Ga naar de inhoud

Gustav Landauer (1870-1919): Oproep Tot Socialisme

Gustav Landauer is een van de belangrijkste stemmen van het Duitse libertaire socialisme. Zijn Oproep tot socialisme (1911) is in vele talen uitgegeven. Tegenover de vernielingen die de industrialisering heeft aangericht, prees hij de gefedereerde gemeenschappen die geworteld zijn in het plattelands- en dorpsleven; tegen de achtergrond van de wereldoorlog riep hij geweldloos op tot een algemene staking; tegen de achtergrond van het parlementarisme prees hij de directe democratie en de zelfbestuurde arbeidersraden.

13 min leestijd

(Door Renaud Garcia, bewering en commentaar Thom Holterman, Libertaire Orde)

In 1919 was hij degene die het socialisme beschouwde als ‘de uitdrukking van de ware en authentieke vereniging van mensen’ en was hij betrokken bij de Duitse Revolutie. Tot het punt dat hij volkscommissaris werd en hij, vier maanden na de marxistische Rosa Luxemburg, eveneens door leden van de door de sociaaldemocratische regering gesteunde Vrijkorpsen (paramilitaire proto-nazi’s) werd vermoord. De AS 113, winter 1996, besteedde een themanummer aan Landauer. Kelderuitgeverij (Utrecht) kwam in 2014 uit met een (nieuwe) Nederlandse vertaling van Oproep tot socialisme (met een biografische schets door Rudolf de Jong).

De Franse uitgever La Lenteur publiceerde onlangs zijn opnieuw in het Frans vertaalde Oproep tot socialisme (2019). De Franse filosoof Renaud Garcia, onder andere redacteur van het anarchistische tijdschrift Réfractions, heeft de nieuwe uitgave gelezen. Diens indrukken zijn gepubliceerd in het Franse tijdschrift Ballast. Ik vertaalde en bewerkte die; zie hieronder. [ThH]

Renaud Garcia: Landauer, geboren in 1870 in Karlsruhe, Duitsland, was een levenslange revolutionair. Als lezer van Spinoza, Schopenhauer en Nietzsche werd hij op 23-jarige leeftijd van de universiteit gestuurd. De overheidsdiensten van het rijk beschouwde hem als ‘de belangrijkste opruier van de radicale revolutionaire beweging’. Hij werkte samen met verschillende tijdschriften, nam deel aan de oprichting van volkstheaters en werd rond de eeuwwisseling gevangengezet voor het aanmoedigen tot revolutionaire actie – een periode waarin hij onder andere de geschriften van de middeleeuwse mystieke Meester Eckhart vertaalde.

Later werd hij een beslissende tussenpersoon in de Duitse taal voor teksten van Proudhon, Kropotkin, Mirbeau, La Boétie. Dit was voordat hij aan de basis stond van vele experimenten en oprichting van socialistische groeperingen, waarvan de bekendste de ‘Socialistische Alliantie’ was (die op haar hoogtepunt ongeveer vijftien groepen van 10 tot 20 leden elk zou hebben geteld). Als volkscommissaris voor onderwijs en cultuur was hij sterk betrokken bij de revolutie van de Münchener radenrepubliek, waarna hij in mei 1919 werd gelyncht door een eenheid van het Vrijkorps.

De Oproep tot socialisme, die in 1911 werd gepubliceerd, is een herformulering van twee toespraken die Landauer in 1908 hield. De tekst vormt de basis voor de Socialistische Alliantie. Landauer zelf beschouwde de Oproep als de beste van zijn geschriften, geschreven in een taal die streeft naar het behoud van de sporen van oraliteit. Het werd tijd voor het Franstalige lezerspubliek om een volledige editie ervan te hebben. Zoals men leert uit het lezen van het monumentale proefschrift dat Anatole Lucet aan de Duitse denker heeft gewijd, getiteld Communauté et Révolution chez Gustav Landauer (2018), bestaat het werk van Landauer, inclusief de correspondentie, uit ontelbare delen waartoe in Frankrijk destijds nog zeer beperkt toegang was. De nieuwe vertaling van de Oproep tot socialisme bevestigt de huidige relevantie van de gedachte, die meer dan 100 jaar oud is, van de Duitse revolutionair. Hier enkele elementen voor de lezers om dat te ontdekken.

