Ga naar de inhoud

CICC: Een DIY rechtbank voor grote misdaden

Eind oktober 2021 voltrok zich in het gebouw van kunstencentrum Framer Framed in Amsterdam een spektakel dat even verhelderend als verwarrend was. Multinationals die aan de Nederlandse staat verbonden waren, en die staat zelf, stonden terecht vanwege hun ‘intergenerationele klimaatmisdaden’. De tentoonstelling is nog tot zondag aanstaande, 13 februari te bezichtigen bij Framer Framed.

16 min leestijd

Website van het project

Het project begon op 24 september 2021, toen de twee initiatiefnemers van het CICC , Jonas Staal en Radha D’Souza de tentoonstelling openden en zowel de wettelijke basis deponeerden, als de aanklachten tegen de vier gedaagden die later terecht zouden staan.

Jonas Staal is een Nederlandse kunstenaar, die de setting van een rechtbank had bedacht om zichtbaar te maken welke misdaden er momenteel (en in het verleden, en dus in de toekomst) worden gepleegd. Radha D’Souza is een Indiaas/Britse juriste en activiste, die het boek ‘What’s Wrong With Rights’ publiceerde, over de problematische verhouding tussen formele rechten en slachtoffers die ertoe veroordeeld zijn om die te benutten om hun recht ook daadwerkelijk te halen. Het boek staat centraal in het project.

Radha D’Souza had met een heel team van Framer Framed (disclaimer van deze schrijver: ook ik had daar een rol in) per ‘zaak’ een drietal zeer fysieke cases uitgewerkt die de beschuldiging zou moeten onderbouwen. En ze leidde de rechtbank, daarbij geassisteerd door drie andere ‘rechters’: Sharon H. Venne, Nicholas Hildyard en Rasigan Maharajh.

De zaal waar dit alles zich afspeelde, en waar het publiek als jury aanwezig kon zijn, was gevuld met een tentoonstelling van platen van uitgestorven dieren en planten. Ze waren de ‘kameraden’ die zichzelf niet meer konden verdedigen. Niet alleen omdat ze uitgestorven waren, maar ook omdat ze geen mensen zijn en dus geen plek in de rechtspraak hebben. Daartussen figureerden grote afgietsels van ammonieten, en midden in de zaal lag een stille bak olie. De organische basis van de fossiele brandstoffen die nu voor de klimaatramp zorgen. Maar ook de voelbare relatie tussen ons, en onze activiteiten nu, en de geschiedenis van de aarde en wat daarmee uitgespookt werd en wordt. (Deze tentoonstelling kan nog tot 12 februari bezocht worden.

Zie hier de catalogus van de ‘aanwezige’ dieren en planten.

Vier dagen, vier aanklachten

Op vier dagen – van 28 tot 31 oktober – werden de vier zaken uitvoerig aanhangig gemaakt. Op de eerste dag was de Nederlandse staat zelf het onderwerp, gevolgd door Unilever, ING en Airbus.

De vorm was steeds dezelfde. Jonas Staal las als ‘griffier’ de beschuldiging voor. Er werd vervolgens door een deskundige onderzoeker, activist of journalist een inleidend verhaal over de beschuldigde gehouden. Daarna kwamen drie ‘cases’ aan bod, die allemaal gepresenteerd werden door mensen die er lokaal mee te maken hadden. De rechter stelden vragen aan die getuigen, en aan het eind gaven elke van de vier rechters nog een soort filosofische conclusie over de zaak van die dag. Maar ook werd aan het eind de beschuldigde door Radha D’Souza opgeroepen om zich te verdedigen. Alle vier daders waren van tevoren gedaagd en hadden de beschuldiging toegestuurd gekregen, meestal in de vorm van in Nederland woonachtige CEO’s of bewindslieden. Ze kwamen niet opdagen, maar het was elke keer een indringend moment als de zaal in spanning zat te wachten of er nog iemand voor de verdediging het woord wilde nemen.

