Ga naar de inhoud

Beschikbare Menselijke Hersens. Stikstofcrisis en Economische Metamorfose (2/4)

De stikstofcrisis waar zoveel over te doen is, kenmerkt zich als een van de uitingen van de immanente crisissfeer van de kapitalistische productie- en consumptiewijze. Kapitalistisch handelen zet namelijk aan tot plunderen van hulpbronnen en daarmee tot destructie van wat het aanraakt. De uitdaging ligt dus in de verandering van een kapitalistische in een antikapitalistische manier van produceren en consumeren, dat wil zeggen in  een economische metamorfose. De problematiek die hiermee samenhangt, breng ik in vier delen onder de aandacht.

14 min leestijd

(Door Thom Holterman, overgenomen van Libertaire Orde)

Het eerste deel betrof  ‘De grote plundering’ (zie Online). Om het geproduceerde ook geconsumeerd te krijgen, moeten mensenhersens daarvoor rijp gemaakt worden. Dat vindt men hieronder terug in het tweede deel, ‘Beschikbare menselijke hersens’. [ThH]

Beschikbare menselijke hersens

‘Ik geloof niet meer in God! Ik geloof niet meer in God!’
‘Een mirakel!! Hij heeft het gebruik van zijn hersens herontdekt!’

De stikstofcrisis staat niet op zichzelf. Als effect past ze in de bestaanswijze van het hedendaagse kapitalisme, waarin consumeren is verhit tot overconsumeren. Wie de reclameboodschappen betreffende de zuivelproducten langs ziet komen, raakt bedolven onder een misselijkmakende golf van wat productvernieuwing en/of -verbetering wordt genoemd – met als enige doel al die zooi te laten ‘consumeren’. Deze gedragsbepaling door reclamebombardementen is al decennia aan de gang. De algemeen directeur van de Franse tv-groep TF1, Patrick Le Lay, muntte in 2004 het doel van het aanbieden van reclameboodschappen via televisie als volgt: ‘ Wat wij doen is aan Coca-Cola verkopen van tijd van beschikbare menselijke hersens (mijn curs., thh.).

Hier is de mens teruggebracht tot ‘beschikbare hersen’. De programmering rond de reclameblokken dient ervoor die hersens zo te kneden met ‘vermaak’ (praatprogramma’s, voetbalwedstrijden en andere sportevenementen of door reclameblokken verminkte films) dat ze ontvankelijk zijn voor onvoorwaardelijke stompzinnigheid. Het is de weg waarlangs hersens vergiftigd worden met ‘meer’ en ‘kopen’. Het wordt ‘consumeren tot het je strot uitkomt’, zo luidt de kop boven een twee pagina’s tellend artikel in Le Monde van 3 juni 2022.

Dat artikel gaat over ‘onze’ onhoudbare productiewijze. Ik ontleen er enkele gegevens aan. De mondiale economie berust op het verbruik van meer dan 100 miljard ton materiaal per jaar, waarvan meer dan 90% verandert in afval. Gelet op de geschatte groei van de wereldbevolking vanaf nu tot 2050 zijn onze hedendaagse manieren van productie en consumptie onhoudbaar. Zonder drastische veranderingen zal de uitstoot van CO2 alleen maar stijgen.

De milieu-uitdaging – zoals men ook met de stikstofcrisis meemaakt – loopt stuk op de sociale normen van de keuzes die de maatschappij maakt waar de groei en dus de consumptie het begin en eind is. Psychologisch werkt het idee: consumeren, dat is leven, dat is plezier hebben. Als we dit nog niet geïnternaliseerd hebben, wijst de reclame ons de weg: elke persoon wordt gemiddeld geconfronteerd met 1000 tot 2000 reclameboodschappen per dag, aldus de auteur van het genoemde artikel.

