Chelsea Manning: De Mist Van Een Oorlogsmachine
De Mist Van Een Oorlogsmachine – Hoe De Pers Zich Laat Insnoeren: Embedded Journalism De Amerikaanse klokkenluider Chelsea Manning (voorheen Bradley Manning), geboren in 1987, is in 2013 tot vijfendertig jaar gevangenisstraf veroordeeld. Hij lekte geheime overheidsinformatie aan WikiLeaks, zoals ondermeer videobeelden van een Amerikaanse helikopteraanval in Bagdad in 2007. Na zijn veroordeling verklaarde hij vrouw te zijn – vandaar de naamsverandering. Manning was inlichtingenanalist bij het Amerikaanse leger.
(Deze vertaling verscheen oorspronkelijk bij Libertaire orde)
Vanuit de gevangenis laat zij van zich horen. Over wat zij aan misstanden in de sfeer van de informatievoorziening door het Amerikaanse leger meemaakte. Dat is heden ten dage hetzelfde als voorheen, waarschuwt zij. Nog steeds wordt er vooral mist geproduceerd, wat maakt dat het Amerikaanse publiek, door onvoldoende of gemankeerde informatie, nog steeds niet juist kan inschatten wat het Amerikaanse bestuur en leger doet.
Dit is aan te vullen. Wie denkt dat het alleen de Amerikaanse staat is die zo opereert, vergist zich schromelijk. Elke staat, ook de Nederlandse vertroebelt berichtgeving. De burger dient zich wat dat aangaat te wapenen met een behoorlijke dosis ‘functioneel wantrouwen’. Beloofde de Nederlandse minister van justitie onlangs niet dat alles over de treinkaping bij De Punt (mei 1977) boven tafel moet komen. Was het niet de zelfde minister die enige tijd ervoor over bepaalde feiten in dezelfde affaire glashard stond te liegen? Mist, dat is wat de staats- en oorlogsmachine produceert. Over het hoe schrijft Manning hier onder in haar artikel in de New YorkTimes van 14 juni 2014. [ThH]
FORT Leavenworth, Kansas – Toen ik koos voor het bekendmaken van als geheim gerubriceerde informatie in 2010, heb ik gehandeld uit liefde voor mijn land en een gevoel van plicht met betrekking tot anderen. Ik ben nu een gevangenisstraf van 35 jaar voor deze ongeautoriseerde openbaarmakingen aan het uitzitten. Ik begrijp best dat ik met mijn acties de wet heb overtreden.
Echter, de zorgen die mij motiveerden zijn niet opgelost. Als in Irak een burgeroorlog uitbreekt en Amerika weer een interventie overweegt, op grond van het feit dat onafgemaakte zaken een nieuwe urgentie opleveren, gaat het Amerikaanse leger dan niet opnieuw de media-aandacht controleren? Ik ben van mening dat de huidige beperkingen op de persvrijheid en het overmatige gebruik door de overheid van geheimhouding, het de Amerikanen onmogelijk maken volledig te begrijpen wat er gebeurt in de oorlogen die wij, burgers, financieren.
Wie zich het nieuws herinnert tijdens de verkiezingen van maart 2010 in Irak, zou vergeten dat de Amerikaanse pers werd overspoeld met verhalen waarbij de verkiezingen als een succes werd gevierd, compleet met positieve anekdotes en foto’s van Irakese vrouwen die trots hun met inkt bevlekte vingers tonen. Dit ging dan vergezeld met informatie dat de Verenigde Staten met zijn militair operaties er in geslaagd was een stabiel en democratisch Irak te creëren. Zij die daar werkten waren er zich terdege van bewust dat de werkelijkheid gecompliceerder in elkaar stak. Zo kreeg ik op mijn bureau gedetailleerde militaire en diplomatieke rapporten over het brute optreden tegen politieke dissidenten door het Irakese ministerie van Binnenlandse Zaken en de federale politie, in opdracht van premier Nuri Kamal al-Maliki. Gedetineerden werden vaak gemarteld of zelfs gedood.
