Ga naar de inhoud

Maar dat mag je niet zeggen – Nikki Sterkenburg

Ja, dat wordt toch een dingetje bij mijn boekrecensies – hoe lang na het verschijnen van een boek kun je nog aan komen kakken met je recensie? In dit geval is het wel erg gortig, ook omdat ‘Maar dat mag je niet zeggen’ van Nikki Sterkenburg zo goed verkoopt dat het inmiddels in de derde druk zit (hoop ik – het zou inmiddels ook de vierde of vijfde kunnen zijn). En dat terwijl de uitgever me niet alleen een mooi recensie-exemplaar toestuurde, maar zelfs één van de gesigneerde versies!

11 min leestijd

(Door Janos, overgenomen van Sargasso)

De leesbare versie van het proefschrift

Met enige blosjes van schaamte op de wangen dan nu maar naar het boek (want dat is een stuk interessanter dan gezwatel over mijn non-existente planningsvaardigheden). ‘Maar dat mag je niet zeggen’ is een publieksversie van het proefschrift (2021) van Sterkenburg, dat ze schreef bij het Institute of Security and Global Affairs van de Universiteit Leiden. Ze is van huis uit journalist en dat leidt tot de prettige combinatie van enerzijds een wetenschappelijk stevig gefundeerd verhaal, dat vervolgens ook nog vlot en leesbaar is opgeschreven. Ze duikt in de wereld van radicaal- en extreemrechtse activisten, door middel van veldonderzoek, waaronder het bezoeken van bijeenkomsten en het houden van vele interviews met de activisten zelf. Dat geeft een wonderlijk kijkje in wat de mensen drijft en waar ze in geloven.

Sterkenburg classificeert radicaal en extreemrechts, en de mensen die ze heeft geïnterviewd, in 5 groepen (typen). ‘Rechtvaardigheidszoekers’, die boos zijn op de overheid, ‘politieke zoekers’ op zoek naar bredere steun voor het extreemrechtse gedachtegoed, ‘spanningszoekers’ die vooral willen provoceren, ‘sociale zoekers’ die de rechtsextremistische beweging vooral gebruiken voor sociale contacten en ten slotte ‘ideologische zoekers’, op ideologische queeste en op zoek naar ‘ultieme zelfverwezenlijking’ (p24). Haar boek is opgedeeld in drie stromingen: straatactivisten, neonazi’s en de alt-right. Sommige ’typen’ zijn vooral verbonden aan een bepaalde stroming (Ideologische zoekers zie je bijvoorbeeld veel bij de alt-right). Tegelijkertijd is het goed om in het achterhoofd te houden dat elke indeling (ook in stromingen en typen) ook maar een abstractie is en er in werkelijkheid de nodige overlap is en tussenvormen bestaan.

De teloorgang van de cancelcultuur

Ik ga het u besparen om een samenvatting te maken van de inhoud van het boek. Samenvattingen lezen is niet leuk, en zo goed als het boek zelf wordt het toch niet. Wat ik hieronder ga doen is een aantal rode draden aanhalen die ik er in zie, en die me boeien. Dat zijn de cancel culture, de treurigheid die er af en toe van af straalt, het verlies van vertrouwen in de overheid, het sektarische karakter van (een deel van) de extreemrechtse beweging, en tot slot random interessante losse dingen.

Om te beginnen de cancelcultuur. Want daar gaat het tegenwoordig vaak over, op Twitter en op de media. “Je mag tegenwoordig ook helemaal niets meer zeggen” (de titel van Sterkenburg haar boek verwijst er naar), want voor je het weet wordt je ‘gecanceld’, klagen mensen bij je werkgever, word je in een verdomhoekje zet. En dat is helemaal schandalig en is een bedreiging voor de vrijheid van meningsuiting en komt, uiteraard en net als al het andere kwaad, van links – net als de kogel. Behalve dat het boek van Sterkenburg duidelijk en goed (historisch) onderbouwd laat zien dat het geklaag over die cancelcultuur van tegenwoordig veelal gelul in de ruimte is.

Vróeger, toen had je nog een cancelcultuur. Sterkenburg refereert aan het laatste onderzoek van haar, waarin extreemrechtse activisten werden geïnterviewd, in de jaren negentig. Die zaten allemaal in een sociaal isolement vanwege hun denkbeelden, hadden moeite met het vinden van werk en werden uitgekotst door de maatschappij. Daarnaast laat ze zien dat het momenteel totaal anders is: niemand die ze gesproken heeft zit echt in een sociaal isolement. De omgeving van extreemrechtse activisten negeert dit, of moedigt het zelfs aan. Werkgevers moeten er om lachen wanneer een winkelmedewerker af en toe wordt opgepakt bij een extreemrechtse rel, of vinden het goed dat iemand buitenlanders in zijn team intimideert omdat hij een racist is.

