Ga naar de inhoud

Verenigt U! Een overtuigend pamflet

In de serie Nieuw Licht van uitgeverij Prometeus is een prachtige nieuwe tekst verschenen van Thijs Lijster. Het is een tamelijk geslaagde poging om het aloude Communistisch Manifest te herschrijven zodat de uitgebuitenen van nu even effectief aangesproken worden als de eerste tekst dat 150 jaar geleden deed. Verenigt U! (Arbeid in de 21e Eeuw) is een rustig filosofisch pleidooi voor hernieuwde internationale organisatie aan de onderkant.

9 min leestijd

(Door Kees Hudig, globalinfo.nl)

De serie volgt altijd hetzelfde stramien: er wordt een geruchtmakende tekst uit het verleden gepakt en daar wordt een passende auteur bij gezocht die gevraagd wordt om daar wat slims over te schrijven. De originele tekst, of een deel daarvan, wordt ook in het boekje afgedrukt, en de redacteurs van de serie leggen kort uit waarom ze voor de betreffende tekst hebben gekozen. Zo werden we eerder aangenaam verrast met aandacht voor Rosa Luxemburg (en Hannah Arendt die het over haar had) door Joke Hermsen.

Maar nu is dus Het Communistisch Manifest aan de beurt, en de redactie vraag aan Thijs Lijster wie zich vandaag de dag nog zouden verenigen om tegen onderdrukking en uitbuiting in opstand te komen. Lijster is filosoof van beroep, kunst-en cultuurfilosoof aan de universiteiten van Groningen en Antwerpen. Hij schrijft ook boeken, zoals Kijken, Proeven, Denken, waarin een onomwonden pleidooi voor engagement wordt gemaakt, ook en vooral in de kunst en cultuur.

Het pamflet

Lijster neemt rustig de tijd om een goeie aanloop te nemen en ontpopt zich daarbij als een praktische filosoof die leesbare taal kan benutten om ingewikkelde relaties uit te leggen. Het begrip klasse bijvoorbeeld, dat zo centraal staat in het Communistisch Manifest, maar geheel verdwenen lijkt. Daar gaat het nu dan ook om: is er nog een gemeenschappelijk belang van alles dat slachtoffer is van het huidige systeem, terwijl de heersende ideologie vertelt dat dat er niet is, en dat er ook geen slachtoffers zijn, of dat ze daar zelf schuldig aan zijn. Al na een paar pagina’s krijgen we Piketty voorgeschoteld, en Marcuse, om te beschrijven dat de ontwikkelingen tegelijkertijd veel gelijkenis met 150 jaar vertonen, maar de slachtoffers ervan afgeleid worden van hun eigen belangen.

Thijs Lijster voert zijn eigen opa als model-arbeider op om te illustreren wat er in de tijd veranderd is en hoeveel er ook voor die klasse verbeterd is. En die nu werknemers genoemd worden. Het knappe van de tekst is dat die luchtig door de ontwikkelingen heen fietst, maar tegelijkertijd de Marxistische kijk erop, naast die van hemzelf, belicht.

Hij voert ons via Foucault, en Louis van Gaal in de wereld van arbeid anno nu, waarin het werk vaak niet meer draait om het maken van objecten, maar om het “voorzien in diensten, informatie en communicatie.”(…) “vroeger was het verboden om te kletsen tijdens het werk; tegenwoordig ís kletsen ons werk.” De productie zelf is veelal ver weg verplaatst, en daar waar nog wel materiële productie plaatsvindt, “is de immateriële ‘wolk’ van betekenissen en informatie die eromheen hangt minstens zo belangrijk als het product zelf.” Dat heeft ervoor gezorgd dat iets ontastbaars als ‘creativiteit’ steeds belangrijker is geworden, en mensen steeds meer gedwongen worden om zich op dat punt te profileren.

Precariaat

Uiteindelijk komt de auteur uit bij de term precariaat, om de groep mensen te beschrijven die onder de geflexibiliseerde productie-omstandigheden gedwongen zijn om te werken of te studeren (de plofstudent,) wat tegenwoordig uitwisselbaar is. “De studenten die voor Deliveroo bezorgen hebben deze ideologie volledig geïnternaliseerd en bekommeren zich niet om zaken die traditioneel door het sociaal vangnet worden verzorgd. Maar tegelijkertijd slaat de vorm van arbeid, die het product is van een manier van denken waarin men zich enkel afvraagt hoe men voor zichzelf het beste uit het systeem kan halen, er enorme gaten in.” (p.47)

Ook andere verschuivingen in de productie worden vakkundig door Lijster beschreven, zoals de feminisering van arbeid en de opkomst van affectieve arbeid, in combinatie met flexibilisering en automatisering, waarbij de ‘neomarxistische filosofen’ Hardt en Negri aan bod komen. Met behulp van Richard Sennett zijn theorie over de menselijke behoefte aan een heldere autobiografie, levert dat een goed beeld op van de giftige arbeidscoctail die daardoor is ontstaan. De onzekere arbeids- en levensomstandigheden maken mensen wanhopig, terwijl ze (door de VVD en consorten) wijs wordt gemaakt dat ze een privilege zijn. Het idee dat technologie voor redding zal zorgen, wordt ook door de auteur vakkundig neergesabeld. Want die technologie “dient een duidelijk klassenbelang, en de aanspraak op dat belang zal nooit zomaar vrijwillig opgegeven worden. Er is politieke strijd nodig.”

Klassenstrijd

De laatste 15 pagina’s van het pamflet worden besteed aan een schets van wie, wat en hoe zich vandaag de dag in klassenstrijd zou kunnen verenigen, die volgens Marx immers ‘de motor van de geschiedenis’ vormt.

