Ga naar de inhoud

De Imperiale Levenswijze in historisch perspectief

Een tweede workshop over de Imperial Mode of Living zal op 3 en 4 september plaatsvinden als een samenwerking tussen SOC21 en de Rosa-Luxemburg-Stiftung. Mede gesponsord door de Nederlandse SOWS en het IIRE. Coördinatoren: Ulrich Brand (Wenen), Markus Wissen (Berlijn) en Marcel van der Linden (Amsterdam).

11 min leestijd

(Bron: website SOC21 vertaling globalinfo.nl)

Vrijdag 3 september 2021 14:00 – Zaterdag 4 september 2021 17:00 (ook online)

Amsterdam, voertaal Engels

Meld je hier aan

De Imperiale levenswijze in historisch perspectief

In 1918 schreef de Tataarse bolsjewiek Mirsaid Sultan-Galiev: “Als in Engeland een revolutie slaagt, zal het proletariaat doorgaan met het onderdrukken van de koloniën en het voortzetten van het beleid van de bestaande burgerlijke regering, want die heeft belang bij de uitbuiting van die koloniën.”[1] Sultan-Galiev liep vooruit op een discussie die de laatste jaren snel aan invloed heeft gewonnen: in hoeverre profiteren de loontrekkenden in de geavanceerde kapitalistische landen van de uitbuiting van loontrekkenden in minder ontwikkelde landen? En wat zijn de ecologische gevolgen van deze mondiale ongelijkheid? De term “Imperial Mode of Living” (IMoL) verwoordt dit probleem. Het verwijst naar dominante patronen van productie, distributie en consumptie die diep geworteld zijn in de dagelijkse praktijken van het mondiale Noorden en in toenemende mate ook in de opkomende landen van het mondiale Zuiden.

De vooronderstelling is dat in bepaalde historische fasen, en op basis van een samenhang tussen produktie- en consumptienormen, een hegemonische – of anders gezegd algemeen aanvaarde en institutioneel gewaarborgde – levenswijze kan ontstaan die diep geworteld is in de dagelijkse praktijken van de mensen, beschermd wordt door de staat, en geassocieerd wordt met bepaalde concepten van vooruitgang – computers moeten steeds krachtiger worden en voedsel en kleding steeds goedkoper – ongeacht de sociale of ecologische omstandigheden waaronder zij worden geproduceerd.

Productie- en consumptiewijzen die in bepaalde regio’s of landen hegemoniaal worden, kunnen op een verwrongen manier en met aanzienlijke kloven in tijd en ruimte wereldwijd worden veralgeminseerd. Dat proces hangt samen met concrete bedrijfsstrategieën en belangen op het gebied van kapitaalvalorisatie, handel, investeringen en geopolitiek; met overheidsbeleid en koopkracht, en met concepten van een aantrekkelijke levenswijze in de rijke landen die de overhand hebben in de samenlevingen waarin deze modi zich ontwikkelen als gevolg van een wereldmarkt. ‘Veralgemenisering’ betekent niet dat alle mensen op dezelfde manier leven, maar veeleer dat bepaalde, diepgewortelde concepten van het “goede leven” en van maatschappelijke ontwikkeling worden gegenereerd en weerspiegeld in het dagelijks leven van een groeiend aantal mensen, niet alleen symbolisch maar ook materieel. De symbolische dimensie is belangrijk omdat het niet alleen gaat om de economische samenhang van het accumulatieregime, maar ook om de alledaagse praktijken en oriëntaties die als de culturele fundamenten van dat regime fungeren. Bovendien is het IMoL niet sociaal neutraal, maar wordt het doorgegeven via mondiale ongelijkheden en geografisch specifieke klasse- en genderverhoudingen en langs etnische of ge-etniseerde lijnen.