Anarchisme: een cultureel socialisme

Landauer behoort tot de anarchistische traditie. Dit spreekt uit zijn afwijzing van de staat, zijn gehechtheid aan het federalistische organisatiemodel van de samenleving en zijn voortdurende kritiek op het privé-eigendom, in de eerste plaats dat van het land. De belangrijkste figuur voor hem is ongetwijfeld Proudhon, die hij in De Revolutie als ‘de grootste van alle socialisten’ beschouwt. De term ‘socialisme’ is dominant in het taalgebruik van Landauer. Anarchie, zegt hij in het tiende van de twaalf artikelen van de Socialistische Alliantie, is ‘gewoon een andere naam voor het socialisme, minder goed vanwege de negativiteit en de dubbelzinnigheid ervan.’ Nu is dit anarchistische socialisme, zonder dat het economische kwesties op enigerlei wijze ontkent, grotendeels cultureel. Dat is een eerste element.

De industriële moderniteit, de gecentraliseerde bureaucratische staat en het kapitalisme roepen bij Landauer geestloze vormen van collectief leven op. Ze zijn in wezen niets; men neemt ze aan voor dingen, en ze herenigen het afzonderlijke slechts als afzonderlijk (om het op de manier van Guy Debord te zeggen). Het ontbreekt hen dus aan wat Landauer ‘geest’ noemt, een van de moeilijkste concepten in zijn tekst.

‘Geest’ is iets dat op een bepaalde manier leeft in de harten van individuen. Vergelijk het met het gepropageerde verschijnsel van ‘federatief eigendom’ en wat daaruit in zijn toepassing voortkomt: een natuurlijke ontwikkeling die naar een verbond leidt (de federatieve organisatie). Bij afwezigheid van dit ‘gemeenschapscement’ is er geen levensvatbare samenleving mogelijk. En door die afwezigheid ervan zullen er alleen haar vervalsingen bestaan voor het gemeenschappelijke. Met andere woorden, een geforceerde, kunstmatige bundeling, zoals de Staat, zonder echte impulsen van gemeenschapsvorming, want van buitenaf komende en opgelegd. [..]

Landauer spreekt vanuit die invalshoek het proletariaat heftig toe: ‘Er is alleen bevrijding voor degenen die zich intern en extern in een staat van uittreding uit het kapitalisme bevinden, die daarbinnen geen rol meer willen spelen en menselijk beginnen te worden.’ Een zeer controversieel standpunt. Bovenal in het licht van elk discours waarin de centrale plaats van de klassenstrijd wordt bepleit. [..] Landauers opvattingen, en daarmee ook van het anarchisme, bevinden zich op een snijpunt waar de tegenstelling tot de filosofie van de marxistische geschiedenis duidelijk wordt.

Marxisme, een filosofie van passiviteit?

Landauers kritiek op het marxisme in zijn tijd kan alleen worden begrepen in het licht van de sociale en economische omwentelingen die Duitsland heeft doorgemaakt in de 40 jaar voorafgaand aan de publicatie van de Oproep. Onder leiding van bondskanselier Bismarck evolueerde Duitsland snel van een agrarische staat naar een geavanceerde industriële staat, onder invloed van een versnelde modernisering van de economische structuren. De verstedelijking explodeert, de commercialisering wint steeds meer terrein, de ongelijkheden in de rijkdom nemen toe, wat leidt tot de achteruitgang van de levensomstandigheden van de arme klassen. Auteurs als de Duitse socioloog en filosoof Ferdinand Tönnies [Gemeinschaft und Gesellschaft, 1887; in het Nederlands vertaald Gemeenschap en maatschappij,1990; thh.] of Duitse socioloog en filosoof Georg Simmel [Philosophie des Geldes, 1900; enkele fragmenten eruit in het Nederlands vertaald, klik HIER; thh.] waren in deze context geïnteresseerd. Zij gaven uitdrukking aan wat een mechanische beschaving, door het geld te fetisjeren, deed met menselijke relaties (en zelfs met de menselijke ‘ziel’).

De meerderheidskritiek destijds werd gedragen door de marxistisch geïnspireerde sociaaldemocratie, waarvan Karl Kautsky de belangrijkste ideoloog was. Die presenteerde als kant-en-klare interpretatie van het marxisme (ondanks de interne kritiek van de revisionistische stroming onder leiding van Eduard Bernstein) het socialistische programma aan zijn aanhangers als een wereldvisie. Die was gebaseerd op klassenantagonisme en de historische verdieping van tegenstellingen van het kapitalisme onder invloed van een soort mechanistische ontwikkeling van de productiemiddelen. Het was gewoon een kwestie van wachten op het ten einde lopen van die ontwikkeling.