Oorspronkelijk was het plan geweest om alle getuigen naar Amsterdam toe te laten komen, zodat hun getuigenis goed aan bod zou kunnen komen en ze ook deel zouden kunnen nemen aan de ander zaken en lotgenoten zouden kunnen treffen. Maar door corona was dat onmogelijk geworden en moest alles via internet, wat een waar technische krachttoer was. ook was gevraagd om elke getuigenis te laten vergezellen van een korte video om de problematiek goed in beeld te brengen. Uiteindelijk is het gelukt om bij elke zaak mensen via internet te laten getuigen en vragen te laten beantwoorden. De voertaal was bij dit alles Engels, behalve bij enkele Franstalige mensen en een inheemse bewoner uit Peru. Zij kregen via tolken een vertaling.

De Nederlandse staat

De inleiding over de rol van de Nederlandse staat bij de ‘intergenerationele klimaatmisdaden’ werd gegeven door Bart-Jaap Verbeek van onderzoeksorganisatie SOMO. Hij gaf een verhelderend overzicht van de constructies waarmee de staat werkt om activiteiten van bedrijven en multinationals elders te faciliteren. Het hele bouwwerk van Bilaterale handels- en Investeringsverdragen en belastingafspraken maakt dat Nederland een van de voornaamste vestigingslanden is voor multinationals uit allerlei delen van de wereld. Zij hebben vaak geen enkele daadwerkelijke activiteit in Nederland zelf, maar zijn via een brievenbusconstructie hier gevestigd om gebruik te maken van de bilaterale verdragen en belastingfaciliteiten. Maar de hele structuur die Nederland daarvoor heeft opgetuigd is een reëel bouwwerk, een juridisch-economisch imperium.

Daarna volgden de drie cases. De eerste werd verteld door Sukhgerel Dugersuren, van OT Watch in Mongolië en was een dramatisch verhaal over mijnbouw in een afgelegen, woestijnachtig deel van het land. De gigantische Oyu Tolgoi kopermijn van de Amerikaanse multi Rio Tinto zorgt voor enorme schade in het gebied, dat bewoond wordt door nomadische herders die niets terugzien van de opbrengst, die immers via Nederland naar belastingparadijzen verdwijnt.

De tweede zaak was een befaamde historische zaak, namelijk die van de privatisering van drinkwater in Cochabamba, Bolivia. De zaak werd vanuit Cochabamba belicht door Marcela Olivera, van het Blue Planet Project, die zelf een grote rol had gespeeld bij de protesten tegen die privatisering. Toen de bevolking massaal in opstand kwam en het geprivatiseerde bedrijf de stad uitjaagde, zocht het Amerikaanse bedrijf Bechtel een gigantische schadevergoeding via het Nederlandse investeringsverdrag met Bolivia. Ze wilde daarmee niet alleen de eigen investering vergoed krijgen, maar ook de toekomstige gedorven inkomsten. Dit leidde wederom tot nieuwe protesten, ook in Nederland en uiteindelijk zag Bechtel zich gedwongen om de boel te ‘settelen’ voor een symbolisch bedrag. Volgens Olivera ‘voor de prijs van een tweedehands auto’. Maar de schade was ondertussen enorm en de watervoorziening is nog steeds problematisch.

De derde zaak kwam uit Peru, waar een Argentijns oliebedrijf, Pluspetrol, olie heeft lopen boren en oppompen, wat tot grootschalige vervuiling heeft geleid in het amazonewoud. Bijna 2000 boorputten zijn achtergelaten zonder iets schoon te maken. Bewoners en inheemse organisaties hebben zich hevig verzet en eisen dat het bedrijf zijn projecten schoonmaakt, maar deze heeft zich uiteindelijk failliet laten verklaren en de boel dus zo achtergelaten. De bewonersorganisaties zijn zelfs naar de zuidas in Amsterdam gekomen, waar pluspetrol formeel gevestigd is, om verhaal te halen maar hebben tot dusver niets gekregen.

Ze de hele zitting van meer dan vijf uur hier op youtube

Unilever

Op de tweede dag was het de beurt voor een bedrijf dat kort daarvoor met slaande deuren uit Nederland was vertrokken, maar daarmee nog allerlei banden en heeft. Unilever is vanaf het begin een Nederlands-Brits concern geweest en had lange tijd een dubbele hoofdkantoorconstructie, die de laatste tijd onhandig was omdat dan ook in beide landen aandeelhouders bediend moesten worden. Aanvankelijk had Unilever dan ook voor Nederland gekozen als enige ‘thuisland’ maar wilde in ruil dat de dividendbelasting dan afgeschaft zou worden. Toen die eis veel stof deed opwaaien, koos het bedrijf voor Londen.

