Ga naar de inhoud

Gouvernance Als Neoliberale Bestuursvorm En De Kleptocratie

Iedereen heeft wel eens gehoord van kleptomanie of wel ziekelijke steelzucht. Binnen het kader van het neoliberale economische denken heeft deze individuele mentale aandoening zich collectief weten te sublimeren en organiseren in wat wordt genoemd de kleptocratie (kleptès, Grieks voor dief; cratie verwijst naar ‘heersen’). De bestuursvorm van de kleptocratie heet ‘gouvernance’.

14 min leestijd

(Het origineel is verschenen op Libertaire Orde)

Neemt men de parlementaire democratie in ogenschouw, dan spreekt men over regering. Die vormt het bestuur ervan. De Engelse vertaling van regering is ‘government’ of in het Frans ‘gouvernement’. De bestuursvorm ‘regering’ kent een verticale structurering in tegenstelling tot ‘governance’, in het Frans ‘gouvernance’. Die twee laatste termen kennen geen Nederlandse vertaling. De terminologie stamt vooral uit de Angelsaksisch georiënteerde bestuurskunde. ‘Gouvernance’ verwijst naar een organisatievorm die een horizontale structuur kent, maar verder niets met het anarchisme van doen heeft.

In die structuur komt men ‘partners’ uit verschillende contexten tegen (overheid, bedrijfsleven, particuliere organisatie). Het blijft een mistige beheers- dan wel bestuursvorm gebed in een netwerkstructuur, met als een van de doelen de statelijke overheid tot ‘partner’ te reduceren om aldus sociale elementen en publieke diensten te elimineren of in geprivatiseerde vorm te exploiteren. Gouvernment (regering) wordt ingewisseld voor ‘gouvernance’, wordt wel eens gezegd .Gouvernance is business. We hebben hier te maken met een neoliberaal concept.

Alain Deneault, die aan de universiteit van Montreal (Canada) kritische theorie binnen de politicologie doceert, heeft een aantal zaken over gouvernance op een rijtje gezet in zijn onlangs verschenen boek Gouvernance, Le management totalitaire.

Na een korte inleiding over de term gouvernance, besteedt hij in 50 korte tot zeer korte hoofdstukken aandacht aan de meest saillante punten ervan. Hij ontleent die punten aan literatuur, die hij als grondslaggevend ervaart. In feite komt zijn behandeling neer op een reeks kritische en soms snijdende besprekingen van onderdelen uit die literatuur. Kortom, het gaat bij hem niet om een systematische analyse.

Hieronder vat ik een aantal punten uit zijn werk samen. Daarvoor open ik met ‘Gouvernance’. Vervolgens breng ik enkele elementen bijeen die in mijn beleving op ‘Kleptocratie’ neerkomen. Onder de kop ‘Mystificaties’ bespreek ik dan wat mij overigens in verband met ‘gouvernance’ opvalt.

Gouvernance

De term gouvernance heeft in ons tijdperk een neoliberale signatuur, maar hij komt ook al voor in de 13de eeuw en is dan nog een synonieme voor gouvernement (regering). Met betrekking tot het heden vindt men de term terug aan het eind van de 20ste eeuw in de heersende Engelse management literatuur. Daarna duikt hij op in de hedendaagse discussie over de socio-politieke mondialisering. Het is een term die (1) institutionele onderdelen (directie, bestuur, aandeelhouders), (2) de structuur en (3) het functioneren van al die onderdelen van de (grote) onderneming omvat. Gouvernance wordt op die manier een organisatiemodel voor de particuliere onderneming. Vervolgens wordt die ook elders in gebruik genomen. Het is een ‘vloeibare’ term (Zygmunt Bauman).

De volgende stap is namelijk dat gouvernance wordt ingezet om de rol van de staat te veranderen. Opzet is de staat te gaan beheren op de wijze als die van een onderneming, op grond van de pretentie dat gouvernance doeltreffender is. In dat licht vindt deregulering en privatisering van de publieke diensten plaats. Hier herkent men de neoliberale, economische wortels van gouvernance.

