Ga naar de inhoud

Recensie: Noam Chomsky’s “Occupy”

Noam Chomsky heeft heel wat bewegingen van nabij gezien. Hij kreeg zijn eerste ervaringen met de burgerrechten- en anti-oorlogsbeweging in de jaren 1960 en ’70. Hij nam deel aan de anti-interventie-strijden van de jaren 1980, evenals de Wereld Sociaal Forums die in de jaren ’90 begonnen. Nu zelf ruim tachtig jaar oud, heeft hij nauwelijks ingeboet in schrijven, spreken en agiteren. En hij is er zeker niet naar om de nieuwe occupy-beweging van de zijlijn af te aanschouwen.

3 min leestijd
noam-chomsky-occupy

(Origineel op website Foreign Policy in Focus door John Feffer Vertaling: globalinfo.nl)

 

De nieuwste uitgave in de nieuwe Occupied Media Pamphlet Series brengt een aantal van Chomsky’s bijdragen aan de Occupy-beweging bijeen. Er is een lezing die hij hield bij Occupy Boston in oktober 2011, een interview uit januari 2012 met een student over de betekenis van Occupy, een conference call met honderden Occupiers later diezelfde maand, een daaropvolgende toespraak over “occupy buitenlandbeleid” op de Universiteit van Maryland, en een korte homage aan zijn vriend en mede-agitator Howard Zinn.

Terwijl hij zoveel tijd heeft besteed aan het denken over en bijdragen aan sociale bewegingen is Chomsky tegelijkertijd optimistisch over de energie van Occupy en realistisch over de uitdagingen waar die tegenover staat. Maar hij herinnert zijn gehoor dat alle sociale bewegingen verder reiken dan wat ze daadwerkelijk vast kunnen pakken. De invloed van geld op de politiek in de VS, het enorme overwicht van het militair-industriële complex, de roofzucht van financiële speculatie: dat zijn krachten die niet makkelijk opzij geschoven worden door mensen die op pleinen bij elkaar komen en hun mening daar uiten. En toch, zoals Chomsky uitlegt, is het grotendeels geweldloze, niet gefinancierde, onpartijdige stel acties dat voortgekomen is uit Zucotti Park in Manhattan (waar Occupy Wal Street begon, vert.) erin geslaagd om het landelijke debat over economische ongelijkheid te beïnvloeden.

Deze ongelijkheid, beweert hij, is het resultaat van een klasse-oorlog van 30 jaar die de middenklasse heeft uitgehold en de druk op de armen in de VS enorm heeft verhoogd. De neoliberale drukgolf voor privatisering en verlaging van handelsbarrières, heeft die strijd naar alle uithoeken van de aardbol gebracht. De Occupy-beweging duwt nu terug tegen de actoren, de activiteiten en vooral de gevolgen van deze klasse-oorlog. Niet verrassend is daarom, gezien de gevestigde belangen die uitgedaagd worden, dat de weerstand van de 99 procent nu weer reactie veroorzaakt aan de kant van de 1 procent.

Wat Chomsky’s perspectief zo interessant maakt, naast zijn rijkdom aan politieke ervaring, is de breedte van zijn belangstelling. Hij haalt voorbeelden aan uit de hele wereld om zijn stellingen kracht bij te zetten. Als hij het heeft over ‘gemeenschaps-media’ bijvoorbeeld, beschrijft hij een geval in een Braziliaanse krottenwijk waar media-professionals een vrachtwagen op een plein hadden gestald – om stukjes te laten zien die waren geschreven door mensen uit de buurt – en vervolgens rondliepen om mensen te interviewen over hun reacties. Waarom kunnen we zoiets niet in de VS organiseren, vraagt Chomsky zich af.

Het is een enorme agenda die Occupy op z’n vork genomen heeft, niet minder dan een volledige vernieuwing van de samenleving van de VS en van de rol die de VS in de wereld speelt. Chomsky ziet niet alleen de radicale agenda, maar ook de radicaleee praktijk van de Occupiers: “Een deel van wat functionerende, vrije samenlevingen als die van Occupy, kunnen uitwerken en verspreiden naar anderen is simpelweg een andere manier van leven, die niet gebaseerd is op het binnenhalen van zoveel mogelijk consumptiegoederen, maar probeert andere waarden zoveel mogelijcentraalal te stellen die belangrijk zijn in het leven,”, besluit hij zijn waardevolle pakket opmerkingen en interviews.

(Een hoofdstuk uit het boek is hier te lezen)