“Als Le Pen wint, vallen er doden”
Waarom vinden linkse intellectuelen in Frankrijk het toch zo moeilijk om op Macron te stemmen? Een gesprek met Tristan Garcia, het wonderkind van het nieuwe Franse denken.
(Door Tobias Haberkorn, Die Literarische Welt (origineel) 6 mei 2017. Vertaling globalinfo.nl, met toestemming van auteur en Literarische Welt.)
De intellectuele scene in Parijs viert Tristan Garcia als een fenomeen: Pas een goeie dertig jaar oud heeft hij al dertien boeken uitgebracht, zes filosofische en zeven literaire, waarin hij de ideeën van Alain Badiou en Quentin Meillassoux naar voren brengt als een eigen vorm van filosofische levensduiding voorbij de theorie: intensiteit is zijn sleutelbegrip. Garcia’s essay “Het Intensieve Leven” (Das Intensive Leben) is onlangs bij Suhrkamp in het Duits verschenen, zijn jongste boek “Nous”, bij Grasset uitgekomen, pleit ervoor om het collectieve Wij als politieke categorie opnieuw te ontwikkelen.
Hoe onderscheidt zich Garcia van de linkse intellectuelen die, teleurgesteld door de nederlaag van Mélenchon in de eerste ronde, liever Macron bekritiseren dan zich hard tegen Le Pen op te stellen? Wat beweegt de jonge generatie van denkers die zich hier vormt? En wat betekent voor hen politieke betrokkenheid en de rol van de intellectueel? Wij ontmoeten Garcia in een café in het oosten van Parijs. Het ruikt er naar schoonmaakmiddel, we drinken koffie en sinaasappelsap en buiten is het koud.
Die Literarische Welt: Beste Tristan, Emmanuel Macron is maar een paar jaar ouder dan wij. Gaat hij de verkiezingen winnen?
Tristan Garcia: Waarschijnlijk wel. Maar hij moet oppassen. Hij begint langzaam op de zenuwen te werken.
(LW) Telt het argument niet meer dat men een Republikeins front moet vormen tegen Marine Le Pen?
TG: Dat wordt in ieder geval steeds meer afgesleten. We zitten vandaag in een volstrekt andere situatie als in 2002, toen Marine’s vader tot de 2e ronde doordrong. Het Front National heeft nu een duidelijke strategie voor de overwinning: Le Pen zal alles dat racistisch is onder tafel houden en zich geheel concentreren op de confrontatie tussen de “beschermende” natie en het “gevaarlijke” globaliseringseuropa. Ze heeft een goed geoliede partijmachine achter zich en daarnaast staat het publiek nu veel verder rechts dan toen. In feite hebben de reactionairen in de laatste vijftien jaar de ene politieke overwinning na de andere binnengehaald. Verkiezingen zijn daarbij helemaal niet doorslaggevend, het gaat om de maatschappelijke interpretatieve macht (‘Deutungshoheit’).
(LW) Maar links lijkt toch juist bij maatschappelijke onderwerpen winst geboekt te hebben: in Frankrijk heb je nu het homo-huwelijk, de verhouding met het koloniale verleden is aan het verschuiven – Macron heeft het kolonialisme een misdaad tegen de menselijkheid genoemd.
TG: Dat moet je toch uit elkaar pluizen. Het Front National is ontstaan als een reactie op de nederlaag in de oorlog in Algerije, het verlies van het koloniale rijk en de culturele revolutie van ‘68: Tot op de dag van vandaag levert het strijd tegen dit verleden, dat gezien wordt als een vernedering. Ik geloof niet dat de Fransen vandaag bij elkaar progressiever ingesteld zijn dan vijftien jaar geleden. Kijk bijvoorbeeld naar het homohuwelijk. Dat was wettelijk gezien een vooruitgang, zonder twijfel. Maar er was ook de politieke overwinning van de reactionairen. De “Manif pur tous”, de “Demo voor iedereen” tegen deze wet heeft honderdduizenden de straat op gekregen – de rechtsen hebben gemerkt dat ze in staat zijn tot een soort massaprotesten, die men doorgaans eigenlijk alleen aan Links koppelt. Als het dan links niet lukt om slimme tegenstrategieën te ontwikkelen, dan ziet het er donker uit.
(LW) De retorische strategie van Macron is duidelijk: Hij wil het patriottisme, dus iets nationaals, tegen de nationaliste Le Pen in stelling brengen en dicht Europa, dat door rechts gekoppeld wordt aan gevaar, een beschermende rol toe. De Duitse media juichen Macron toe als charismatische vernieuwer.
(TG) Macron grossiert in tegenspraken. Zijn programma is een diffuse mengeling van liberale schokmaatregelen en populistisch-protectionistische beloftes. Als hij werkelijk belastingen en heffingen wil verlagen, zal hij voor de beschermende staat weinig kunnen uithalen. In feite zal hij hetzelfde doen als Hollande – alleen niet zo geniepig. Macron’s boodschap is gebaseerd op hol optimisme. Alle anderen hebben het erover hoezeer de Fransen “lijden”. Macron ontkent dat en zegt: kijk hier, er bestaat een Frankrijk van de managers, van de goed verdienenden, de aanhangers van Europa. Dit Frankrijk gaat het heel goed! Mélenchon en Le Pen hebben veel kiezers aangetrokken wiens levensomstandigheden in de afgelopen jaren aantoonbaar achteruit waren gegaan. Als Macron niet ook ingaat op deze mensen, zou het nog wel eens spannend voor hem kunnen worden.
(LW) Ga je desondanks op hem stemmen?