De huidige harde kern van extreemrechtse activisten is zo’n 150-250 man groot, schat ze, maar ze lijken veel talrijker. Door hun online invloed, waar ze goed georganiseerd zijn, maar ook omdat ze volop samenwerken met hooligans, boze burgers, en complotdenkers. Dat was twintig jaar geleden ondenkbaar, en illustreert hoe mainstream extreemrechts inmiddels geworden is. Sterkenburg verwoordt het als  volgt: “We zijn als samenleving meer gewend geraakt aan radicaal- en extreemrechtse standpunten omdat de retoriek de afgelopen twintig jaar op dagelijkse basis onze levens is binnengedrongen.” Daarbij geeft ze voorbeelden van landelijke politici van de PVV, FvD maar ook de VVD. In haar eigen omgeving ziet ze een onverschilligheid van mensen voor extreem- en radicaalrechts, en gebrek aan vermogen het gedachtegoed te herkennen. Extreemrechts is er in geslaagd om eigen ideeën te verkopen als normaal standpunt.

Treurigheid

Een andere rode draad is de treurigheid van de extreemscene die het boek oproept. Sterkenburg beschrijft onder andere hoe men aan de extreme rechterkant tegen elkaar pocht, stoere verhalen uitwisselt over bijvoorbeeld het plakken van racistische stickers: “’Ik heb er zelfs eentje bij de moskee in de bus gedaan’, glundert ze”. Tja. De neonazi’s die ze spreekt vechten voor een sterke staat gebaseerd op tucht en orde – maar ze hebben zelf moeite om hun bed uit te komen in de ochtend, en vechten voor een systeem waarin ze zelf niet in zouden kunnen gedijen. Ook illustratief is het volgende citaat: “Een ander, bekend om zijn jarenvijftigstandpunten als het gaat om de positie van de vrouw, besluit te stoppen [met actief zijn in de rechtse beweging] omdat zijn vriendin niet wil dat hij er mee doorgaat.”

De onderlinge solidariteit onder radicaal rechts lijkt te wensen over te laten. Zodra iets voor de rechter moet komen is het ieder voor zich. In het boek staan vele voorbeelden over onderlinge ruzies, afgunst en bedreigingen.

En dan zijn er de etnonationalisten, die uren per dag filmpjes zitten te kijken op het internet bij wijze van ‘zelfpurificatie’ en ‘zelfstudie’. Ook die lijken er, op basis van de gesprekken die Sterkenburg beschrijft, zelf niet gelukkig van te worden. Al met al schept het niet een beeld van groepen waar de gemiddelde mens graag bij zou willen horen. (Maar then again, ze willen natuurlijk ook niet de gemiddelde mens, maar de übermens).

Een ander soort treurigheid: in de steek gelaten mensen

Een terugkerend thema is dat de verschillende rechtsextremisten die Sterkenburg spreekt hun vertrouwen hebben verloren. Ze zijn, of in ieder geval voelen, zich in de steek gelaten door de overheid. Ze leven in armoede, of hebben vrienden of familie die dat doen, en zien zichzelf als de ‘hardwerkende Nederlanders’ die er slachtoffer van zijn dat het ‘eigen volk’ wordt achtergesteld ten opzichte van nieuwkomers.

Sterkenburg signaleert haarscherp dat er wel meer mensen in de steek worden gelaten door de overheid, die vervolgens niet (al dan niet bij wijze van spreken) siegheilend door de straten gaan marcheren. Maar tegelijkertijd ziet ze ook dat een deel van de mensen die ze spreekt het slachtoffer zijn van een terugtrekkende overheid, waardoor allerlei noodzakelijke diensten (UWV, gemeente, Belastingdienst) slecht bereikbaar zijn, en het soms nauwelijks mogelijk is een mens te spreken te krijgen omdat alle communicatie digitaal of via de post moet.

Veel mensen kunnen de ‘eigen verantwoordelijkheid’ die ze zouden moeten dragen niet aan, en daarmee verliest men ook vertrouwen in en sympathie voor de overheid. “Onbekend maakt onbemind, ook als het de verzorgingsstaat betreft” schrijft ze, en daar heeft ze een punt. Het is geen excuses voor het aanhangen van verwerpelijk gedachtegoed, maar voor sommigen wel een duw in die richting.

Een soort van sekte

Wat mooi naar voren komt in ‘Maar dat mag je niet zeggen’ is het sektarische karakter van extreemrechts. Het wordt geïllustreerd aan de hand van het “red pillen”: zij hebben de ‘red pill’ geslikt, zijn de enige die door alle leugens heen kijken en zien hoe de wereld écht in elkaar zit, zij zijn de uitverkorenen. Het zijn vooral de ‘ideologische zoekers’ (denk aan Erkenbrand en FvD) uit Sterkenburgs theoretisch concept die hier vatbaar voor zijn. Zij zien wél het complot van de Joden, de cultuurmarxisten, et cetera, vaak aangelengd met wat rassenleer.