Het ‘kneden’ van menselijke hersens vindt via meerdere vormen van (eenzijdige) communicatie plaats. Er is maar één doel: de consumptie van een product er in rammen, ook al gaat het om het meest ongezonde, onnuttige product, zoals tabak. Hierover verscheen onlangs het boek Waarom roken, het helpt rechts, van de Franse cardioloog Olivier Milleron. Hij spreekt erover in een vraaggesprek met  Marianne van 15-21 augustus 2022. Roken doet men al eeuwen. In de westerse wereld waren het mannen die dat deden. Dit bracht de tabaksindustrie op het idee de andere helft van de mensheid ook aan het roken te krijgen. Roken zou voor de vrouw synoniem moeten zijn voor vrijheid. Die gedachte sloot aan bij het feit dat in patriarchale maatschappijen, roken voor de vrouw als slecht werd beoordeeld en haar werd verboden.

De tabaksindustrie deed vervolgens een beroep op de Amerikaan Edward Bernays (1891-1995), een van de grondleggers van de public relations en propaganda. Hij ging er vanuit dat massa’s te manipuleren waren. In 1929 organiseerde hij een ‘fake’ feministische manifestatie: door hem betaalde mannequins staken sigaretten op voor een verzamelde groep journalisten, eveneens door Bernays opgetrommeld. Zelf hield hij een betoog om de manifestatie te duiden: het ging erom de rechten van de vrouw onder de aandacht van het publiek te brengen, waarbij sigaretten de feministische ‘Torches of Freedom’ verbeelden (zie ook de oorsprong van ‘influencers’ en de eerste influencer in de ‘Torches for Freedom mars’, New York, 1929, Online) …

De cardioloog Milleron, zo blijkt uit het vraaggesprek met Marianne, verbindt de tabaksindustrie met het kapitalisme en dat is rechts in zijn ogen. Het kan niet slechter, zegt hij. Zo ligt de oorsprong van ‘de strategie van de twijfel’ bij de tabaksindustrie. Hoewel het overduidelijk is dat vormen van kanker (long, slokdarm, keel, mond) ‘roken’ als directe oorzaak hebben, werd elk onderzoeksresultaat daaromtrent in twijfel getrokken. Op die manier kon die industrie op zijn minst een halve eeuw doorgaan met winst maken ten koste van duizenden doden per jaar. Andere industrieën hebben die ‘strategie van de twijfel’ overgenomen (klimaatsceptici, verkopers van glyfosaat en brandstoffen). We zullen dat nog tegenkomen.

Agro-industrie, een kapitalistische instelling

De moderne landbouw en veeteelt gaat in de hoos van meer produceren mee. Ze moet wel, wil ze aan de productievraag van de agro- en levensmiddelenindustrie voldoen. Niemand zal er vreemd van opkijken, dat het die industrie om de winst en niet om de gezondheid van mensen te doen is. In dat opzicht is er geen verschil met de tabaksindustrie. En wil niet iedereen ‘gillend rijk’ worden? (zie Online)

De kwestie begint bij boeren die zich in ‘het systeem’, in dit geval het systeem van de agro-industrie, hebben laten vastzuigen. Want bedenk, mijn betoog is niet gericht tegen ‘de’ boeren – er zijn immers vele manieren om land- tuinbouw en veeteelt te bedrijven. Er zijn zelfs boeren en medestanders niet-boeren, die strijden tegen de modern industriële landbouw juist om een landbouw te voorkomen zonder boeren en boerinnen. Ik verwijs daarvoor bijvoorbeeld naar de Franse boerenconfederatie (zie Online). Het betekent dat je anders kan denken over het boerenbedrijf dan de kapitalistische.

Het is geen gemakkelijke strijd om tegen de stroom in de te gaan, zo leert de Franse geitenfokker Xavier Noulhianne, die het boek schreef Het werk aan de velden – Kronieken van een 21ste eeuwse veehouder (2016). Zijn opzet was (en is geworden) zijn dieren uitsluitend te voederen met gras (dus zonder graan als bijvoer). Samen met een landbouwingenieur hebben zij 15 tot 20 variëteiten gras ontwikkeld voor de weiden van de dieren. Hij is nu niet alleen veehouder maar ook ‘grasfokker’. Hij maakt samen met zijn vrouw van de geitenmelk geitenkaasjes en verkoopt die op drie markten in zijn regio.