TG: Ik heb de eerste ronde op Mélenchon gestemd. Niet omdat ik zo geweldig overtuigd was van zijn persoon of zijn programma, maar omdat er met hem voor het eerst sinds lange tijd een kans was dat een klassieke linkse in een groot Westers land zou kunnen winnen – een links alternatief voor de neoliberale “derde weg”. Bij de tweede ronde zal ik wel op Macron stemmen: omdat hij het staatsapparaat bij elkaar zou houden en Frankrijk vrijwaart van een autoritair avontuur met Putin en Erdogan. Bij een overwinning van Le Pen zouden er doden vallen. Frankrijk zou afglijden naar een tamelijk nare politieke verrotting.
(LW) Sinds tenminste het verschijnen van “Terugkeer naar Reims” van Didier Eribon, heeft links het weer over de arbeidersklasse. Zijn dat nog terzakedoende politieke ideeën? Is dat het juiste politieke vocabulaire?
(TG) Het probleem van elke politiek is dat die altijd twee zaken nodig heeft om succesvol te zijn: idee en identiteit. Ik geloof dat progressief links, waar ik mijzelf toe reken, de laatste twintig jaar is overrompeld door een identiteitspolitieke backlash. Maar daarom hoeft men nog niet tot lompe afweerreacties te vervallen en de reactionairen uitschelden alsof hun politiek helemaal niets te maken heeft met de objectieve werkelijkheid. Het is immers werkelijk zo dat de blanke onderklasse een verlies aan identiteit te beklagen heeft. In Frankrijk noemen we deze mensen meestal “de volks-klasse” (volk in de zin van ‘populaire’, vert.) wat verwarrend werkt, omdat een volks-klasse ook zoiets als een volks-cultuur zou moeten hebben. Maar die is er niet meer, of tenminste er is geen positieve identiteit meer waarop die zich kan beroepen. Ik heb zeven jaar lang aan de Universiteit van Amiens gewerkt. Als je daar met blanke jongeren van arme afkomst spreekt – en er zijn daar een hoop mensen die in de derde generatie werkloos zijn – dan merkt men dat ze helemaal geen taal meer bezitten om en een eigen groep, een eigen “wij” te definiëren. Muziek, jeugdslang, een bepaalde kledingstijl – de codes van de jeugdcultuur die voor hen bereikbaar is, komen uit de banlieus (de arme buitenwijken van grote steden, vert.). Wie zich daar als jongere tegen wil afzetten die kiest – helaas – voor het Front National. Ik wil de omstandigheden van de kinderen van migranten in de banlieus niet mooier maken dan ze zijn. Maar qua identiteitspolitiek hebben ze in ieder geval het voordeel dat ze zich kunnen beroepen op een taal, een muziek, een jeugdcultuur.
(LW) Maar wat wil je dan doen – de blanke jongeren vertellen dat het okay is als ze in plaats van hiphop liever naar neonazi-muziek luisteren?
(TG) Natuurlijk niet. Dat is nu precies het probleem: links moet er op een of andere manier in slagen om ervoor te zorgen dat in de onderste lagen weer een identiteitsbewustzijn ontstaat die zich beroept op progressieve waarden. Zoiets kan je niet van bovenaf opleggen. Dat moet van onderop komen, ook uit een eigen dynamiek van jongeren. Want anders slaat de bekende afweerlogica van de identiteitspolitiek toe: als ik als iemand met een baan aan de universiteit met een werkloze praat, dan kan men mij voor de voeten werpen dat ik “van bovenaf” aan het argumenteren ben, simpelweg vanwege mijn sociaaleconomische identiteit. Dat is de crux: elk ideële argument kan ontkracht worden door te verwijzen naar de identiteit van de spreker. Men moet daarom dus strategisch te werk gaan en de begrippen te slim af zijn. Toen er bij het Europees Kampioenschap voetbal afgelopen zomer in het Franse nationale team geen enkele speler van Noord-Afrikaanse afkomst zat, riepen de Magrebiaanse Fransen in mijn stamkroeg: Dat is een blank team. Dat was volstrekt verbluffend, want de helft van de spelers was heel duidelijk zwart. Zo ongeveer kan het gaan: Men benut de polariserende categorie – zoals hier het begrip “ras” – op zo’n manier dat de gemaaktheid ervan bloot wordt gesteld. Er bestaat geen slimme uitleg van rassistische categorieën – maar toch moeten we ze aanwenden en in progressieve richting buigen. Want anders laat je het veld open liggen voor rechtse rassisten.
(LW) Een zelfde gebruik van ‘verpakte’ begrippen vindt men in je boek “Het Intensieve Leven”. Wat is dat – een soort zelfhulpboek voor uitgebluste mensen?
(TG) Helemaal fout! Ik heb geen enkele sympathie voor zelfhulp-technieken, Slow Food en dat soort zaken. Als denker heeft men natuurlijk een dialectische geest nodig. Men moet in staat zijn om een waarde die men wil verdedigen, te beschermen tegen dat wat er zelfvernietigend aan is. Als men die intensiteit, dat pure zelfgevoel, tot absolute maat van het leven verklaart, slaat het om in totale leegte. Dat is geen kritiek op de moderne poging om intensief of ook wel transgressief te leven, maar een voorbeeld voor hoe een moderne waarde zichzelf door zijn verabsolutering uitschakelt. Zo ook met politieke waarden. Ik geloof aan de idealen die het Europese moderne hebben bepaald: emancipatie bijvoorbeeld. Maar men kan morele of politieke waarden alleen maar zo lang handhaven als men ook in staat is om hun tegendeel te zien. Daarom is de “ïdeeenpolitiek” overrompeld door de “identiteitspolitiek”- dat moeten we begrijpen en dan aan de slag gaan.
———-