Vroeg in het jaar 2010, kreeg ik opdracht om 15 personen te onderzoeken die de federale politie op verdenking van het drukken ‘anti-Iraakse literatuur’ had gearresteerd. Ik maakte uit de gevonden gegevens op, dat deze personen absoluut geen banden met het terrorisme hadden. Zij publiceerden wetenschappelijke kritiek op de regering-Maliki. Ik zond mijn bevinding door aan de bevelvoerende officier in oost Bagdad. Hij antwoordde dat hij deze informatie niet nodig had; in plaats daarvan moest ik de federale politie helpen bij het lokaliseren van meer ‘anti-Iraakse’ drukkerijen. Ik was geschokt door de medeplichtigheid van onze militairen in de corruptie van die verkiezing.
Mistige speculaties en verdraaiingen
Het was niet de eerste (of laatste) keer dat ik me afvroeg wat de manier was, waarop we onze missie in Irak uitvoerden. Wij, analisten van de inlichtingendienst, hadden toegang tot uitgebreide informatie over de oorlog, evenals de ambtenaren aan wie wij rapporteerden. Die informatie was ook bekend bij hogerop in de hiërarchie. Hoe kon het hoogste beslissingskader dan zeggen dat het Amerikaanse publiek, of zelfs het Congres, de oorlog steunde als het slechts de beschikking had over de helft van het verhaal?
Tijdens het werken in Irak in 2009 en 2010 ontving ik via e-mail, onder de vele dagelijkse rapporten, ook interne berichten van de Openbare dienst met een lijst van recent gepubliceerde nieuwsberichten over de Amerikaanse missie in Irak. Een van mijn reguliere taken was om, voor de openbare dienst van het commando in het oosten van Bagdad, daarvan samenvattingen te maken, waarbij elk nieuwsbericht in één zin werd beschreven, aangevuld met analyses van de lokale inlichtingendienst.
Dagelijks maakte ik vergelijkingen tussen enerzijds het nieuws dat uit de USA terug kwam en anderzijds de militaire en diplomatieke rapporten, die voor mij als analist beschikbaar waren. Daardoor werd ik mij meer en meer bewust van de ongelijkheid tussen beide. In tegenstelling tot de degelijke, genuanceerde berichten die wij opstelden, werd het publiek overspoeld met nieuws dat mistige speculaties en verdraaiingen bevatte.
Een aanwijzing voor deze verdraaiing lag in de verslagen van de Openbare dienst. Elk bericht vermeldde bovenaan het cijfer van het aantal toegelaten journalisten (embedded journalists), verbonden aan de Amerikaanse militaire eenheden, in een gevechtszone. Gedurende mijn stationering, zag ik nooit het aantal boven de 12 gaan. Met andere woorden, in heel Irak, dat 31 miljoen mensen telt en waar 117.000 man US troepen gelegerd waren, volgende niet meer dan een dozijn Amerikaanse journalisten de militaire operaties.
Embedded journalism
Dit is het resultaat van het proces waarbij de toegang van de pers tot een conflict vanaf het begin wordt beperkt tot verslaggevers met een ‘embed-status’ . Voor het toekennen van deze status worden alle verslaggevers zorgvuldig doorgelicht door militaire ambtenaren. Dit systeem is verre van onbevooroordeeld. Het is dus niet verwonderlijk dat verslaggevers, die gevestigde relaties hebben met het leger, meer kans maken op de status van ‘embed’.
Minder bekend is dat de militaire beoordelaars journalisten opnemen in een lijst die hen rangschikt naar de waarschijnlijkheid dat zij een gunstig beeld scheppen van de militaire operaties (‘favorability rating’; bevoorrechtingclassificatie). Uiteraard gaat de voorkeur uit naar journalisten die hoog op deze lijst voorkomen. Dit brengt tegelijk mee, dat journalisten die in het verleden ‘kritische’ stukken hebben gepubliceerd, de status ‘embed’ niet zullen verwerven…
Verslaggevers die er in geslaagd waren een embed-status voor Irak te krijgen, werden verplicht om media ‘spelregels’ te ondertekenen. Functionarissen van de militaire afdeling van de Openbare dienst wezen er dan op dat het was om de operationele veiligheid te garanderen. Die zelfde regels hielden evenwel ook in dat de bijzondere status kon worden beëindigd, zonder dat voor de verslaggever daartegen beroep openstond.
