Bolivia: een weg die niet verbindt maar (onder)scheidt
De regering van de Boliviaanse president Evo Morales staat voor één van haar grootste uitdagingen sinds ze begin 2006 aan de macht kwam. Er woedt een conflict rond de geplande aanleg van een verharde weg dwars door een beschermd natuurgebied.
(Origineel bij DeWereldMorgen)
Het natuurgebied draagt de naam Territoria Indígena Parque Nacional Isiboro Sécure, afgekort TIPNIS. Vertaald is dit Inheems Grondgebied van het Nationaal Park Isiboro-Sécure. De Isiboro en de Sécure zijn twee rivieren die door het gebied stromen.
Het conflict bereikte begin februari zijn hoogtepunt met de aankomst in La Paz van de marchistas (‘marcheerders’: dit zijn dus de betogers) die behoren tot de Consejo Indigena del Sur (CONISUR – Inheemse Raad van het Zuiden). De weken daarvoor waren er reeds talloze debatten in en rond het Boliviaanse parlement over het recht op een voorafgaand, vrij en goed geïnformeerd referendum over de zaak.
Belangrijk om daarbij te vermelden, is ook de ondersteuning die de grootste vakbondscentrale van het land de Central Obrero Boliviano (COB – Centrale Boliviaanse Arbeidersraad) gaf aan de tegenstanders van de weg.
De marchistas tegen de weg zijn onder meer de leden van de Confederacion de Pueblos Indigenas de Bolivia (CIDOB – Confederatie van Inheemse Volkeren van Bolivia), die reeds op 21 oktober 2011, na een mars van 64 dagen met meer dan tweeduizend mannen en vrouwen, onder groot gejuich en uitingen van solidariteit vanwege de bevolking, aankwamen in de hoofdstad La Paz (‘la paz’ betekent ‘vrede’).
Met die mars bereikten ze toen dat de aanleg van Tramo II (‘Deel II’) – dat eveneens dwars door TIPNIS-gebied zou gaan – stopgezet werd. Daar werd toen door het parlement een speciale wet voor uitgevaardigd, wet 180 of Ley Corta (‘de korte wet’), die stelt dat er nooit een weg mag komen door het TIPNIS-gebied.
CONISUR vraagt nu dat deze wet zou worden teruggeschroefd en vindt daarvoor steun bij president Evo Morales. Volgens CONISUR-leider, Guercindo Pradel, zijn de 37 gemeenschappen die nu deelnemen aan de recente tegenmars, immers de originele inheemse bewoners van het TIPNIS-gebied. Hij benadrukt ook dat zijn organisatie de vier inheemse taalgroepen van Bolivia vertegenwoordigt.
Dit contrasteert dus fel met de marchistas van de eerdere acties tegen de weg die gesponsord werd door de de inheemse federatie van de Boliviaanse laaglanden, de Confederacion de Pueblos Indigenas de Bolivia, afgekort CIDOB (Confederatie van Inheemse Volkeren van Bolivia).
De andere confederatie, CONISUR, vertegenwoordigt de volkeren van het hooggebergte in het zuiden van Bolivia. Hun vertegenwoordiger, Pradel, beweert nu dat het initiatief van CIDOB mee ondersteund werd door NGO’s met ‘verdachte agenda’s’ en leiders die helemaal geen voeling meer hebben met hun basis.
Morales, die de groep ontving en te woord stond, zegt dat de huidige marchistas van CONISUR gelijk hebben om de wet 180 te willen terugschroeven. Volgens Morales werd deze wet enkel onder druk van de CIDOB-manifestanten door het parlement gejaagd.
Tijdens mijn bezoek begin februari kon ik met verschillende sociale bewegingen praten en er werd me meermaals gezegd dat de sectie van de CONISUR vooral bestaat uit cocaboeren en ‘colonizadores‘, die maar sinds de vorige generatie vanuit de voormalige mijngebieden naar deze zone afzakten.
Ze zijn, volgens mijn gesprekspartners, dus geen ‘pueblos originarios‘ (oorspronkelijke volkeren), in tegenstelling tot de gemeenschappen die vertegenwoordigd zijn in CIDOB.
Alsnog een referendum?
Op 6 februari kwamen CONISUR en de regering-Morales na 4 dagen vergaderen tot een akkoord om alsnog een referendum te organiseren in drie fasen (vorming, socialisering, algemene vergaderingen) binnen maximaal 120 dagen. De resultaten van dit referendum zouden een bindend karakter hebben, ook al wordt dat woord niet expliciet vernoemd in het akkoord dat voorgelegd werd aan, en goedgekeurd werd door, de senaat op 7 november.