Een ontwikkeling in verschillende fasen

De levenswijze van het mondiale Noorden is “imperiaal” voor zover zij gebaseerd is op een in beginsel onbeperkte toe-eigening van hulpbronnen, ruimte, arbeidscapaciteit en elders gelegen vervuilingsputten – politiek, juridisch en/of door middel van geweld veilig gesteld.

Fase 1: We kunnen reeds spreken van een “imperiale levenswijze” vanaf het tijdperk van het kolonialisme in de zestiende eeuw, uitmondend in het liberale kapitalistische wereldsysteem van de negentiende eeuw. Gedurende deze eeuwen bleef deze echter beperkt tot de hogere klassen, dat wil zeggen dat zij niet hegemoniaal was in de zin dat zij de reproductie en de dagelijkse praktijken van de meerderheid van de bevolking vorm gaf.

Fase 2: Pas na de ontwikkeling van het Fordisme in de twintigste eeuw werd deze levenswijze wijdverbreid in de hierboven beschreven zin. De kapitalistische verhouding tot de natuur was geworteld in de dagelijkse praktijken van de meerderheid van de bevolking van het mondiale Noorden en kwam tot uiting in de imperiale levenswijze. De ontwikkeling van de productiviteit en de welvaart in de metropolen was gebaseerd op een systeem van mondiale hulpbronnen dat zeer gunstig was voor het mondiale Noorden. De immense groei in de periode van het Fordisme was afhankelijk van het enorme verbruik van natuurlijke hulpbronnen – met name fossiele energie – en van wereldwijde putten van vervuilende stoffen, alsmede van een patriarchale arbeidsverdeling. Een belangrijke factor was een permanente relatieve overvloed aan goedkope natuurlijke hulpbronnen op de mondiale grondstoffen- en landbouwmarkten. De militaire en politieke dominantie van de Verenigde Staten sinds de Tweede Wereldoorlog zorgde voor een relatieve stabilisering van de politieke omstandigheden in de wereld, die tot uiting kwam in een zekere toegang tot goedkope hulpbronnen zoals olie.

Fase 3: De crisis van het fordisme. Het fordisme kan in de eerste plaats worden gezien als een vorm van intensieve accumulatie die een toename van de relatieve meerwaarde mogelijk maakte door middel van de permanente intensivering van het arbeidsproces en de toename van de arbeidsproductiviteit. De crisis van het fordisme was een omstreden proces van herstructurering sinds het einde van de jaren zeventig, waarbij zelfs in de kapitalistische centra enkele alternatieven in de zin van een “solidaire” levenswijze opdoken, en dat een postfordistische ontwikkelingswijze heeft voortgebracht. In de loop van de jaren tachtig, en vooral vanaf de jaren negentig, werden verregaande vormen van accumulatie steeds belangrijker, zoals de flexibilisering en gedeeltelijke uitbreiding van de dagelijkse, wekelijkse en jaarlijkse arbeidstijden, een crisis van de reproductie en de wereldwijde uitbreiding van het aantal loonafhankelijken..

Fase 4: Meer recentelijk lijkt de postfordistische neoliberale fase van het kapitalisme in een grote crisis te zijn beland. De tegenstrijdigheden van een door financiën gedreven accumulatieregime in de kapitalistische centra werden manifest in de financiële crisis van 2008/2009. Wat volgde was een sociaaleconomische stabilisatie in delen van de wereld die hand in hand ging met een verarming van andere delen (zelfs binnen Europese regio’s). Onder de oppervlakte van een selectief herstellende economie deden zich wereldlijke veranderingen voor, veranderingen die door de Corona-crisis nog duidelijker zijn geworden of zijn versneld: geopolitieke en -economische verschuivingen, structurele transformaties als gevolg van de digitalisering, de crisis van de liberale democratieën, en de steeds nijpender wordende ecologische verwoestingen als gevolg van de sociale verdieping en de ruimtelijke verspreiding van het IMoL die nieuwe eco-imperiale spanningen veroorzaken. Het is verre van duidelijk of het kapitalisme deze crisis op lange termijn zal overleven. Als het dat doet, zal het anders zijn dan wat we tot nu toe hebben gekend.