De eigendunk van de mensen die Sterkenburg spreekt steekt wat schril af tegen de intellectuele luiheid en leegte die blijkt uit de antwoorden. Iemand weet te vertellen dat de Joden zelf achter de holocaust zitten. Die is in scene gezet, want zo wordt een deuk geslagen in het ego van ‘de witte man’. Het is zo, want het stond op Youtube. Ook andere fragmenten laten een absolutistisch wereldbeeld zien waarin iets wit is of zwart, en geen tussenvormen bestaan.

Eén gesprekspartner heeft het idee dat door een beetje mee te lullen en te kletsen over haar kinderen Sterkenburg vanzelf wel naar hun kant komt, en dat wordt haar ook meegedeeld. Men is Heel Zeker Van Zichzelf. Sommige van de geïnterviewden zien zelf een parallel met religieuze fanatici: met de jihadistische beweging om precies te zijn. Daar doen ze immers ook aan ‘zelfpurificatie’, geloven ze in een gewapende ‘eindstrijd’, en is er een sterke online subcultuur.

Wat random interessante dingen

Tot slot wat random interessante dingen. Ten eerste: dit zijn enge clubs. Er zitten mensen bij die wachten op een burgeroorlog, en die daarvoor oefenen met wapens. Sommige rechtsradicalen hebben connecties met voetbalhooligans, zo is de harde kern van Utrecht ooit Pegida komen verdedigen toen er een tegendemonstratie was. Sommige rechtsextremisten lijken  overigens erg op de hooligans – alleen dan zonder het voetbal, maar mét ‘vechten op afspraak voor de kick’. Een deel van die mensen die Sterkenburg sprak is groot voorstander van deportaties. Verschillende groepen kunnen immers niet vreedzaam samenleven, dus moeten we ‘deporteren voor de vrede’. Enigszins geruststellend is dat het lijkt alsof de AIVD de mensen waar het om gaat wel in beeld heeft.

In de categorie ‘dat hadden we totaal niet aan zien komen’ blijkt Kusters van de NVU fan van Cliteur. De NVU is van mening dat hun programma momenteel wordt uitgevoerd, zowel in de VS als in Nederland (lekker gewerkt Mark & co.!). Erkenbrand is een ‘mars door de instituties’ aan het maken, onder andere bij Elsevier (wat niet echt verbaast als je ziet wat daar af en toe verschijt tegenwoordig). (*)

Zeer interessant is een stukje over het trollen en de digitale intimidatietechnieken die extreemrechts gebruikt. Het bevestigt dat er volk rondloopt met tientallen accounts op Twitter die dit misbruiken, of in de woorden van Sterkenburg: “Wat voelt als een enorme digitale lynchpartij is soms niet meer dan een vooraf afgesproken tijdverdrijf van een tiental mensen die op dat moment jou als doelwit uitkiezen.” Een troost voor iedereen van wie opeens de moeder wordt gescholden door ‘150’ boze rechtsradicalen: dikke kans dat het gewoon 5 toetsenbordhelden met te veel tijd op een zolderkamer zijn.

Nog één laatste ding wat ik erg interessant vind aan Sterkenburgs boek is het onderscheid tussen radicaal en extreem rechts. Ze legt dat uit in haar boek, waarbij het onderscheid is dat ‘radicaal rechts’ zich aan de democratische spelregels houdt om haar verwerpelijke gedachtegoed te realiseren, terwijl extreemrechts ronduit antidemocratisch is. De discussie hierover zie ik vaak terug in het publieke debat: iemand noemt een enge club extreemrechts, en wordt vervolgens op de vingers getikt dat dat toch echt niet kan want deze is ‘slechts’ radicaal rechts. Sterkenburg laat zien dat het onderscheid tussen die twee flinterdun is (“een papieren werkelijkheid”) en dat ook bij een groep die  bekend staat als ‘radicaal’ het gesprek op een discussieavond toch heel snel kan gaan over rechtvaardiging en gebruik van geweld.

Ik denk dat ze hier een uitermate relevant punt te pakken heeft, omdat veel mensen en organisaties er nou eenmaal niet ronduit voor uit zullen komen geweld goed te keuren en de democratie af te schaffen. Je wéét niet vooraf wat een radicaalrechtse groepering doet mocht ze onverhoopt ooit aan de macht komen. Als dat dan toch ‘de democratie afschaffen en de dictatuur vestigen’ is, dan weet je achteraf dat ze tóch extreemrechts waren (oeps) maar ben je wel te laat.

Conclusie

Erg boeiend boek, aanrader, ga dat kopen!

(*) Dit was eigenlijk een typefout want ik bedoelde ‘verschijnt’ maar ik laat ‘em gewoon staan

Boek: ‘Maar dat mag je niet zeggen’, Nikki Sterkenburg, bij uitgeverij Das Mag.
Voor het proefschrift: Sterkenburg, N. (2021, May 19). Van actie tot zelfverwezenlijking: routes van toetreding tot radicaal- en extreemrechts.