Ga naar de inhoud

André Gorz: Hun milieubewustzijn – en het onze

André Gorz (1923-2007), visionair als hij was, had al in deze uit 1974 daterende tekst voorspeld dat het milieu als thema ingepalmd ging worden door bankiers en industriëlen, oftewel door het kapitalisme. (-LMD)

Als je het over milieubewustzijn hebt, gaat het in het begin precies zoals indertijd met het algemeen kiesrecht of de vrije zondag: alle gegoede burgers en aanhangers van de bestaande orde betichten je ervan hun ondergang te willen, en tevens het triomf van anarchie en waanzin. Om vervolgens, als de druk van onderop niet meer tegen te houden is, je te gunnen wat ze je daarvoor hardnekkig wilden onthouden. En dan verandert er in wezen helemaal niets.Veel bedrijfseigenaren hebben nog steeds niet veel op met het milieu. Maar er zijn nu al genoeg bezitters die daar anders over denken om de omhelzing van het milieu door het groot kapitaal op korte termijn te kunnen voorspellen.

8 min leestijd
gorz_2

 

Q&D’ vertaald uit le Monde Diplomatique van april 2010.door Patrice Riemens

 

Derhalve is het misschien beter om nu al klare wijn te schenken: strijden voor het milieu is geen doel op zich, maar een etappe op de weg [naar een andere maatschappij]. Milieubewustzijn kan het kapitalisme het leven een beetje moeilijk maken en het tot veranderingen dwingen. Maar wanneer het het milieu zal omarmen – na lang gedraal en gedraaid – omdat het domweg niet anders kan, zal het deze als factor in zijn functioneren integreren op precies dezelfde manier zoals het met alle andere productie-factoren gedaan heeft.

Daarom moeten we ons heel duidelijk de vraag stellen: wat willen wij eigenlijk? Willen wij een kapitalisme dat zich aanpast aan de grenzen die het milieu stelt, of willen wij een economische, sociale en culturele revolutie die een einde maakt aan de grenzen die het kapitalisme ons stelt? En zodoende nieuwe verhoudingen tussen de mensen en gemeenschappen, het milieu en de natuurlijke omgeving in het leven roepen? Met andere woorden: willen wij hervorming of willen wij omwenteling – reformisme of revolutie? En ga alsjeblieft niet antwoorden dat deze vraag van ondergeschikt belang is, en dat wat nu telt, is ervoor te zorgen dat de planeet hoe dan ook niet definitief door vervuiling onbewoonbaarder wordt. Dit simpelweg omdat overleven ook al geen doel op zich is: is het de moeite waard , zoals Ivan Illich het stelt, “om te overleven in een wereld die een mega-ziekenhuis, een mega-school en een mega-gevangenis is geworden, waar het enige doel van de ‘zielsingenieurs’ zal zijn om de mensen zo aan te passen dat zij deze vreselijke omstandigheden aankunnen…?”

(…)Het ware dus beter om van meet af aan duidelijk te zijn over het waarom van de strijd, en niet alleen over het waartegen . Daarbij moeten wij proberen te doorgronden hoe het kapitalisme beinvloed gaat worden door het milieu-denken en erdoor zal veranderen – in plaats van te geloven dat de grenzen die het milieu stelt automatisch zijn einde zullen betekenen.

Maar, om te beginnen, wat is de betekenis van de zin “de grenzen die het milieu stelt”?  Om het voorbeeld van de giga chemische complexen in het Rijn-bekken te nemen: Ludwigshafen (BASF), Leverkussen (Bayer), Rotterdam (Akzo), dan zien wij het volgende:Ieder van deze complexen combineert de volgende productiefactoren:- natuurlijke hulpbronnen (lucht, water, ertsen), die tot nog toe als kosteloos werden beschouwd omdat ze niet vervangen hoefden te worden.- productiemiddelen (machines en gebouwen) die het vaste kapitaal vormen, en die door gebruik op en of stuk raken en vervangen moeten worden, als het even kan door nog grotere en efficiëntere gebouwen en machines zodat de bezittende firma in de concurrentie een slag voor blijft.- menselijke arbeidskracht, die ook ‘gereproduceerd’ moet worden (ze moet namelijk gevoed, verzorgd, gehuisvest, vervoerd, en onderwezen worden)

In een kapitalistische economie is het de combinatie van deze factoren die binnen het productieproces als voornaamste doel het behalen van de maximale winst heeft (hetgeen voor een firma die vooruit wil ook betekent: maximum macht, en dus maximale investeringen, en een zo sterk mogelijke positie op de wereldmarkt). Deze winstmaximalisatie als doel legt uiteraard een zware stempel op de wijze waarop al deze verschillende factoren met elkaar gecombineerd worden en aan het belang dat aan elk wordt toegekend.

En zo zal een bedrijf zich bijvoorbeeld nooit afvragen hoe het werk zo aangenaam mogelijk te maken, of hoe de natuurlijke en de leefomgeving zo goed mogelijk in stand gehouden kunnen worden. Ervoor te zorgen dat haar producten ten dienste staan aan de doelen die menselijke gemeenschappen zich gesteld hebben maakt niet echt deel uit van het bedrijfsagenda. (…) Maar nu is het zover dat, met name langs de Rijn, de dichtheid van de bewoning en de mate waarin lucht en water vervuild zijn geraakt zo’n omvang hebben aangenomen dat de chemische industrieën, om verder te kunnen groeien, of zelfs alleen maar om gewoon te blijven draaien, hun rookuitstoot en afwatering moeten gaan zuiveren, dat wil zeggen dat ze nu omstandigheden en grondstoffen moeten re-produceren die tot voor kort als vanzelfsprekend, kosteloos en onuitputtelijk werden beschouwd. Deze noodzaak om de natuurlijke omgeving weer te herstellen heeft voor de hand liggende consequenties: er moet in zuivering geïnvesteerd worden, en dus moet nog meer kapitaal vast gezet worden, en dan moeten de kosten van al die zuiveringsinstallaties afgeschreven worden, en dat allemaal terwijl de uitkomst van deze inspanningen ( te weten betrekkelijke zuivere lucht en water) niet eens te gelde gemaakt kan worden.