Eén scenario is de autoritaire stabilisering van de imperiale levenswijze. Het is een reactionaire strategie die wereldwijd door rechtse en extreem-rechtse regeringen wordt nagestreefd en die de sociale ongelijkheid, de milieuvernietiging en de internationale spanningen waarschijnlijk nog zou doen toenemen. De verschillende Green Deal of Green New Deal benaderingen die aan kracht hebben gewonnen met de recente opkomst van een nieuwe klimaatbeweging vormen een alternatief. Zij gaan vaak uit van het idee van een ecologische modernisering, die de milieu-tegenstellingen van het kapitalisme in sommige delen van de wereld zou kunnen verwerken, zonder ze echter te overwinnen. Een derde scenario, dat opkomt in verschillende progressieve strijdpunten in de wereld, bestaat uit het omvormen van de economie in de richting van een feministisch en democratisch eco-socialisme. Het zou de zorgarbeid versterken en gelijk verdelen, de sociale en fysieke infrastructuren decommodificeren en verbeteren en ze onder democratische controle plaatsen. Als zodanig zou het de kern vormen van een proces dat het kapitalisme en het IMoL op de lange termijn overstijgt.

Een dergelijke periodisering stelt ons in staat het historisch materiaal te ordenen en in perspectief te plaatsen. Maar tegelijkertijd houdt dit natuurlijk ook het risico in van oversystematisering, waarbij keerpunten worden overdreven en continuïteiten over het hoofd worden gezien. Elke poging tot periodisering van een verschijnsel veronderstelt noodzakelijkerwijs dat de ontwikkeling van het verschijnsel zowel continuïteiten als discontinuïteiten bevat. Als er in de loop van de tijd niets zou veranderen, zou een periodisering geen zin hebben. Omgekeerd, indien alles steeds zou veranderen, louter toevallig, zou geen enkele periodisering mogelijk zijn. Periodisering veronderstelt de gelijktijdigheid van relatieve continuïteit en relatieve discontinuïteit. Relatieve continuïteit houdt niet in dat er een voortdurende herhaling van gebeurtenissen is, maar veeleer dat, zelfs wanneer zich grote veranderingen voordoen, een duidelijke structurele samenhang zichtbaar blijft. Omgekeerd betekent relatieve discontinuïteit niet dat er willekeurige veranderingen optreden, maar dat er een verstoring optreedt van de bestaande verhoudingen volgens een soort identificeerbare logica van gebeurtenissen.[2]

Uiteraard kunnen verschillende periodiseringen naast elkaar worden toegepast. Fluctuaties in economische groei, demografie, technologie, consumptiegedrag, vakbondsstructuren, ecologische grenzen, of culturele waardesystemen kunnen allemaal verschillende tijdsbestekken hebben.[3] Veranderingen binnen het kapitalisme doen zich bovendien niet overal tegelijkertijd voor: soms veralgemeniseren ze zich in de loop van de tijd, en veranderen daarbij vaak van vorm; soms doen ze zich ongelijkmatig voor en in combinatie met andere veranderingen. Dat is een van de redenen waarom het bijna onmogelijk is om het begin en het einde van perioden op een exacte manier aan te geven. Periodiseringen “passen zelden netjes en precies; historische gebeurtenissen verzetten zich tegen periodisering in waterdichte compartimenten.”[4] Het lijkt verstandig om de mogelijkheid van overgangsperioden toe te staan, waarin het oude en het nieuwe naast elkaar bestaan.