De algemene inleiding over Unilever werd verzorgd door de journaliste Daphné Dupont-Nivet, die onder andere voor de Groene Amsterdammer over het bedrijf had geschreven en voor onderzoeksplatform Investico werkt. Daphné schetste de geschiedenis van het bedrijf, dat nauw verbond is aan koloniale (Belgische) verhoudingen en ging met name in op de activiteiten van het bedrijf met palmolie. En over ‘greenwashing’ van het bedrijf, dat immers claimt duurzaam te opereren, maar tegelijkertijd een van de grootste afnemers van palmolie op de wereld is.

De eerste zaak was een voormalige thermometerfabrik in India, waar Unilever een dochteronderneming had die kwikthermomenters maakte in Chenay. Nityanand Jayaraman, van Vettiver Koottamaippu vertelde wat de gevolgen zijn van het dumpen van afval van de fabriek – inclusief hele partijen gebroken thermometers, in een natuurgebied dat bekend staat als een ‘biodiversity hotspot’. En hoe alle eisen tot schadevergoeding en opruimwerkzaamheden tevergeefs waren.

De tweede zaak, en deze getuigenis werd gedaan door Faith Alubbe, van de Kenya Land Alliance die als enige van al die getuigen ook persoonlijk aanwezig was, betrof theeplantages in de Kericho en Bomet regio in Kenia. Het land voor de plantages was onder dwang van lokale bewoners afgenomen en de arbeidsomstandigheden zijn navenant. Vervolgens werd de teelt van thee ook vergaand gemechaniseerd, waardoor er werkloosheid ontstond, en de teelt gaat gepaard met vervuiling en pesticidengebruik, zonder dat het bedrijf naar klachten van omwonenden wil luisteren.

De derde zaak was zo mogelijk nog gruwelijker. Het betreft de palmolieplantages waar Unilever in Congo (toen nog eigendom van de Belgische koning) ooit is begonnen. De plantages zijn nu, meer dan honderd jaar later, nog steeds toneel van grootschalige mensenrechtenschendigingen. Jean-François Mombia Atuku, van de organisatie van getroffen bewoners RIAO-RDC hield een woedend betoog en vertelde over ernstige repressie tegen de lokale bevolking, die onder meer had geeist dat ze het land terug zouden krijgen, toen Unilever er een paar jaar geleden wilde vertrekken. In werkelijkheid werden de plantages, met steun van onder andere de Nederlandse ‘ontwikkelingsbank’ MFO, overgedaan aan een ondoorzichtig Canadees investeringsfonds, dat de excessen voort liet bestaan.

De hele uitzending.

Derde dag: ING

Op de derde dag was de Nederlandse bank ING aan de beurt.

Rodrigo Fernandez, van SOMO, deed de inleiding en schetste hoe deze bank een aura heeft van saaiheid en degelijkheid maar ondertussen actief is op terreinen die daar weinig mee te maken hebben. De bank is zeker niet de enige. In het hele veld van financialisering van de economie, en ‘infrastructural power’ is het een relatief kleine speler. Maar sinds de opsplitsing van ABN-AMRO is het wel de grootste uit Nederland en de gevolgen van de activiteiten zijn niet minder nefast.

Getruigenissen over afzonderlijke zaken werden verzorgd door Meiki Paendong van WALHI op West Java waar ING een kolengestookte elektriciteitscentrale financiert, of een tweede eigenlijk wat het alleen maar erger maakt omdat de eerste al zo’n ramp was. De gevolgen voor mensen in de omgeving zijn desastreus, en die willen dan ook dat het project zo snel mogelijk gestopt wordt.

Een tweede getuigenis kwam uit Kameroen, maar ING betrokken is bij wederom oliepalmplantages. Deze keer betreft het het Belgische bedrijf Socapalm/Socfin en Emmanuel Elong van de organisatie SYNAPARCAM liet zien wat de gevolgen zijn; bewoners hebben geen land meer om zelf te bebouwen en water en milieu worden ernstig vervuild. Ze verzetten zich daartegen en worden dan hevig vervolgd.