Wat daarbij een verademing is, is dat de schrijver tot een tegenovergestelde analyse komt dan de platte kretologie van Ewald Engelen en diens fans bij de SP dat migranten en mensen die zeuren over andere vormen van onderdrukking schuldig zijn aan de teloorgang van tegenkracht. Daar hoef je bij Thijs Lijster niet mee aan te komen, en hij maakt zijn punt niet eens door daar frontaal tegenin te gaan. Je hoeft van Lijster helemaal niet te kiezen tussen ‘identiteit’ of ‘klasse’. Al was het maar omdat – met verwijzing naar Didier Eribon – ook klasse tegenwoordig een identiteit is. “Maar bovendien zijn de uitbuiting en de miskenning van arbeid, de onderdrukking van minderheden, de achtergestelde positie van vrouwen, en de vernietiging van de aarde evenzovele symptomen van een systeem dat gebaseerd is op concurrentie, competitie en eindeloze groei, in plaats van op solidariteit, duurzaamheid en zorg voor de ander. Pas zodra we dat inzien, kan het precariaat, in al zijn diversiteit, tot klassenbewustzijn komen en kunnen de verschillende kwetsbare groepen zich verenigen.“ (p. 74)

Wat uit de theorie van Marx en Engels nog steeds opgaat is de vraag wie het subject van de geschiedenis is. Dat je dus niet de opgelegde omstandigheden ondergaat, maar die probeert te bepalen. De Frankfurter Schule had na de 2e Wereldoorlog de hoop op het proletariaat opgegeven. Er duiken nu wel nieuwe termen op (illegale vluchtelingen, de creatieve klasse, de multitude, de homo sacer en de 99% van occupy, maar die hebben vooral gemeen dat ze niet verenigd zijn. En bij het precariaat ontbreekt het bewustzijn om ze tot klasse te kunnen bestempelen. Dus, eindigt het pleidooi van Lijster, komt het er op aan klassenbewustzijn te smeden. Daaruit zal een ‘coalitie van kwetsbare groepen’ moeten ontstaan, en dan zouden partijen aan de linkerkant daar achter moeten gaan staan. “Maar politiek gebeurt niet alleen in Den Haag: het is aan eenieder van ons om in actie te komen. Dergelijke actie kan heel klein beginnen, met het eenvoudige besef dat je niet alleen staat in je verontwaardiging, en met het zoeken naar lot- en bondgenoten”.

Als voorbeelden noemt Lijster de acties van studenten en personeel aan de UvA  en Hart boven Hard in Vlaanderen. “Het belangrijkste is dat we niet rustig moeten afwachten tot ons gunsten verleend worden of tot de verandering waar we op hopen zich als vanzelf aandient.” Maar Lijster wijst ook op de zwakte van recente oplevingen van activisme (occupy, klimaatspijbelaars, gele hesjes) vanwege hun onvermogen om gemeenschappelijke doelstellingen te formuleren. In de tijd van Marx en Engels waren die duidelijk: zeggenschap krijgen over de productiemiddelen. Dat heeft volgens de auteur niet aan relevantie verloren, al zijn de productieomstandigheden – neem alleen al al die ZZP’ers – veranderd. “De productiemiddelen van vandaag zijn immers evenzeer immateriële zaken als kennis, informatie, sociale relaties, cultuur en creativiteit en het is zaak om dáárover weer collectief zeggenschap te krijgen.“ Lijster wijst er op dat ook in het Communistisch Manifest concrete maatregelen genoemd worden die ook nog eens nog steeds actueel zijn: progressieve belasting, afschaffing erfrecht, collectiviseren van banken en grondeigendom, en gratis onderwijs. Maar daar komen voor het precariaat nieuwe zorgen bij, zoals zekerheid van wonen en een leefbare planeet voor je kleinkinderen. “Kortom: om aan de eisen van het precariaat te voldoen is een omwenteling nodig die misschien nog wel verder gaat dan degene die Marx en Engels voor ogen stond: een culturele zowel als een politiek-economische revolutie”.

In de sterke afsluiting van zijn tekst gaat nog een oneliner van Marx onderuit, namelijk de bekende kreet over proletariërs die “niets te verliezen hebben dan hun ketenen”. Dat geldt niet voor het precariaat, die juist hunkert naar behoud van de laatste restjes zekerheid. Maar dat wil dan weer niet zeggen dat klassenstrijd onmogelijk is. Er zijn wel degelijk grote verschillen tussen de bezittende klasse en de rest. Met als bewijs de Doomsday-Preppers die zich voorbereiden op de klimaatcatastrofe: iedereen heeft te maken met dat klimaat, maar hoe armer je bent, hoe meer je de klos bent. Wat er nodig is om ons te verzetten is, naast klassenbewustzijn, het eerder al in het boekje geïntroduceerde begrip ‘transversale actie’: actie die de grenzen tussen bevolkingsgroepen doorbreekt, maar ook tussen nationale grenzen. “De creatieve zelfstandige, de flexbouwvakker en de thuiszorgmedewerker moeten inzien dat hun lot en hun belangen verbonden zijn met de Poolse loodgieter, en met de arbeider in de sweatshops van Bangladesh en de techfabriek in Korea”. Lijster stelt voor om een derde wagon aan de ‘locomotief van de geschiedenis’ te hangen, die van de internationale solidariteit. En dat is geen abstract plichtsbesef, en ook geen liefdadigheid, maar evenzeer weloverwogen eigenbelang. “We hebben veel te verliezen, en juist daarom is het van belang dat we onze gemeenschappelijke belangen herkennen en tot actie overgaan. Kwetsbaren aller landen, verenigt u!”.

Verenigt U, Thijs Lijster, Uitgeverij Prometheus 2019, 120 p,  16,- ISBN 978 90 446 43190

Interview met Thijs Lijster in de Volkskrant