Op deze strategie van wachten (de revolutie komt pas als de sociale en economische omstandigheden ‘rijp’ zijn, als alle arbeiders massaal in dezelfde frontlinie staan), heeft Landauer zware kritiek. Dat vormt een ander element van aandacht [..] Hij wijst elke vorm van determinisme (marxisme) af. Alsof bij toverslag de materiële basis van het socialisme op deze manier zou worden gevormd, schampert hij. Integendeel, zo toont Landauer aan, een beweging die diep bezorgd is over het lot van de arbeiders zou hen moeten aansporen om zich niet langer onder te dompelen in de klassenstrijd (door rechten en betere lonen te eisen en door de sociale staat beschermde werkomstandigheden). Ze moeten stoppen met denken en leven in de hoedanigheid van ‘arbeiders’.

Hier raken we aan het moeilijkste punt van Landauers toespraak: de vakbondsstrijd, de eisen die daaruit voortkomen, is absoluut noodzakelijk en wordt op respectabele manier verdedigd, zegt hij. Maar het moet niet worden vergeten ‘dit alles leidt nooit tot iets anders dan in cirkels te lopen, dat wil zeggen zich op te houden in de bindende kringen van het kapitalisme; het kan het functioneren van de kapitalistische productie alleen maar verdiepen, je kan er nooit buiten raken.’ Vakbondsacties, stakingen, demonstraties voor loonsverhoging: dit alles kan moedig worden belichaamd door arbeiders. Het kan daar echter niet bij blijven. De problematiek is te actualiseren door te wijzen op wat wij heden meemaken.

Als men de meest voorkomende eisen van de beweging tegen de pensioenhervorming 2018-2019 in Frankrijk in aanmerking neemt, wat zien we dan: belastingheffing op geldelijke inkomsten, stimuleren van de werkgelegenheid om de ‘koopkracht’ te behouden, veranderingen in de methode van financiële heffingen. Vanuit Landaueriaans oogpunt is het probleem dat wij onderschrijven, dat de financiering van de ouderdomspensioenen afhankelijk wordt gemaakt van: productiviteitsstijgingen, subjectieve vervreemding, verdwijnen van banen en vernietiging van het milieu die voor de ontwikkeling van de groei noodzakelijk is. Kortom, waar Landauer de vakbonden prijst, wijst hij er tegelijk op dat dit gebeurt binnen het gevestigde kapitalistische kader. Daaraan koppelt hij een resolute oproep om uit dat kader te geraken door de onderwerping aan het economisch proces en de economische afgoden, bovenal de fetisj van het geld, te ondermijnen.

In die pagina’s verwoordt Landauer een discours, dat de theoretici van de waardekritische beweging (Robert Kurz, Anselm Jappe) vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw weer zullen oppakken. Daarbij presenteren zij als vernieuwend een lezing van een ‘esoterische’ Marx (kritiek op het fetisjisme van de handelswaar en op de waardevorming door middel van abstracte arbeid) tegenover een ‘exoterische’ Marx (deterministisch filosoof van de ‘stadia van de geschiedenis’ en de klassenstrijd). Deze kritische stroming zegt: in een volledig ontwikkelde kapitalistische samenleving vindt er geen klassenstrijd plaats tussen de ene categorie van individuen die kapitaal bezit en de andere buiten het kapitaal. In werkelijkheid wordt kapitaal een sociale relatie waarin bijna iedereen deelneemt aan de wereldwijde transformatie van arbeid in geld en vervolgens in geaccumuleerd kapitaal. Er is in de ogen van Kurz bijvoorbeeld (La Substance du capital, 2019) geen fundamenteel verschil tussen de kapitalisten, die Marx de ‘onderofficieren’ van het kapitaal noemt, en de arbeiders, die ook hun interesse in de reproductie van dit systeem vinden.

Aarde en geest!

In het denken van Landauer zou een combinatie van vakbondsdruk om de lonen te verhogen en consumentengroepen die in coöperaties zijn gegroepeerd, het kapitalistische systeem in moeilijkheden kunnen brengen. Net als Kropotkin voor hem, maar dan op een andere conceptuele basis, die vooral gekenmerkt wordt door de wens om de Proudhoniaanse instellingen (ruilbank, gratis krediet) opnieuw aan te passen aan zijn tijd, denkt Landauer vanuit het oogpunt van de consument aan de economie. Gemeenschappen moeten de betekenis van ‘werk’ herformuleren (want voor de auteur is er geen denkbaar socialisme zonder werk, in de zin van ‘doen met de handen’), en dat ‘doen’ dan overeenkomstig hun behoeften. In die zin heeft de coöperatieve beweging ook de taak om een culturele verschuiving op gang te brengen van ‘werken voor de niet-authentieke, dat wil zeggen voor de winst en de markt, naar werken voor de authentieke menselijke behoefte. Anders gezegd de authentieke en onderliggende relatie tussen behoefte en werk, de relatie tussen honger en handen, moet weer tot stand komen’.