De derde getuigenis kwam uit Brazilië waar Fabrina Furtado, van de Federal Rural University of Rio de Janeiro voor het publiek had uitgezocht welke rol ING en andere banken spelen in grootschalige landbouwprojecten die desastreus zijn voor het oerwoud of moeras/savanne en bewoners machteloos achterlaten. Het is een gigantisch project voor productie van goedkope grondstoffen voor de westerse economie, en ING zit er midden in. (zie hier de beelden)

En de hele uitzending hier.

Vierde dag: Airbus

Toen kwam de vierde, afsluitende dag, en was Airbus aan de beurt. Voor zover mensen dat bedrijf kennen, hebben ze het beeld van een vliegtuigbouwer, de Europese tegenhanger van Boeing. Maar het in Nederland gevestigde bedrijf doet veel meer, en dat blijft bewust verborgen, want heeft te maken met wapens, oorlog en het bombarderen van burgers.

Deze dag werd de inleiding verzorgd door Wendela de Vries, die het bedrijf sinds jaar en dag volgt voor de Stichting tegen Wapenhandel en ook elke jaar protest organiseert tijdens de aandeelhoudersvergadering. Ze maken deel uit van een internationaal netwerk tegen wapenbedrijven. Airbus is een ware hydra met vele koppen die veelal onzichtbaar blijven, maar voor een deel in Nederland gevestigd zijn. En het blijft fascinerend om te zien hoe normaal zo’n bedrijf het vindt om geld te verdienen aan allerhande oorlogen, waaronder die in Jemen en Libië, waarover later lokale getuigen aan het woord kwamen. Helemaal pervers wordt het beeld als uitgelegd wordt dat het bedrijf ook nog eens zwaar vertegenwoordigd is in grensbewakingstechnologie. Je verdient dan dus aan het verwoesten van gebieden, meestal ver weg van het beschaafde thuisland, en dan nog een keer aan het tegenhouden van de slachtoffers die de verwoesting proberen te ontvluchten.

In het beschaafde Nederland is het doorgaans verboden om huizen met ongewapende gezinnen plat te bombarderen. Desondanks is het wel toegestaan om wapens en toebehoren te produceren en die met winst te verkopen, waarmee dat gebeurt. U en ik mogen dat dan weer niet, maar een bedrijf als Airbus benut de juridische constructies die het mogelijk maken. Er worden af en toe wel, na lange campagnes van vredesbewegingen en mensenrechtengroepen, internationale verdragen gemaakt om bepaalde wapens te verbieden, of in ieder geval te pogen die aan regels te onderwerpen. Die bedrijven zijn meestal zelf nauw betrokken bij het proces van het opstellen beperkende regels en

Valentina Azarova van Global Legal Action Network deed uit de doeken hoe wapenbedrijven daarmee omgaan en de regels naar hun hand zetten, of omzeilen. (Beeld)

Muhammad Al-Kashef, van Watch the Med Defense vertelde over het Europese regime van grensbewaking en de infrastructuur om vluchtelingen en migranten buiten de poort te houden, waar Airbus dus ‘creatief over meedenkt’ en een goede partij aan verdient.

In het laatste blok over Airbus kwamen getuigen aan het woord, via moeizaam internet en met vertaling, om te vertellen wat er dan ‘aan de grond’ daadwerkelijk met het wapentuig gebeurt:

Karim Salem, van het Cairo Institute for Human Rights Studies, en mensen uit Libië en Jemen die probeerden te volgen hoe de oorlogen en interventies daar uitwerken en daarbij grote moeite doen, met gevaar voor eigen leven, om bij te houden welke bombardementen er plaatsvinden, en waar de wapens van afkomstig zijn. Dat is natuurlijk een verschrikkelijk verhaal, dat letterlijk moeilijk door de aanwezigen te verteren was.

Zie hier de hele uitzending.

Aan het eind van elke zittingsdag mocht het aanwezige publiek, als jury, al een eerste oordeel vellen. In alle vier de gevallen was er een plechtig ‘schuldig’ gevallen, bij handopsteken. Een grote meerderheid van het publiek, soms zelfs unaniem, had die mening. In een geval nam een van de aanwezigen het op voor de beschuldigde. Hij maakte het punt dat deze rechtbank niets voorstelde, dat alle activiteiten volgens de wet legaal waren, en dat geen bedrijf zich hier iets van zou aantrekken. Ook dat was allemaal waar…

—————————-

Met de kennis naar huis

Na het vier dagen lang aanhoren/zien van een hele hoop verontrustende informatie, en voortdurend ‘direct contact’ met slachtoffers van Nederlandse economische praktijken, gingen de rechters naar huis met de taak om later een oordeel te vellen.