Er vindt dus tegelijkertijd een uitdijing van zowel het geïnvesteerd kapitaal (zijn zg. ‘organisch bestanddeel’) als van de kosten van productie en reproductie, en deze worden niet door een verhoging van de verkoopcijfers gecompenseerd. Er zijn dus twee mogelijkheden: de winstvoet daalt, of de verkoopprijs van producten stijgt. Het laatste zal een bedrijf uiteraard proberen door te voeren, maar makkelijk zal het niet gaan, want alle andere vervuilende industrieën (cement, metaal, machines, enzovoorts) zullen ook proberen de consument meer voor hun producten te laten betalen. De door het milieu afgedwongen maatregelen zullen uiteindelijk als resultaat hebben dat de prijzen sneller zullen stijgen dan de reële lonen, de koopkracht van de massa zal dus krimpen en het zal erop uitdraaien dat de kosten van de ontvuiling verhaald zullen worden op het besteedbaar inkomen die de mensen in staat stelt om spullen te kopen.

De productie van deze goederen zal dus stagneren of zelfs dalen: met recessie en crisis tot gevolg. En de deze daling van de productie die onder een ander bestel gunstig zou zijn uitgepakt (minder auto’s minder lawaai, kortere werkdagen , enz.) zal nu geheel negatieve effecten hebben: spullen waarvan de productie vervuilend is zullen luxe goederen worden die de massa niet zal kunnen betalen, terwijl zij nog steeds toegankelijk zullen zijn voor de geprivilegieerden. Ongelijkheid zal hierdoor toenemen: de armen zullen relatief armer worden en de rijken rijker.

[Hier merkte een lezer van LMD dat het laatste inderdaad is gebeurd, maar dat Gorz de toenemende rol van (consumptie)krediet niet had zien aankomen. Krediet heeft jarenlang het besteedbaar inkomen en het consumptiepeil hoog gehouden terwijl het de prijsinflatie – met name van energie, diensten en vermogensgoederen aan het zicht onttrok. Met de huidige financiële crisis als uiteindelijke resultaat -PR]]

De milieukosten zullen zodoende dezelfde sociale en economische uitwerking hebben als de oliecrisis. En het kapitalisme zal niet ten onder gaan, maar integendeel zal het deze crisis ‘beheren’ op zijn welbekende manier: sterke financiële instellingen zullen gebruik maken van de problemen van zwakkere concurrenten om deze voor een habbekrats op te kopen en hun greep op de economie te vergroten. De staat zal zijn controle over de maatschappij als geheel verscherpen: technocraten zullen uitrekenen wat de zogenaamde ‘optimale’ grenswaarden van vervuiling en productie zijn, zij zullen reglementen opstellen, en zij zullen het domein van de ‘voorgeschreven levenswijzen’ en dat van het repressie-apparaat verder oprekken.(…)

Men zal wellicht willen opmerken dat een en ander onvermijdelijk is? Misschien. Maar dat is dan ook precies wat staat te gebeuren als het kapitalisme met het milieu rekening zal moeten houden zonder dat er tegelijk een politiek initiatief gelanceerd wordt, op alle niveaus, die het de wurggreep op het publieke handelen ontneemt en daar een ander maatschappelijk en beschavingsproject tegenover stelt. Want over een ding hebben de aanhangers van groei gelijk: onder de huidige omstandigheden binnen de bestaande maatschappij en het bestaande consumptiepatroon, allebei gebaseerd op ongelijkheid, privilege en de jacht naar de winst, kunnen een stop aan de groei en negatieve groei alleen maar leiden tot stagnatie, werkeloosheid en een groeiende kloof tussen arm en rijk.

Binnen het huidige productiemodel is het niet mogelijk om de groei te beperken of een halt toe te roepen en tegelijkertijd de bestaande rijkdom eerlijker te verdelen.Zolang wij blijven redeneren binnen de kaders van een maatschappij die op ongelijkheid gebaseerd is, zal groei voor de meerderheid van de mensen de belofte inhouden dat ze niet veroordeeld zijn tot stilstand en uitzichtloze mediocriteit, en dat ze ooit niet langer ‘onder-geprivilegieerd’ zullen zijn – hoe volstrekt illusoir dat ook moge zijn.

En dus is het niet zozeer de groei die men moet bevechten, maar de waanbeelden die zij veroorzaakt, de dynamiek van alsmaar grotere en altijd weer onbevredigde behoeften waarop zij stoelt, en aan de competitiedrift die zij in het leven roept door de individuen op te peppen om zich ‘boven’ de anderen te verheffen.

Het motto van deze maatschappij zou wel kunnen luiden: ” Wat goed voor allen is, is niets waard. Jij zult alleen respect afdwingen als jij ‘beter’- en meer bezit dan anderen.Het is juist het omgekeerde dat wij moeten belijden om te kunnen breken met de groei-ideologie: Slechts datgene is jou waard dat allen ten goede komt. Slechts dat verdient het om geproduceerd te worden dat niemand boven of onder een andere stelt. Wij kunnen best gelukkig zijn in een maatschappij met minder rijkdom, want in een maatschappij zonder privileges zijn er ook geen armen.