Deze westerse neoliberale ideologie wordt wereldwijd hoog ingezet, zowel op binnenlands als op internationaal en mondiaal niveau. Voorbeelden van het binnenlands gebruik vindt men bestudeerd en verdedigd bijvoorbeeld in het proefschrift van Marc Schuilenburg Orde in veiligheid, Een dynamisch perspectief (2012). Deneault houdt zich daarentegen vooral met het mondiale niveau bezig, maar dan weer in tegenstelling tot Schuilenburg op een kritische manier.

Deneault beschrijft de internationale ontwikkeling van deze bestuursvorm, die in de literatuur ‘mondiale gouvernance’ heet. Bij hem neemt dit zijn aanvang bij de oprichting van de Global Governance Commission, die de zegen krijgt van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Deze commissie laat een tekst verschijnen, die een leidraad wordt voor verdere ontwikkelingen op dat vlak, getiteld Our Global Neigborhood (1995).

De Wereldbank heeft dan al in 1989 gouvernance in haar jargon geïntegreerd. In het kader van ‘ontwikkeling’ (in ‘ontwikkelingslanden’) waarmee de bank zich bezighoudt, is dat terug te vinden in het rapport Governance and Development (1992). Er wordt gesproken over ‘good governance’, een uitdrukking die de term ‘verzorgingsstaat’ moet vervangen. De opzet is dat de arme staten hun publieke instituties en hun rechtssysteem zo hervormen dat hun land geschikt is om aantrekkingskracht uit te oefenen op het (westers) kapitaal.

In Canada wordt in 1990 een ‘Instituut voor Gouvernance’ opgericht. Dit instituut fungeert als internationale denktank en adviesorgaan. In 2006 wordt door dat instituut een tekst uitgebracht, die het denken over gouvernance beoogt te structureren, getiteld Partnership: Putting Good Governance Principles in Pratice. Het is deze tekst die Deneault hoofdstuk voor hoofdstuk fileert.

Hein31:78.4

Het valt bijvoorbeeld op dat de term zelf niet wordt gedefinieerd, gouvernance definieert namelijk anderen: ze wijst aan wie participeert in het publieke leven. Zo omschrijft gouvernance wie actoren zijn, wie invloed hebben, wie beslissen. Verder gaat het over het proces waarmee maatschappijen en organisaties hun belangrijkste beslissingen nemen, over wie tot het proces wordt toegelaten, wie daarin stem heeft, hoe verantwoording wordt afgelegd.

Deneault wijst erop dat, in tegenstelling tot de pretenties, good governance een uitkomst is van een logica van uitsluiting, want impliciet of expliciet, het zijn de dragers van belangen die in het spel van het beheerssysteem mogen meedoen. Alles draait om belangen. En in een kapitalistische setting weten we dan over wie het gaat. Geen belang? Dan heeft men een exit-optie te pakken.

Wat men ook waarneemt, aldus Deneault, is dat bijvoorbeeld het werk van iemand als Foucault zo wordt verengd, dat daaruit het subversief potentieel verdwijnt. Dat is precies ook wat bij Marc Schuilenburg is op te merken. Je ziet in zo’n geval iemand werken met de terminologie van Foucault, maar niet met de kritische geest ervan. Deneault heeft het dan over ‘universitaire piraterij’.

Wel, de landen die voldoen aan wat elders als ‘good governance’ wordt gezien, vallen daarmee in de prijzen, want die landen garanderen dat de investeerders recht op toegang tot hun natuurlijke bronnen hebben (olie, edelmetaal, uranium, etc.). Kortom, het gaat om het openstellen van het land om het legaal te laten leeg roven. Hier verschijnt de samenhang met de (westerse) kleptocratie.

Kleptocratie

De term kleptocratie komt men ondermeer tegen in de sfeer van zich verrijkende leiders in ontwikkelingslanden of ‘bananenrepublieken’. Maar ik vind de term ook passend in relatie tot wat Deneault beschrijft. Het is slechts eenmaal dat hij hem in zijn boek op ‘klassieke’ wijze gebruikt. Hij heeft het dan over de fundamentele rol die multinationale ondernemingen vervullen in de transformatie van Congolese regimes in een kleptocratie. Ik verruim het gebruik ervan.