Volgens de huidige Boliviaanse wetgeving hebben de inheemse volkeren inderdaad recht op een goed geïnformeerde raadpleging (consulta) voordat er een infrastructuurproject wordt opgestart op hun grondgebied.
Hier echter wordt de consulta georganiseerd nadat de contracten reeds werden afgesloten met de Braziliaanse bouwfirma OAS. Het is juist daarom dat de CIDOB, noch de COB en evenmin verschillende politici van de oppositie, akkoord gaan met de voorgestelde consulta.
De CIDOB heeft dan ook aangekondigd opnieuw een mars te organiseren vanuit de ‘tierras bajas‘ van TIPNIS naar La Paz. De COB kondigde echter aan dat, alhoewel ze de mars politiek wel ondersteunt, ze niet zelf zal mobiliseren, omdat ze vreest dat dit een hevige confrontatie zal uitlokken.
Morales verdedigt het feit dat er geen voorafgaandelijk referendum georganiseerd werd met een voor sommigen zeer bedenkelijke interpretatie van de grondwet (CPE) door Garcia Linera, de vicepresident. Die haalt aan dat “het de plicht van de staat is om referenda te organiseren wanneer het gaat over mijn- of olieontginning of in het algemeen over niet-hernieuwbare energiebronnen. Daar de aanleg van een weg niet onder deze bepaling valt, was dat niet nodig”.
Volgens Morales heeft de regering dan ook gedaan wat ze geacht werd te doen, door te zorgen voor de financiering van de weg en door de mogelijkheid te creëren om toch nog een referendum te organiseren.
Morales zegt dat het nu aan de gemeenschappen van de TIPNIS is om hun interne conflict op te lossen. Hij vraagt dan ook aan de marchistas van de CIDOB om in dialoog te gaan met de marchistas van de CONISUR om tot een akkoord te komen.
Niettegenstaande dit laatste officiële en goedgekeurde voorstel, dreigt het conflict toch een polarisatie teweeg te brengen. Dit in de regering, de sociale bewegingen, de civiele maatschappij en last but not least in de inheemse organisaties zelf.
Het dreigt de regering-Morales dan ook serieuze schade toe te brengen. Alles hangt af van de manier waarop het conflict kan worden opgelost zonder dat dit afbreuk doet aan de geest van de grondwet, die gesteund is op het concept van het buen vivir.
Het is nu juist dit concept dat momenteel onder vuur komt te liggen, buen vivir voor de ene blijkt niet het buen vivir voor de andere … Het komt er nu op aan een vreedzame en bevredigende oplossing te vinden voor alle partijen zonder het buen vivir in gedrang te brengen. Dit is geen gemakkelijke opgave.
Ook al zou de CIDOB akkoord gaan met de organisatie van een referendum, dan nog blijven er verschillende netelige kwesties hangen, die tot op het bot moeten worden uitgepraat. Het gaat hier vooral over wie er geconsulteerd zal worden, over wat en met welk gevolg?
Enkel leden van de inheemse gebieden, zoals de Boliviaanse grondwet voorschrijft, of ook leden van de inheemse CONISUR die geen deel uitmaken van de collectieve eigendom? Sommige wetgevers van Morales’ MAS-partij hadden zelfs het plan een referendum te organiseren waar alle bewoners van de departementen Cochabamaba en Beni aan zouden kunnen deelnemen, wat mijlenver verwijderd is van wat de huidige grondwet voorschrijft.
Zal hen ook gevraagd worden of het gebied onaantastbaar moet blijven, dan wel of het mag worden bewerkt door de inheemse bewoners? Als de vraagstelling op deze manier gebeurt, is er sprake van een valse dichotomie. De inheemse groepen wordt dan het recht ontnomen zelf over hun natuurlijke rijkdommen te beschikken en ze zelf te beheren.
Zal het referendum bindend of adviserend zijn? Zolang er over dit punt geen duidelijkheid bestaat, kan het als bindend worden beschouwd door de regering als de uitkomst pro-aanleg van de weg is en louter adviserend als de uitslag contra is.