Er zijn talrijke gevallen van verslaggevers bekend van wie de toegang tot de operaties werd beëindigd na publicatie van een controversiële rapportage. In 2010, werd van wijlen de Rolling Stone journalist Michael Hastings de status ingetrokken na een artikel van hem dat kritiek bevatte van generaal Stanley A. McChrystal en zijn medewerkers in Afghanistan op de regering-Obama. Een woordvoerder van het Pentagon zei daarover: ‘Embed zijn is een voorrecht, geen recht.’
Als de embed status van een verslaggever wordt beëindigd, komt hij of zij meestal op de zwarte lijst. Dit programma om de toegang van de pers te beperken, werd in 2013 gerechtelijk uitgedaagd door een freelance journalist, Wayne Anderson. Deze betoogde zich aan zijn overeenkomst te hebben gehouden. Die werd vervolgens door de autoriteiten opgezegd nadat hij negatieve berichtgeving publiceerde over het conflict in Afghanistan. De rechterlijke uitspraak in zijn zaak maakte duidelijk dat het militaire systeem geen grondwettelijk beschermde recht kent voor een embedded journalist. Het programma voor embedded journalism, dat nog steeds van kracht is waar de Verenigde Staten ook troepen heen stuurt, is vooral tot stand gekomen op grond van de ervaring hoe de berichtgeving in de media, de publieke opinie over het leger deed veranderen tijdens de oorlog in Vietnam.
Onthouding naakte feiten
De poortwachters in publieke aangelegenheden hebben door het programma teveel macht: natuurlijk zijn journalisten bang dat hen de toegang wordt geweigerd, zodat ze de neiging hebben om controversiële rapportages – die de beëindiging van embed zijn kunnen betekenen – te vermijden. Het bestaande programma dwingt journalisten om te concurreren tegen elkaar voor ‘bijzondere toegang’ tot vitale kwesties van buitenlands en binnenlands beleid. Maar al te vaak, leidt dit tot rapportages die de beslissers strelen. Een gevolg is dat het Amerikaanse publiek de toegang tot de naakte feiten wordt onthouden. Daardoor beschikken zij niet over voldoende en adequate gegevens om het gedrag van Amerikaanse functionarissen te evalueren.
Journalisten hebben een belangrijke rol bij het bepleiten van hervormingen van het embedding systeem. De ‘favorability rating’ van vorige publicaties van een journalist mag geen rol spelen. Transparantie, gegarandeerd door een lichaam dat niet onder controle van Openbare dienst staat, moet voorop staan om het toelatingsproces te regelen. Een onafhankelijke raad, bestaande uit militairen, veteranen, niet-militaire Pentagon ambtenaren en journalisten, moet een evenwicht kunnen vinden enerzijds in de behoefte van het publiek aan informatie en anderzijds de behoefte van het leger om voor operationele veiligheid zorg te dragen. […]
Opiniepeilingen geven aan dat het vertrouwen van Amerikanen in hun gekozen vertegenwoordigers op een historisch dieptepunt is beland. Verbetering van toegang tot de media om dit cruciaal aspect van ons nationaal leven – waartoe Amerika de mannen en vrouwen van de strijdkrachten heeft verbonden – zou een krachtige stap in de richting zijn van herstel van vertrouwen tussen kiezers en ambtenaren.
Chelsea Manning
(voormalig inlichtingenanalist bij Amerikaanse leger).
Een versie van dit opiniestuk verscheen in de New York Times van 14 juni 2014, onder de titel: The Fog of War Machine. [uit het Engels vertaald door ThH].
[Beeldmateriaal van Clifford Harper, illustrator, uitgever, anarchist.]
Aantekeningen
[ 1 ] Voor het artikel van Manning ‘The Fog of War Machine’ in de New York Times, klik HIER.
[ 2 ] Over embedded journalism, klik HIER.
[ 3 ] Ten behoeve van Chelsea Manning is een ondersteuningssite opgezet; klik HIER.
[ 4 ] Over liegende ministers, klik HIER.