Ga naar de inhoud

Berlusconi had veel aan links te danken

Silvio Berlusconi krijgt in de Duomo van Milaan een staatsbegrafenis. Een pure schande. Rosi Bindi, ooit voorzitster van de parlementaire Anti-Maffia Commissie waar ze goed werk leverde, vindt een nationale rouw onverantwoord voor een notoire belastingontduiker, lid van een samenzweerdersloge (P2), wiens directe omgeving bij de maffia zat. “Hij had niet het minste respect voor de staat”, aldus Bindi over de staat die Berlusconi nu de grootste eer betoont.

5 min leestijd

(Foto: Enrico Berlinguer, toen er nog veel hoop was)

Bindi heeft overschot van gelijk. Ze heeft tenminste de moed tegen dat schandalige eerbetoon in te gaan. Maar als ex-voorzitster van de Partito Democratico (PD) en eerder jarenlang lid van de DC – Democrazia Cristiana – (linkervleugel, dat wel) heeft ze beetje boter op het hoofd. Want zowel DC als PD hebben het Berlusconi gemakkelijk gemaakt. Berlusconi werd ook mogelijk door het falen van wat ooit de prestigieuze Italiaanse linkerzijde was.

Voorgeschiedenis

Berlusconi kon in 1994 via zijn Mediaset in enkele weken de Italiaanse politiek op zijn kop zetten omdat een systeem was ingestort. Pijler daarvan was wel de DC, maar links was niet onschuldig. Links, dat was in hoofdzaak de communistische PCI die met Enrico Berlinguer en diens “Eurocommunsme” ook internationaal veel prestige genoot. Een partij waar links bijna wereldwijd naar opkeek. Die in 1976 in Italië in 1976 zelfs 34 % van de stemmen haalde.

Berlinguer die werkte aan een ‘historisch compromis’ met de DC. En dat deels tot stand bracht met de regering geleid door Giulio Andreotti (DC) die de PCI in 1979 in zijn meerderheid opnam, maar niet in de regering. De communisten werden mee-verantwoordelijk voor een beleid waar ze geen zeg in hadden. Dat was het begin van de neergang. Het jaar daarop organiseerde de Fiat-directie een massale optocht, 40.000 deelnemers, van hoofdzakelijk Fiat-personeel tegen de vakbonden. Het einde van Italië’s lange ‘Mei 68’.

Links van de PCI waren er nog wel de erfgenamen van de grote contestatiebewegingen vanaf 1968 tot ver in de jaren 1970, met bewegingen als Lotta Continua en Avanguardia Operaia die honderdduizenden arbeiders en studenten op straat brachten. Maar na“ de loden jaren” (1979-1984) met terreuracties van de Rode Brigades en vooral van uiterst-rechts (2 augustus 2980, 85 doden in station van Bologna), schoot daar niet veel van over. Er was wel de groep ‘Il Manifesto’ (nog altijd een krant) die links van de PCI kritische geluiden liet horen. En in 1991 was er ook Rifondazione Comunista, de partij die de inmiddels herdoopte PCI (in PDS, DS…) weer tot leven hoopte te brengen.

Ulivo

De PCI verdween samen met de Sovjet-Unie. Er was ook nog de socialistische PSI die na jaren goede banden met de PCI, in de jaren 1960 toch bezweek voor het aanbod van de DC om in regeringen te stappen. Een van haar leiders, Bettino Craxi, werd in zo een coalitie zelfs premier (1983-1987). Dat werden hoogdagen voor de lottizazione , de verkaveling van politiek en smeergeld. De PSI werd een koploper van ‘Tangentopoli’, smeergeldstad, en ging met de operatie Schone Handen in 1992 dan ook oneervol ten onder.

Links had er een puinhoop van gemaakt, Berlusconi kwam met een schitterende show die alles moest en zou doen vergeten. De verwarde erfgenamen van de PCI en van de DC vielen in elkaars armen, de grenzen vervaagden en na enkele herbenamingen gingen die erfgenamen samenwerken in de ‘Ulivvo’, de Olijfboomcoalitie. Er was even hoop, ook al was die Ulivo een zootje waar de grootste opportunisten onderdak vonden. B oegbeeld was Romano Prodi, ex-DC die ooit aan het hoofd had gestaan van het machtige staatsholdingbedrijf IRI (meesterstuk van Smeergeldstad) en ex-advizeur van Goldman Sachs.

Hij werd met de Ulivo premier in 1996 en 2006. In 1998 duwde ex-communist Massimo D’Alema hem opzij. En die deed als premier zijn best om o.m. een wet tegen te houden om Berlusconi’s greep op de media af te zwakken. D’Alema kwam toch zo graag op de zenders van ‘Il Cavaliere’.

Neo-liberaal

Maar de Ulivo voerde verre van een links beleid. De regeringen Prodi en D’Alemaz hadden geen enkele moeite met de neoliberale voorschriften van de EU, ze werden zer zels zeer trouwe uitvoerders van.

Na vijf jaar regering Berlusconi kwam er in 2006 dus de tweede regering Prodi. Met een ongelooflijk allegaartje. De Italianen moesten maar vertrouwen hebben in een regering waarin Rifondazione Comunista (na een succes in de verkiezingen) en de communistische PdCI samen zaten met een zeer corruptie minister van Justitie Clemente Mastella, hoofd van een minipartij die nodig was voor een meerderheid. Na samenspraak met het Vaticaan deed Mastella in 2008 de regering vallen. In de verkiezingen daarop verdwenen Rifondazione en PdCI , afgestraft voor een beleid dat allesbehalve links was. De weg was geëffend voor de derde regering Berlusconi, met uiterst-rechts natuurlijk.

Intussen, 2007, hadden de resterende erfgenamen van PCI en DC elkaar gevonden in een nieuwe partij, de PD. Een bijzonder heterogeen allegaartje, zonder enige ideologische coherentie.
Nadat Brussel eind 2011 Berlusconi tot aftreden dwong, ging die PD de ‘technocraten-regering’ van Mario Monti steunen, alweer een gestroomlijnd neoliberaal beleid. Kleurloos, in tegenstelling tot de kleurrijke Berlusconi.

Zielig

De PD zag het vanaf 2014 weer volop zitten met partijleider Matteo Renzi die in de Europarlementsverkiezingen de PD naar 40 % bracht, en na wat duw- en trekwerk ook premier werd en een uitgesproken rechts beleid volgde, met een zeer omstreden arbeidswet. Renzi is er intussen wel uit, hij leidt nu een ‘centrumrechtse’ partij, Italia viva (imitatie van Forza waarmee hij flirt).

Kortom, een zielig spektakel, wat verklaart waarom zoveel potentieel linkse kiezers op verkiezingsdag niet opdagen. De PD heeft nu wel sinds kort met Elly Schlein een voorzitster die het roer naar links omgooit, maar er zal veel nodig zijn om links weer wakker te maken. Want zelfs de ooit zo sterke vakbonden verloren veel slagkracht.

Berlusconi is nu toch sterfelijk gebleken. Het is niet zijn Forza Italia die daar nu van profiteert, wel de extreem-rechtse Fratelli d’Italia van premier Meloni en de Lega van Salvini. Staal hardrechts, 30 jaar lang meegestuwd door Berlusconi om uiteindelijk ook zonder hem verder aan de macht te kunnen blijven. Maar links en ‘centrumlinks’ gaan hier niet vrijuit, ook zij hebben mee het pad geëffend voor de zeges van uiterst-rechts.