In een vraaggesprek vertel hij geheel autonoom te zijn in termen van de gezondheid van de dieren. Hij diagnosticeert en beslist zelf wat te doen. ‘Maar diagnosticeren en handelen zonder inmenging van een veearts is heden een illegale prakrijk. Een derde bijzonderheid is dat voor de kaasproductie geen enkel industrieel ferment (giststof) wordt gebruikt, maar uitsluitend hun melkwei.’ Deze boer heeft zich van de industriële landbouw losgemaakt, zoals menig andere (zie Online). Daarmee wordt de staat en de levensmiddelenindustrie gepasseerd. Dat doet zich ook voor in de sfeer van het onderzoek waarover een documentaire gaat ‘Boeren-onderzoekers: zij herstellen de landbouw’ (zie Online).

Op hetzelfde niveau van handelen komen we tegen bij het in 2009 opgerichte Atelier paysan (Boerenwerkplaats). Het betreft ‘een coöperatie die boeren ondersteunt bij het ontwerpen en vervaardigen van machines en gebouwen aangepast aan de agro-ecologie van die boeren. Door de boeren opnieuw te mobiliseren hun technische keuzes af te stemmen op hun werk op de boerderijen, vinden we gezamenlijk een technische soevereiniteit, een autonomie door het opnieuw toe-eigenen van kennis en knowhow’, zo leest men op de site van de Boerenwerkplaats (zie Online). Het kan dus anders. De tegenstellingen zijn groot als men dit vergelijkt met de industriële manier van veehouderij.

Bij die industriële manier ontkomt men niet aan megastallen en dieren die voor altijd ‘binnen’ zijn. Dan trek je een stikstofcrisis als met een magneet aan, evenals ziektes die bij grote getallen horen (gekkekoeienziekte, varkenspest, vogelgriep). Vervolgens kom je tot de ontdekking, dat in de vlees- en zuivelproducten (melk) van ‘moderne’ boeren microplastics zitten, zoals onlangs aangetoond werd. Dat zit namelijk in hun specifieke veevoer. In vers voer werd daarentegen geen vervuiling aangetroffen, meldde het AD van 8 juli 2022 onderkoeld (Online).

Voedingsindustrie en de trukendoos om hersens te kneden

Al de geproduceerde melk moet ook verkocht worden (let op de waanzinnige hoeveelheid soorten en smaken yoghurt, vlaflips en andere ‘toetjes’) en al het geproduceerde vlees moet ook geconsumeerd worden. Wat dat laatste aangaat heeft de vleeslobby zwaar ingezet: ‘Nederland Vleesland’. De voedingsindustrie grijpt als een octopus alles en iedereen vast. De lobby van de Nederlandse vleessector levert een voorbeeld hoe die te werk gaat. Ik kombineer daarvoor twee artikelen uit de NRC van 7 september 2022. Het ene artikel bespreekt vijf punten uit de trukendoos van oud-president Trump, nu ook in gebruik door de Braziliaanse president Bolsonaro (zijn doel, verwerven tweede ambtstermijn).

In het andere artikel gaat het over het campagnevoeren van de vleessector, de campagne ‘Nederland Vleesland’. Daarbij zijn de vijf punten uit Trump’s trukendoos te herkennen. Met de campagne wordt beoogd, aldus de woordvoerder van de Centrale Organisatie voor de Vleessector, te bevestigen ‘dat vleeseters niet aan de verkeerde kant staan’ (ze behoren dus tot de ‘goeden’). De titel van de campagne claimt het hele land, immers ‘Nederland Vleesland’. Het derde punt is, dat de Vleesland-campagne het idee geeft, ‘dat er een doortrapte minderheid bestaat met buitensporige invloed’. Deze toespeling levert een van de belangrijkste uitingen van de campagne: ‘slechts 5 procent van de Nederlanders is vegetariër of veganist’. Vervolgens merkt de NRC op dat de voorzitter zelfs ontkent, ‘dat de Tweede Kamer een goede afspiegeling is van de publieke opinie (..).’