Letten we op de ideologische achtergrond van waaruit op invoering van gouvernance wordt aangedrongen, dan is dat de westerse, neoliberale economie. We hebben van doen met aandeelhouderskapitalisme, met financieel kapitalisme, met speculatief kapitalisme. Alles draait om private winstneming, om een politiek van roof. De industriële logica, die tot oprichting en deelneming in een onderneming leidt, is exploitatie om er ‘beter’ van te worden. De financiële logica van speculatie is ongezien rijk en nog rijker worden. Hiermee houdt zich een hele klasse van roofzuchtigen bezig. Dit conglomeraat noem ik kleptocratie.

Dit conglomeraat vormt als het ware een private staat binnen de politieke staat. Aan de politieke staat worden alleen nog zijn ‘regale’ functies gelaten, zoals justitie, politie, leger, vreemdelingenzaken (regaal: ‘van de vorst’; hoogheidrechten). Het is de private staat, de kleptocratie, die neokolonialisme en neo-imperialisme bedrijft via het afdwingen in het buitenland van ‘good governance’.

Quelle

Zo draagt de Wereldbank aan Congo op om voor ‘good governance’ te zorgen. Dat gaat leiden tot invoering van een Mijnwet in 2002, ondermeer om de reeds aanwezige mijnexploitatie te legaliseren. Deze wetgeving krijgt zijn vervolg in 2007 met een ‘governance contract’. Dit contract moet de exploitatie in de zin van uitzuigen mogelijk maken. Wie zijn deelnemers in het contract? Deneault ontleent aan informatie van de Wereldbank twaalf internationaal werkende mijn- en financiële exploitanten van over de hele wereld (zie p. 102-103).

Als gieren zijn ze neergestreken in Congo. Om de plaatselijke bevolking er bovenop te helpen? Neen, voor hen zijn slechts de kruimels (zie de bijdrage over mondialisering in de economie van Eline Huisman in de Volkskrant van 17 december 2013). De expansie van multinationals in zo’n gebied draagt wel bij aan de creatie van rijkdom, hoort men zeggen. Ja, aan die van de ondernemingen.

De strijd tegen armoede van de Wereldbank is als alibi te zien, meent Deneault. Een rapport uit 2004 van die bank heet dan ook veelzeggend Doing Business (het rapport is mede opgezet vanuit de behoefte om nationale wetgeving te kunnen beoordelen in relatie tot economische doeltreffendheid). Het doel van de instelling van gouvernance, zoals de Wereldbank het graag ziet, is niet voor niets: terugbrengen van ‘de politiek’ tot bureaucratische condities. Dit moet zodanig in het vat worden gegoten dat de arme staten zich overgeven aan de exporteconomie van de natuurlijke hulpbronnen waarover zij beschikken. Daardoor zullen zij in staat zijn hun schulden af te dekken…

Geen wonder dat door critici wordt onderkend, zoals Deneault aandraagt, dat dit beheerssysteem de Afrikaanse landen veroordeelt tot de vernederende logica van de onderwerping aan de vrije markteconomie. Zelfs een econoom als J.E. Stiglitz laat zich er kritisch over uit en wordt dan ook als getuige door Deneault opgeroepen. Mondiale gouvernance? Wel, bevolkingen hebben geen enkele garantie, dat zij zullen profiteren van de industriële en financiële activiteiten in hun land. Gouvernance socialiseert slechts de negatieve externaliteiten, dat wil zeggen de schadelijke effecten op de ecosystemen door de private exploitatie van hun rijkdommen, aldus Stiglitz. Het uitwerken van de private normen, zo concludeert Deneault vervolgens, geschiedt vanuit een imperialistische inspiratie. We hebben dan ook met menige mystificatie van doen, zo valt als conclusie te trekken.