Discussies over een weg
Volgens een ontwikkelingswerker (die in Bolivia woont en er al lange tijd werkt met volksbewegingen en vakbonden, maar liever anoniem blijft) zijn er nog andere, onderliggende redenen waarom het project van de aanleg van deze weg zo controversieel is. Eén daarvan is dat deze weg niet zo’n belangrijkste verkeersader is voor de ontwikkeling van Bolivia. Er zijn immers al wegen die de omliggende departementen verbinden. Volgens hem maakt de weg alles vlugger bereikbaar, niet meer.
Hij benadrukte in ons gesprek ook dat het sowieso de taak is van de overheid om onderwijs en andere diensten aan te bieden en te organiseren voor de gemeenschappen, met of zonder weg.
Waar het volgens hem werkelijk om draait, is dat deze weg zal toelaten om verder door te dringen in het onaangetaste natuurgebied van de TIPNIS. Daar zijn de cocaboeren en de kolonisten zeer in geïnteresseerd. Meer bos zal hierdoor worden gerooid, meer hout zal kunnen worden verhandeld en er kan zo ook meer plaats komen voor de productie van de cocapasta.
Een ander belangrijk feit in deze discussie is volgens hem dat deze strijd woedt tussen twee totaal verschillende culturele bevolkingsgroepen. Aan de ene kant zijn er de kolla of de bewoners van de altiplano (hoogvlakte). Dit zijn vooral cocaboeren en kolonisten uit de vroegere mijnstreken van Oururo die zijn afgezakt naar de TIPNIS. Aan de andere kant zijn er de camba of de inheemse bewoners van de TIPNIS, zeg maar de oorspronkelijke bewoners of pueblos originarios.
Beide mentaliteiten zijn totaal verschillend. De capaciteit van de twee groepen om met elkaar in dialoog te treden, is zeer laag. Mobilisaties en acties komen dan ook steevast vóór dergelijke dialoog. Deze mobilisaties en acties worden juist gebruikt om een dialoog af te dwingen, met elkaar en met de overheid.
Dat is een veel gebruikte strategie in Bolivia, die al meermaals haar waarde heeft bewezen. Volgens de politieke tegenstanders van Morales, die toch nog altijd een zeer sterke greep hebben op de publieke opinie in Bolivia, staat het conflict rond TIPNIS symbool voor de tegenstellingen in de regering-Morales.
De regering-Morales en de sociale bewegingen
Ook al vallen misschien op het eerste zicht vooral de vele contradicties op, het is toch ook zeer belangrijk te benadrukken hoe de volksorganisaties zelf proberen een uitweg te vinden.
In de eerste plaats zijn de marsen vooral een vreedzame uiting van verschillende posities van de betrokken sociale bewegingen in dit conflict. Om deze manier van aanpak naar waarde te kunnen schatten, is het belangrijk te begrijpen hoe een regering, gevormd door sociale bewegingen, werkt en hoe de regering zich tot deze sociale bewegingen verhoudt.
Vicepresident Álvaro García Linera was begin februari op bezoek in Mexico en sprak daar voor een overvolle aula van de UNAM voor studenten en professoren. Hij begon zijn interventie met te benadrukken dat de regering-Morales de protesten van sociale bewegingen verwelkomt en zeker niet schuwt of er schrik van heeft: “The struggle is our nourishment, our peace. It does not overwhelm us. Absolute calm frightens us. Our opponents believe the struggle will wear us down. On the contrary, it nourishes us.”
García Linera beschreef tijdens hetzelfde bezoek het beleid van de Boliviaanse regering “als een regering van sociale bewegingen”. Ook gaf hij toe dat er de laatste drie jaar spanningen zijn opgetreden tussen overheid en de sociale bewegingen over kwesties als de noodzaak van industrialisering enerzijds en van de bescherming van het milieu anderzijds. Spanningen ook tussen de collectieve sociale noden en particuliere, corporatistische belangen.
Specifiek wat het TIPNIS-probleem betreft, geeft Linera toe dat de regering twee fouten beging. Door voorafgaand aan de bouwplannen van de weg geen referendum te organiseren, en vervolgens door geen volksraadpleging te organiseren met de gemeenschappen over de stopzetting ervan.
Deze fouten worden volgens hem rechtgezet door de volksraadpleging, die georganiseerd wordt door de regering binnen drie maand.
De sociale bewegingen over de regering
Belangrijker misschien nog is te begrijpen hoe de sociale bewegingen zich in Bolivia verhouden tot deze vorm van regering. Dat zou ik graag toelichten aan de hand van gesprekken die ik kon hebben met diverse organisaties.