Als vijfde punt zie ik dat ‘Nederland Vleesland’ zegt feiten te presenteren. Wat blijkt evenwel, uit de omvangrijke hoeveelheid ‘dist zij een zeer onvolledige selectie op’. Fake dus. Maar de messen zijn geslepen. Als de toenmalige landbouwminister Carola Schouten (ChristenUnie) voor een klimaatcampagne, het advies om minder vlees te eten ‘te negatief’ vond en daaruit weerde, dan komt dat omdat de vleeslobby blijkbaar gevreesd wordt (NRC van 7 september 2022).  

Nutri-Score

Het blijkt dat het zin heeft controle uit te oefenen op wat de levensmiddelenindustrie aan producten op de markt brengt. Op Europees niveau is daarvoor een nieuw voedselkeuze-logo voor levensmiddelen ingevoerd, genaamd Nutri-Score. Het logo heeft tot doel consumenten gezondere keuzes te laten maken bij hun aankopen binnen een productgroep. Nutri-Score kent vijf niveaus, waarbij A de te verkiezen keuze is en E de te vermijden keuze (zie de informatie van de rijksoverheid, Online). Iedereen begrijpt dat de agro-voedings- en levensmiddelenindustrie zoveel mogelijk ruimte wil vinden om hun producten zo hoog mogelijk genoteerd te krijgen. Het tot stand komen en vaststellen van de kwaliteitsnormering heeft dan ook een onaangename strijd opgeleverd tussen de lobby’s van die industrie en wetenschappers.

Een van die wetenschappers is Serge Hercberg, hoogleraar voedingsepidemioloog, die over deze strijd een boek schreef, getiteld Mange et tais-toi (Eet en houd je kop; 2022). Hercberg was voorzitter van het ‘Nationale programma gezonde voeding’ in Frankrijk van 2001-2007. Hij ijverde voor een verbod van verkoop via automaten van snacks op scholen (2004). Het leverde hem ontelbare vijandige mails op.

Zijn boek Eet en houd je kop, zo leert de bespreking ervan in Le Monde van 5 augustus 2022 (Online), is een persoonlijk verhaal over herhaalde druk op hem uitgeoefend in zijn werk. Dat voert tot achter de schermen van de besluitvorming ten behoeve van de publieke gezondheid. Door de lobby’s van de agro-voedingsindustrie werd van alles gebruikt tegen de kwaliteitsnormering van ‘Nutri-Score’: in twijfel trekken van de wetenschappelijke waarde van de normen, voorstellen van een tegen-logo, uitwisseling van de discussie met politici, zwartmaken van groepen mensen die het logo hadden ontworpen en getest, op de man spelen. Het boek levert een schoolvoorbeeld van hoe lobby’s opereren. Een tweede boek dat over deze kwestie gaat, wordt ook behandeld. Het is van twee Franse sociologen, Daniel Benamouzig en Joan Cortinas Munoz, onder de titel Lobby’s op het menu (2022).

Ik laat het hier bij omdat het mij alleen gaat om een voorbeeld te geven met welke maatschappelijke tegenkrachten men van doen heeft als het om kwaliteitsnormen gaat, waaraan de agro-voedings- en levensmiddelenindustrie moet voldoen. De ‘lekkere trek’ kan het liefst maar zo snel mogelijk worden ingepompt bij kinderen (snacks verkoop op scholen). Veel reclameboodschappen zijn daarom ook op hen gericht – het zijn gewillige ‘beschikbare menselijke hersens’. Het gaat niet om kwaliteit maar om ‘verslavend’ lekker (suikers; verkeerde vetten) dus om financiële winst door die industrie te maken, zoals ook bekend van de tabaksindustrie.