We moeten ook oppassen voor methodologisch nationalisme: we moeten niet uitgaan van de ontwikkelingsstadia in afzonderlijke regio’s en staten, maar ons richten op de verbindingen tussen regio’s en staten.[5] Dan wordt het ook mogelijk om culturele, economische en politieke overdrachten tussen verschillende delen van de wereld te begrijpen, die vaak resulteren in gecombineerde en ongelijke ontwikkelingen, waarbij “vernieuwingen” op de ene plaats gepaard gaan met “regressies” op andere plaatsen. De transatlantische slavenhandel is hiervan een goed voorbeeld. Reeds in de zeventiende eeuw maakte deze zeer moderne en winstgevende plantages in het Caribisch gebied mogelijk, deels gebaseerd op een sterke stimulering van de consumptie van suiker en koffie in het Noorden, maar bevorderde tegelijkertijd de verarming in delen van Afrika. Er zijn echter ook momenten die meerdere delen van de wereld vrijwel gelijktijdig hebben getroffen, zij het met een verschillende mate van impact in afzonderlijke regio’s. Wereldwijde economische crises (1857-9, 1873-9, 1929-33, 1966-7, 2007-8) zijn zulke momenten geweest.

Overgangen en transformaties

De Imperial Mode of Living laat zien hoe overheersing, macht en geweld worden genormaliseerd in neokoloniale Noord-Zuid verhoudingen, in klasse- en genderverhoudingen, en door raciale verhoudingen in de praktijken van consumptie en productie, zodat ze niet meer als zodanig worden waargenomen. We kunnen de Imperial Mode of Living alleen overwinnen als we de dynamiek van haar geschiedenis begrijpen: waarom en hoe zij is ontstaan, hoe zij in de loop der tijd is getransformeerd, welke historische alternatieven er bestonden en hoe deze werden gemarginaliseerd of geabsorbeerd. In het licht van het bovenstaande stellen wij voor deze vraag te bespreken tijdens een tweedaagse workshop met een dubbele focus: de reconstructie van de dynamiek van afzonderlijke fasen van haar ontwikkeling en het mechanisme dat ten grondslag ligt aan de overgang van de ene fase naar de volgende.

Zie voor de inhoud van de verschillende workshops de website.

(Noten, niet vertaal)


(*1) Quoted in: Alexandre Bennigsen and Chantal Lemercie-Quelquejay, Islam and the Soviet Union (London: Pall Mall Press, 1967), p. 114. Sultan-Galiev was expelled from the Bolshevik party in 1923. See also: https://en.wikipedia.org/wiki/Mirsaid_Sultan-Galiev

(*2) Bob Jessop, “What follows Fordism? On the Periodisation of Capitalism and its Regulation,” in: Robert Albritton (ed.), Phases of Capitalist Development. Booms, Crises and Globalizations (Basingstoke: Palgrave Macmillan, 2002), pp. 282–299.

(*3) See, for example, Georges Duby, “L’histoire des systèmes de valeurs,” History and Theory, 2 (1972), pp. 15–25; Peter J. Hugill, World Trade since 1431. Geography, Technology, and Capitalism (Baltimore: Johns Hopkins University Press, 1993); Peter N. Stearns, “Stages of Consumerism. Recent Work on the Issues of Periodization,” Journal of Modern History, 69, 1 (March 1997), pp. 102–117; Marcel van der Linden, Workers of the World. Essays toward a Global Labor History (Leiden: Brill, 2008), ch. 12; Edward B. Barbier, Scarcity and Frontiers: How Economies Have Developed Through Natural Resource Exploitation (Cambridge: Cambridge Univ. Press, 2011). A theoretical exploration in: Helge Jordheim, “Against Periodization: Koselleck’s Theory of Multiple Temporalities,” History and Theory, 51, 2 (May 2012), pp. 151–171.

(*4) Meribeth E. Cameron, “The Periodization of Chinese History,” Pacific Historical Review, 15, 2 (June 1946), pp. 171–177, at 177.

(*5) Andrea Komlosy, “Work and Labour Relations,” in: Kocka and van der Linden, Capitalism, pp. 33-69.

Registration

Please indicate web only or WEB if you wish to receive the webinar link but not attend in person.