In een gezamenlijk interview met de algemeen-secretaris van de vakbeweging CRIZOL (Corriente de renovacion independiente y solidaridad laboral) en een medewerker van de ontwikkelings-NGO Gregoria Apaza (die met inheemse vrouwen werkt in El Alto en die partner is van Wereldsolidariteit) kwam sterk naar voren dat de positie van TIPNIS ook diepere politieke wortels heeft.
Zij vinden dat de vraag voor bescherming van TIPNIS de juiste vraag is, maar dat er tegelijkertijd ook andere belangen gelden. Deze belangen spelen in de kaart van de politieke oppositie. De provincie Santa Cruz is het hart van de oppositie tegen Morales. Volgens de voorstanders van de weg (die lid zijn van CONISUR) leven veel van de tegenstanders (leden van CIDOB) al lang niet meer in de beschermde zone van de TIPNIS, maar wel in Santa Cruz. Zij zijn tegen de ontwikkeling van dit gebied omdat dat Santa Cruz economisch zou isoleren, en de machtspositie danig zou verkleinen.
Wat betreft de verklaring van de COB dat ze tegen de aanleg van de weg is, heeft dit volgens CRIZOL vooral met de traditie te maken dat je als grootste vakbondscentrale in Bolivia wel tegen de overheid moet zijn, omdat je anders vlug verdacht wordt jezelf te verkopen. Daartegenover staat dat binnen de COB de wet van het pluralisme geldt en elke federatie of centrale zijn eigen mening of tendens kan hebben.
Ook geeft CRIZOL aan dat in deze antiregeringshouding ook wel enige kentering gekomen is, sinds Morales aan de macht is. Eén voorbeeld hiervan is dat de vakbeweging Luz y Fuerza (die de elektriciteitswerkers verenigt) de huidige regering genegen is. Op hun laatste militantencongres is er door CRIZOL beslist om het veranderingsproces onvoorwaardelijk te ondersteunen, ongeacht wie er aan de macht is.
Wat de TIPNIS betreft, is CRIZOL het met Gregoria Apaza eens dat het beter zou zijn mochten dit communale gronden zijn, waarover de gemeenschappen zelf mogen beschikken en die ze zelf kunnen beheren, zonder dat deze ‘onaantastbaar’ worden verklaard bij wet.
Wat de wet 180 betreft, die goedgekeurd werd in het parlement in het voordeel van de tegenstanders van de weg, dit gebeurde – volgens de vakbond – onder druk van NGO’s en de media die voor 90 procent in handen zijn van de oppositie.
Charo Aguirre Uzeda van SENTEC – een NGO die rond traditionele gezondheidszorg werkt in de provincie Oururo en partner is van Wereldsolidariteit – is echter een heel andere mening toegedaan. Zij zegt dat de ecologische invalshoek van CIDOB correct is. Volgens haar worden de inheemse gemeenschappen gedwongen tegen elkaar te kiezen, iets wat hen verdeelt en verzwakt.
Deze verzwakking zal Morales goed uitkomen tijdens de gemeenteverkiezingen van 2013, omdat de inheemse gemeenschappen de grootste groep van kiezers vormen. De presidentsverkiezingen komen er aan in 2015. Er staat dus veel op het spel, volgens haar.
Meningen en posities
Ook de partnerorganisaties van Wereldsolidariteit verschillen dus van mening. Toch slagen ze erin om in Bolivia rond verschillende thema’s goed samen te werken. Pluralisme staat dit geenszins in de weg. Ook al blijven steeds dezelfde cruciale vragen naar boven komen.
Vragen zoals: waarom juist een weg door TIPNIS? Wat is de meerwaarde van die weg? Wie heeft er voordeel bij? Staat de regering-Morales dan niet voor de bescherming van Moeder Aarde? Staat Morales dan niet voor de ontginning van de natuurlijke rijkdommen?
Zijn deze twee visies te verzoenen met elkaar zonder dat iemand er nadeel of voordeel bij heeft? Kan Moeder Aarde onaangetast blijven als Bolivia zichzelf verder wil ontwikkelen? En wat voor soort ontwikkeling heeft de regering voor ogen?
Deze vragen maken de bevolking bewust en alert. De discussie mobiliseert mensen rond belangrijke maatschappelijke vraagstukken. De regering-Morales zal rekening moeten houden met de meningen en posities van de sociale bewegingen. Ze is er tenslotte een onmis(ken)baar deel van.
Ellen Verryt
Ellen Verryt is regionaal verantwoordelijke voor Latijns-Amerika bij de NGO Wereldsolidariteit.
Bronnen: zie externe links