Mystificaties

De Schotse psychiater R.D. Laing (1927-1989), die in de jaren 1970 een belangrijk aandeel in de antipsychiatrische beweging werd toegekend, legt uit wat hij bedoelt met mystificatie. Mystificeren, in de handelende betekenis van het woord, is alles wat er gebeurt te verwarren, vertroebelen, verduisteren en maskeren, of dat nou de ervaring, het handelen of de gang van zaken is, of wat het ‘probleem’ ook moge zijn. Het schept verwarring in die zin, dat er een onvermogen bestaat om te zien wat er ‘werkelijk’ wordt ervaren, gedaan of gaande is. De handeling van het mystificeren zorgt per definitie voor een toestand van mystificatie of verwarring, die niet noodzakelijkerwijs als zodanig wordt ervaren. Tot zover Laing.

Demo

De beschrijving van mystificeren en mystificatie is te herkennen aan de invloed, die de neoliberale economie op de maatschappij uitoefent. Maar iedereen zal begrijpen dat ook daarbuiten van mystificeren sprake kan zijn. Wat gouvernance aangaat, vindt er een mystificatie plaats rond hetgeen door huidige machthebbers wordt aangeduid met het woord participatie. Daarom heen zwermen als wespen rond suikerwater, termen als partner en partnership, staat en soevereiniteit. De indruk wordt gewekt – en dat is dus de verwarring die wordt gesticht – dat de samenleving ‘horizontaliseert’, dat dominantie en hiërarchie afnemen. Zoals velen zullen ervaren: niets is minder waar. Het sturingssysteem wordt meer en meer overheersend, totalitair, met als opperwezen de markt. De titel van het boek van Deneault draagt niet voor niets als ondertitel Het totalitaire management.

In de voorstelling is het daarbij zo, dat de staat zich voor grote delen heeft terug getrokken, ja uit de sfeer van de markt. Maar wat is er verder aan de hand waardoor er van mystificatie kan worden gesproken? Hieronder geef ik daar een schets van die twee richtingen uitwijst. Ik doe dat aan de hand van wat ik aan gegevens bij Deneault aantref.

(a) De staat is mede in verband te brengen met staatssoevereiniteit. Dat laat zich verbinden met volkssoevereiniteit. Dit laatste koppelt dan weer met ‘democratie’. Daarmee hebben we een verwijzing naar de politieke wilsuiting van het volk (in een parlementaire democratie betekent dit overigens, dat die wilsuiting is weggesluisd naar de volksvertegenwoordigers, die met een blank mandaat zijn toegerust).

Het neoliberale markt-denken is gericht op een eliminatie van de politieke wilsuiting van het volk (het keert zich dus tegen de volkssoevereiniteit). De politieke wilsuiting moet opgaan in ‘marktwerking’. Het ‘volk’, de bevolking moet worden geatomiseerd. Dit betekent dat elk individu volledig op zichzelf gericht moet zijn, op zichzelf moet staan. In deze optiek bestaan er geen burgers meer maar uitsluitend consumenten.

Verder wordt ‘het politieke’ opgelost in privatisering van ‘het publieke’ (met name de publieke diensten en de ‘zorg’). Waar dat is gelukt, heeft de politiek dus niets meer te zeggen. In het private zien we dan de beheersvorm gouvernance verschijnen, waar een ieder die geen belang heeft binnen die beheersvorm, een exit-optie wordt verleend. Dit betekent feitelijk een opdracht tot volgen (consumeren). Privatisering blijkt zich dus binnenste buiten te keren in dominantie. Want het wordt langs die weg mogelijk de bevolking te ‘regeren’ via particuliere instanties. Aldus wordt, in ieder geval partieel, een droom tot werkelijkheid van anarcho-kapitalisten als de Amerikaanse politiek-filosofe Ayn Rand (1905-1982) en de Amerikaanse econoom en politiek theoreticus Murray Rothbard (1926-1995)…

Om hervormingen, zoals in Nederland, van de huidige regeringscoalitie VVD/PvdA een gedeeld ideologisch fundament te geven, wordt dit alles verpakt in de term participatie (want ongevaarlijk voor de VVD en fetisj voor de PvdA). Participatie laat lijken dat er een horizontalisering van de verhoudingen plaatsvindt, maar bij het uitpakken (of uitpellen) van die term verschijnt: doen wat ‘wij’ zeggen. De huidige minister-president deed met betrekking tot het voorgaande een pracht van een mystificerende uitspraak: ‘De klassieke verzorgingsstaat verandert langzaam maar zeker in een participatiesamenleving’ (geciteerd in de Volkskrant van 24 december 2013).