In dit verband verdienen twee punten te worden benadrukt. De accentverschuiving van productie naar consumptie brengt Landauer ertoe de betekenis die aan het begrip ‘kapitaal’ wordt toegekend, fundamenteel te herzien. Het kapitaal is niet langer beperkt tot de productie, maar strekt zich uit tot logistiek en de consumptie. Daarbij staat voor Landauer de kwestie van het landeigendom centraal in het socialisme: het moet weer collectief bezit worden. Dit reactiveert de traditionele tegenstelling tussen anarchisme en marxisme op het gebied van de boerenkwestie: de sociale kwestie voor Landauer is een agrarische kwestie. Aan de slogan van de Mexicaanse revolutie – die hij met belangstelling volgde – ‘Land en Vrijheid’ [de strijdkreet van Emiliano Zapata (1879-1919) en zijn bevrijdingsleger; thh.], voegt de Duitse revolutionair zijn culturele visie toe: ‘Land en Geest!’. Dat zal de socialistische strijdkreet zijn. [..]

Het aldus gepresenteerde socialisme zal afstand houden van de technische ontwikkeling waar dat ten dienste staat van een eindeloze en vooral grotendeels nutteloze massaproductie [het gaat dus niet om een technofobie, zoals vaak gedacht; thh.]. In een aantal passages laat Landauer zien in hoeverre de kapitalistische rationaliteit van ‘meer en meer’ samensmelt met een technische rationaliteit die uitmondt in een monsterlijke ‘zelf-voortbrenging’ van de technologie (men kan spontaan denken aan Jacques Ellul  bij het lezen van deze regels). Die technische rationaliteit sluit zowel de arbeiders als de kapitalisten in haar absurde logica op. In die zin kan Landauer een bron van inspiratie zijn voor radicale stellingen van de décroissance (minderen) beweging [zie het themanummer: Matig!,  de AS 205; thh.].

Experimenteren en afscheiding

De Oproep tot socialisme moet worden gelezen als een oproep om het socialisme hier en nu te beginnen. Dat kan aansluiten bij de mogelijkheden van elk individu. Maar eerst zal ervoor moeten gezorgd zijn, dat alle betrokkenen zich in gelijke mate bewust zijn van de noodzaak om te breken met het culturele verval en de economische slavernij. In tegenstelling tot de marxistische afwachtende houding manifesteert zich een socialisme van de wil. Landauer is zich daarvan terdege bewust is. Tegelijk handhaaft hij het ideaal van sociale transformatie. In zijn ogen is het socialisme overal en altijd mogelijk en onmogelijk. Het zal in ieder geval onmogelijk blijven zonder een besluit tot afscheiding, op experimentele basis. [..]

Er is een heel register van sociale experimenten samen te stellen, wat Landauer betreft: (a) de gefedereerde consumentencoöperaties, (b) de ervaringen met het ‘smeltende’ geld (vrijgeld), zoals door de Duits-Argentijnse econoom Silvio Gesell (1862-1930) gepromoot (gebaseerd op het principe van een devaluatie van geld wanneer het niet circuleert, om te voorkomen dat het wordt opgepot en gespeculeerd), (c) de wisselbanken, (d) de overname van land dat gemeenschappelijk eigendom is om te werken volgens de behoeften, door middel van de symbiose tussen industriële en landbouwactiviteiten. [..]

Het toekomstige socialisme zal, paradoxaal genoeg, de opleving zijn van voorafgegane oude gemeenschappelijke instellingen (de middeleeuwse gezworen geloofsgemeenschappen, de Russische obshchina [ook ‘mir’, ‘boerengemeenschappen’; van ‘obsjitsji’, gemeenschappelijk], het markgenootschap (in de lage landen),  de Zwitserse allmend (in Zwitserland verwijst een ‘allmend’ naar een gemeenschappelijk land dat collectief wordt geëxploiteerd door boeren). Het zijn dezelfde instellingen die de materialistische opvatting van de geschiedenis voortdurend heeft afgewezen als manifestaties van achterlijkheid, in plaats van daarin de ‘zaden en kristallen van het leven van de socialistische cultuur die komen gaat’ te zien. [We vinden het heden terug in de uitwerking in Rojava (Koerdisch Syrië) van het libertaire municipalisme (communalisme) verkondigd door de Amerikaanse anarchist Murray Bookchin (1921-2006); zie van de Franse libertaire jurist Pierre Bance zijn onlangs verschenen boek La Fascinante Démocratie du Rojava, Le Contract sociale de la Fédération de la Syrie du Nord, 2020; thh.]. [..]

Renaud Garcia,  ‘Gustav Landauer – un appel au socialisme’, in: Revue Ballast, 13 januari 2020 (aldaar integraal te vinden inclusief de noten; vertaald en bewerkt door Thom Holterman).