Versobering is een onderwerp dat daarop inspeelt met: afwenden van de verkeerde maar winstgevende ‘etenswaren’ en in de gaten houden van de kwaliteit van het geproduceerde. Die maatschappelijke wending zal de productie om de winst aantasten. Je hoeft niet te hebben doorgeleerd, dat dit veel verzet zal opleveren, want inderdaad soberheid rust niet alleen op gedragsverandering maar vereist ook een noodzakelijke ‘metamorfose van de economie’. Yamina Saheb, ingenieure en econome, analiste van energiepolitiek, docente Science Po Paris, wijst daar met nadruk op (Le Monde van 29 juli 2022). Een probleem is natuurlijk hoe die metamorfose te bewerkstelligen. Menigeen zal denken aan het introduceren van wetgeving daaromtrent. Is dat een goed idee?

Wetgeving

Wetgeving helpt? 

Enige tijd geleden heb ik de fundamentele kritiek op de ‘wet’ van de Belgische rechtstheoreticus Laurent De Sutter weergegeven (zie Online). Daar heb ik niets opgemerkt over wetgevingstechniek, want als je de wet in zijn geheel afwijst, kan je zwijgen over wetgevingstechniek. Nu is het anders voor wie denkt dat je wat aan de wet hebt om een metamorfose van de economie in- en door te voeren. Zou dat kunnen lukken? Voor een antwoord op die vraag is het goed te beseffen dat de formulering van een wet – vooral wat de cruciale bepalingen aan gaat – de uitkomst is van een definitorisch machtsspel. Dat begint bij ‘lobbyen’ (beïnvloeden van de belangrijkste spelers, in de regering, op het departement, bij politieke partijen, hun woordvoerders, hij leiders, enzovoort). Elk woord dat er ook maar toedoet, elke komma en de plaats ervan, het komt op een goudschaaltje – van elk van die spelers.

Welke formulering komt uiteindelijk, na uitzuivering in het wetgevingsproces, bij de stemming in het parlement? Die welke de meeste stemmen verwerft, zal men zeggen. Stel, er waren 89 stemmen voor en 61 tegen (op de 150 zetels in de Tweede Kamer). Is er nu sprake van ‘consent’ of wel ‘wederzijdse instemming’? Neen. Er was een beduidende groep tegen wat ter stemming werd voorgelegd. Het is alleen een kwantiteit die overwonnen heeft; er blijven verliezers achter. Dat niet alleen, wetgevingstechnisch kan er tevens een warboel zijn ontstaan om aan voldoende voorstemmers te komen. Hoe verdeeld de zaken kunnen liggen, bleek onlangs in Frankrijk.

President Macron wilde de urgentiestaat rond COVID-19 ingesteld houden. Daarvoor had zijn partij een wet ingediend die, onschuldig beschreven, alleen ‘technische maatregelen’ bevatte. Maar de oppositie haalde feilloos de twee artikelen eruit die de kern van de wet vormden. Die sneuvelde dan ook bij stemming in het parlement. Een van de Franse parlementsleden onderstreepte aan het eind van de zitting, dat het debat instructief was aangaande de verschillende evenwichten en krachten in de vergaderzaal. Vervolgens betreurde zij de methode van de regering, die heel laat de tekst van het wetsvoorstel aan de parlementariërs ter beschikking had gesteld. U ziet overal wordt dezelfde truc toegepast. En op gelijke wijze  als overal elders maakte men elkaar zwart.

De macronisten wezen er snerend op dat tussen extreem links (LFI, Ongehoorzaam Frankrijk) en extreem rechts (RN; de partij van Marine Le Pen) een verbond was ontstaan. Diezelfde macronisten vergaten ter plekke, dat de RN de ‘gelegenheidsbondgenoot’ van de partij van Macron is (gegevens ontleend aan Le Monde van 14/15 juli 2022).

Wie over wet en wetgevingstechniek spreekt, mag dit soort zaken niet over het hoofd zien. Al helemaal niet wanneer men zou denken, dat fundamentele veranderingen en metamorfose van de economie bij wet kan of zal worden geregeld… Dit neemt niet weg dat een metamorfose van de kapitalistische economie in een niet-kapitalistische noodzakelijk blijft. Maar dat zal tegenkrachten – ook die van de staat – oproepen. Daarop wordt in het derde stuk ingegaan.

Thom Holterman