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Participatie? Dan bij hen in de leer!

Enkele mystificaties die in deze zinsnede voorkomen, zijn: staat is veranderd in samenleving; verzorging is geworden tot participatie. Maar zoals we hierboven zagen: (1) de staat blijft bestaan, juist om zijn dwangfuncties te kunnen benutten, (2) participatie is enerzijds ‘je zoekt het zelf maar uit’ (met participatie wordt verwezen naar de Participatiewet, die de Wajong, de sociale werkvoorziening afschaft en de Bijstandswet vervangt), anderzijds wordt er verwezen naar participatie door belanghebbenden (gouvernance).

(b) Het voorgaande slaat met name op binnenlandse verhoudingen in Nederland. Maar er is ook een Europees niveau (over het mondiale niveau had ik het al) waaraan een zelfde mystificerend beeld kleeft, zo maakt Deneault duidelijk. Hij legt uit dat binnen de Europese Unie met twee modellen wordt gewerkt: gouvernance en ‘soevereinisme’. Gouvernance wordt gebruikt om de normering van de markt de vrije hand te laten en ‘soevereinisme’ wordt opgeroepen om politieke legitimatie bij de bevolking binnen de lidstaten te verwerven.

Gouvernance wordt gehanteerd om afstand te nemen van statelijke dominantie. Het moet de garantie opleveren van het vrije functioneren van de markt. Dat niet alleen. Ook staten worden daaraan ondergeschikt gemaakt. Dit geschiedt door hen tot partners te reduceren, die vervolgens voor het maken van bindende afspraken in het korset van een partnership worden geperst. Het ‘soevereinisme’ kan dan binnenlands door de regering worden ingezet alsof er een autonome beslissing van de lidstaten ten grondslag ligt aan de ‘afspraak’. Daarmee lijkt het erop dat de soevereiniteit in takt is gebleven.

Tevens kan binnenlands de hiërarchische positie gehandhaafd blijven om de ‘regale functies’ uit de kast te halen als dat nodig blijkt (beroep op politie en leger). Gouvernance is hier dus gefundeerd op de inbreng van soevereiniteit, of zoals Deneault het formuleert: de staten wordt gevraagd mee te doen alleen ten behoeve van het leveren van legitimiteit aan processen, die volledig voorbij gaan aan hun bevolkingen.

Machtsmodel

‘Herhaal: De-mo-cra-tie!’

Met behulp van Deneault’s kritiek op gouvernance kon een aantal mystificaties worden aangewezen. In tegenstelling tot wat aanhangers ervan beweren, is het een machtsmodel dat een aantal praktische vormen kent (ik wees al op de casussen die Schuilenburg behandelt). Omdat het kapitalistische systeem in zijn kern een autoritair systeem is, wil het zich ontdoen van alles dat het knelt en knecht (denk ook aan de devaluatie van grondrechten) . In gouvernance heeft het een probaat middel gevonden om dat knellen en knechten te neutraliseren, om zo zelf beter te kunnen heersen. En met welke ‘cultuur’ hebben dan van doen?

Deneault citeert voor het antwoord hierop een uitspraak van de rector van de Universiteit van Montreal, welk universiteit medeoprichter is van een instituut voor de bestudering van gouvernance. Wat verwacht de rector van ‘zijn’ personeel en studenten? ‘Hun hersens moeten corresponderen met de behoeften van de ondernemingen’. Duidelijk!

Thom Holterman

DENEAULT, Alain, Gouvernance, Le management totalitaire, Lux Éditeur, Montréal, 2013, 194 blz., prijs 12 euro.

Aantekening

Op deze site vindt men het proefschrift van Marc Schuilenburg besproken; klik HIER. Voor de uitspraak van minister-president Rutte, klik HIER. De tekst van R.D. Laing waaraan de omschrijving van mystificatie is ontleend, is op Internet te raadplegen; klik HIER.