan, op grond
van de beschuldiging dat hij opgeroepen zou hebben tot staatsterrorisme. De
president zelf bleef buiten schot. Van zijn kant benadrukte Arias, samen met
het bedrijfsleven, herhaaldelijk dat er minstens 300.000 arbeidsplaatsen
verloren zouden gaan als CAFTA afgewezen zou worden. Veel kiezers werden
zodoende door hun werkgevers onder druk gezet om voor het verdrag te stemmen.
Waarschijnlijk hebben veel kiezers, om hun baan niet te verliezen wel steeds
'ja' geroepen, maar uiteindelijk toch 'nee' gestemd

Resultaat

De dag
van het referendum verliep betrekkelijk rustig. Er waren wat klachten uit het
nee-kamp dat de regering en de leiders van het ja-kamp de afspraak hadden
geschonden dat er de laatste drie dagen voor het referendum geen propaganda
meer gevoerd zou worden.

Na de
uitslag eisten de leiders van het nee-kamp een hertelling van de stemmen en
wezen op verkiezingsfraude tijdens de campagne en bij het referendum. Tenslotte
beschuldigden ze de nationale kiesraad van partijdigheid.

Ondanks
de inspanningen die het nee-kamp de laatste jaren heeft geleverd in de strijd
tegen het akkoord, slaagden ze er uiteindelijk niet in om het referendum te
winnen. De marge in de verkiezingsuitslag bedroeg slechts 3%, wat aangeeft hoe
diep het land verdeeld is over de kwestie.

Dat
bijna de helft van de bevolking de staatshervormingen, die het gevolg zijn van
CAFTA heeft afgewezen, is een teken aan de wand. President Arias heeft
weliswaar groen licht gekregen voor het bekrachtigen van het akkoord, maar
ondanks de verzoenende woorden tijdens zijn toespraak op de dag na het
referendum en zijn oproep tot eenheid, kan hij onmogelijk aan de wensen van de
tegenstanders van het akkoord tegemoet komen.

De
tegenstanders van het akkoord spreken liever niet over een nederlaag en roepen
op om de strijd tegen CAFTA onverminderd voort te zetten. Tijdens de toespraken
scandeerde de menigte "fraude" en "opstand". Costa Rica is
niet meer hetzelfde sinds het referendum. Het land is diep verdeeld door twee
strijdige toekomstvisies en het "Zwitserland van Midden-Amerika" zal
binnenkort een stuk minder Zwitsers worden. Vast staat in ieder geval dat het
hoofdstuk CAFTA in Costa Rica nog lang niet is afgesloten.

Bronnen:

InformaTico

NO TLC

ConCostaRica

Costa Rica y el Tratado de Libre Comercio por Eva Carazo

La Nacion

Met
dank aan: Frans Blezer, El Gringo, Mausi en Radio La Señal de Corazón.