Maar ook de deelnemers en publiek ging naar huis en moeten een besluit nemen, en een oordeel vellen, en vooral ook: een perspectief vinden om hier mee om te gaan. Tijdens de vier rechtszittingen waren mensen vaak al zichtbaar ontdaan. Hier en daar werden er in de zaal wat tranen weggepinkt bij bepaalde getuigenissen, of kon iemand niet langer blijven zitten om het aan te zien.

De mate waarin we waren ontdaan door het besef dat er keurige multinationals vanuit de Amsterdamse zuidas bommen lopen te produceren waar even later hele gezinnen mee zullen worden platgegooid was bij het wapenbedrijf misschien het meest pregnant. Maar ook de andere multinationals, van de keurige ING die de voetbalclub van shirts voorziet, Unilever, dat het zo goed voor zegt te hebben met de duurzame wereld en de BV Nederland met zijn ontwikkelingshulp, en met investeringsverdragen die privatisering van water in Uruguay, mijnbouw in Mongolië of olievervuiling in Peru mogelijk maakt, doen nauwelijks voor Airbus onder.

Maar wat hebben we nu meegemaakt, die vier dagen? Was het nu kunst? Het zag er allemaal prachtig uit en de videoverbindingen waren flitsend. Of was het journalistiek, met al die dossiers en economische uitleg? Populaire wetenschap misschien, om verbanden bloot te leggen die doorgaans verborgen blijven? Activistisch? Maar waarom dan geen oproepen om wat te ondernemen? Een mengeling van dat alles? Of juist iets geheel nieuws? Of mogen we dat allemaal heel modern lekker zelf uitzoeken?

Een van de merkwaardige verschijnselen bij het hele project was de stug volgehouden formaliteit van het geheel. De zaal zag er dan niet echt als een rechtbank uit, maar had een statigheid die daar wel bij hoorde. Het taalgebruik van Griffier en Rechters was ook geheel volgens de ons bekende protocollen en het ontworpen ‘legal framework’ en de officiële beschuldigingen waren opgesteld in het problematische vervreemdende taalgebruik dat bij juridische vervolging hoort.

Radha D’Souza legde desgevraagd uit waarom gekozen was voor dit stramien: “Anders zou het toch geen rechtbank zijn?”. Er zijn genoeg activistische bijeenkomsten waarbij een bepaald onrecht wordt onthuld en aangeklaagd. Maar dit was anders opgezet. Het gevolg was dat je misschien ook anders ging denken over de herkomst van het probleem, over de diepe koloniale wortels ervan, en de relatie tussen de ‘misdaad’ en verleden en toekomst. En de relatie die jij en je medemensen daar weer mee hebt, tot en met de trilobieten van dertig miljoen jaar geleden.

Tegelijkertijd, merkte Radha op, heb ik van mensen gehoord dat ze voor het eerst in hun leven echt voelden dat ze als deelnemer aan het proces betrokken waren bij deze ‘rechtbank’. Dat heb je bij het officiële recht nou nooit. Dat overkomt je, meestal omdat je zelf vervolgd wordt. Maar dit was anders, hier kon je zelf een aandeel in hebben, en had je het gevoel dat er een gemeenschappelijk belang bevochten werd.

Voor verdere vragen kunnen we wellicht terecht bij een nog niet precies geplande bijeenkomst later dit jaar, als de rechters met hun definitieve oordeel komen. En misschien is dat ook het moment en de gelegenheid om te bedenken wat we er aan gaan doen. De vraag is of wij, en vooral die mensen die nu ING over zich heen krijgen in West Java, of Unilever in Kenia, en zeker Airbus in Jemen, zoveel tijd hebben. Wij weten nu hoe het Dutch Legal Empire er uit ziet en zich over de wereld uitstrekt. Nu zijn we dus, of we willen of niet, medeplichtig…

Zie ook: stuk in de Groene Amsterdammer over het project: