Ga naar de inhoud

Réfractions: De Straat Op

In de herfst van 2010 kwamen in Frankrijk vele miljoenen mensen in beweging. Sociale onrust deed zich voelen. Demonstraties, stakingen. De plaats van het volk? De straat ! In Nederland en elders in Europa hetzelfde beeld. Is er iets bereikt?

4 min leestijd
destraat_op

 

(Eerder verschenen  op website De Vrije)

Verschillende categorieën arbeiders, van havenarbeiders tot vrachtwagenchauffeurs, leggen het werk neer. Anderen sluiten zich aan: middelbare scholieren, werklozen, gepensioneerden. De pensioengerechtigde leeftijd moet omhoog van de regering. Want het stelsel is anders niet meer betaalbaar. Er is ook geen geld meer voor een redelijke uitvoering van sociale voorzieningen…

Het nieuwe nummer van het Franse halfjaarlijkse anarchistische tijdschrift ‘Réfractions’ brengt in een aantal artikelen verslag uit van de sociale strijd tijdens wat zij noemt de ‘hete herfst’ van 2010. Het thema is: ‘La place du peuple’.

In dezelfde tijd dat deze strijd wordt gevoerd lopen gerechtelijke onderzoeken naar schandalen die een verstrengeling aantonen van de actuele Franse politieke macht met grote Franse gefortuneerden (zoals de nog lopende Woerth / Bettencourt affaire).

Na enkele artikelen die de activiteiten van de sociale strijd beschrijven, vindt men in ‘Réfractions’ een artikel waarin het verloop ervan wordt geanalyseerd. Deze analyse is getiteld ‘Lessen van een nederlaag’ van de hand van Alain Bihr, docent sociologie aan de Franche-Comté universiteit en geen onbekende in het actieveld gelet op zijn vele studies over het socialisme en de arbeidersbeweging. Het is waard om bij zijn analyse stil te staan omdat die ook leerzaam is voor soortgelijke situaties buiten Frankrijk, zoals in Nederland.

Onder de kop ‘Een a priori verloren strategie’ beschrijft hij hoe de verschillende gevestigde en vooral reformistische vakorganisaties de controle hebben over de sociale beweging. De strategie die wordt gehanteerd, is die van de strijd winnen van de publieke opinie en radicalisering van de strijd voorkomen (om de publieke opinie niet tegen te krijgen).

Om daarin liggende redenen is al door de grote vakorganisaties ingebouwd: als de regering zich in laatste instantie terugtrekt op het argument van het bezitten van de ‘parlementaire meerderheid’, dan hebben we dit laatste te respecteren. Bihr onderkent daarbij dat deze strategie niet volstrekt onzinnig is, want er zijn momenten in het verleden geweest waarin die werkte.

Evenwel, de sociaal-economische situatie in de wereld en de politieke constellatie zijn anno 2010 van geheel andere soort dan daar voor. Maar wat bovenal de vakbondsstrategie tot een nederlaag heeft gebracht, is dat de huidige Franse regering lak heeft aan de democratische legitimatie. Haar enige anker is de onderwerping aan het totaal van kapitaalsbelangen dat op spel staat.

Ze hoeft zich daarvoor niets aan te trekken van hoe ze het in de publieke opinie doet. Wat van belang wordt geacht is: hoe wordt ze beoordeeld door de Europese Commissie, de Centrale Bank van Europa, het Internationale Monetair Fonds, etc. In dit licht is de democratische legitimatie meer dan ooit een valstrik.

Wat de mensen die in opstand kwamen, die de straat op gingen, die staakten aldus Bihr over het hoofd hebben gezien, is dat de grote vakorganisaties in de loop van de afgelopen decennia verstrengeld zijn geraakt met het staatsapparaat. Zij zijn daarvan meer en meer afhankelijk geworden.

Gelet op de gedrevenheid van de mensen en de massale opkomsten telkens, is het volgens Bihr duidelijk dat een andere strategische keuze mogelijk was geweest. De actiebereidheid had tot omvangrijker proporties van manifestaties en stakingen (algehele staking?) hebben kunnen leiden. De reformistische vakbeweging heeft er echter voor gekozen deze actiebereidheid te beteugelen.

De vakbonden hebben daarmee bereikt dat ze hun tegenstander, de regering-Sarkozy, hebben aangetoond in staat te zijn om greep te hebben op hen die in opstand kwamen. Zo konden zij zich presenteren als acceptabele onderhandelingspartners voor de regering. Bihr werkt dit alles in zijn artikel nader uit.

Het mag inmiddels duidelijk zijn op welke wijze de geschetste Franse situatie overeenkomsten vertoont met de Nederlandse: van de verankering in het ‘kapitaal’ wat de regering-Rutte aangaat, welke regering geen democratische legitimatie kent (want een minderheid vormt), tot de opstelling van het FNV voorgezeten door mevrouw A. Jongerius als acceptabele onderhandelingspartner in het overlegcircuit aan toe.

Ik hoor eind vorig jaar in het televisiejournaal Jongerius nog roepen dat zij nooit de 65 jarige leeftijdsgrens voor pensionering zal loslaten (‘dat maak ik niet mee’). Een paar maanden later doet zij alsof ze gewonnen heeft dat het 66 jaar wordt…

Naast deze aandacht voor de ‘hete herfst’ van 2010 vindt men in ‘Réfractions’ nog enkele artikelen over theoretische kwesties aangaande visies op het anarchisme, dit naar aanleiding van een debat tussen enkele redactieleden van dat tijdschrift.

Tevens is opgenomen een interessant artikel van de Franse libertaire geograaf Philippe Pelletier, over de mythe van de eindigheid van grondstoffen op aarde. In mijn bespreking van hetzelfde nummer van dit tijdschrift, opgenomen op de site van De AS, ga ik daar dieper op in. Verder vindt men de nodige boekbesprekingen.

RÉFRACTIONS, recherches et expressions anarchistes, thema ‘La place du peuple’, nr. 26, voorjaar 2011, 128 blz., prijs 15 euro.

————————–

 

(van de bespreking van Réfractions nr. 26 met nadruk op de andere onderwerpen dan hier behandeld, zie de site van De AS)