Ga naar de inhoud

WTO na Bali: een akkoord in het voordeel van de multinationals en van de rijksten!

Alle commentatoren begroetten het “Bali-akkoord” als een historisch akkoord die het WTO en het multilateralisme zou gered hebben, en tezelfdertijd de wereldhandel vergemakkelijkt ten gunste van de wereldbevolking. Van dichterbij bekeken zal het pakket van Bali vooral de multinationals ten goede komen terwijl de arme landen het zullen moeten stellen met enkele beloften.

10 min leestijd

(Bron: Attac-Vlaanderen, foto popularresistance.org)

Nog even in herinnering De Wereldhandelsorganisatie werd opgericht in 1995 en komt voort uit de General Agreement on Tariffs and Trade (GATT, Algemene Overeenkomst over Tarieven en Handel) die in 1947 in Genève werd ondertekend door 23 landen. Het hoofdkantoor van de Wereldhandelsorganisatie bevindt zich nog steeds in Genève. De taken van de WTO zijn bevordering van internationale handel, beslechting van handelsconflicten en opheffing van handelsbarrières. De basisfilosofie van de organisatie is dat internationale handel de beste en snelste manier is om de wereld welvarender te maken en dat daarom elk obstakel voor internationale vrijhandel uit de weg moet worden geruimd. Dus onder ons gezegd e niet gezwegen: de WTO is een institutionale machine om de neoliberale wereldorde te veralgemenen en de sociaal-economische orde van alle landen dienstbaar te maken aan de dominantie van de transnationale corporaties. Ontcijfering.

De 9de ministeriële vergadering van het WTO in Bali (Indonesië) zou geen onderhandelingsvergadering worden. De nieuwe directeur-generaal van het WTO, wenste er met een uitgewerkt akkoord uit te komen, dat de ministers enkel hoefden te ondertekenen. Vermits er geen enkel akkoord bereikt werd in de laatste onderhandelingssessie in Geneve, werden de onderhandelingen in Bali verder gezet na een mediastunt van Azevedo met zijn verklaring dat de “toekomst van het WTO” dat in Bali op spel stond.
Het ging over een tiental teksten over drie hoofdthema’s: “het vergemakkelijken van de handelsuitwisselingen”, “de landbouw” en “de ontwikkeling”. Deze drie thema’s hadden slechts betrekking op een klein deeltje van de agenda van de “ontwikkelingscyclus”, 12 jaar geleden in Doha geïnitialiseerd en daarna 12 jaar geblokkeerd gebleven. Hebben de 160 landen van het WTO (na de toetreding van Yemen) na hun aanvaarding van het ‘pakket’ van Bali ( het eerste akkoord trouwens sinds het ontstaan van de WTO in 1995) een nieuwe expansie ingezet van de vrijhandel en van investeringen in het kader van het WTO?
De belangrijke mobilisering van de burgermaatschappij, ondermeer in Cancun in 2003, en de onenigheid tussen de leden ondermeer over de landbouw, hadden dit immers beperkt.

De psychodrama’s zoals gewoonlijk!

Elke internationale conferentie heeft zo zijn verzameling aan psychodrama’s en diplomatieke rellen die met zorg ten top worden gevoerd. In Bali struikelden de onderhandelingen vooral over twee punten. Het eerste had betrekking met de landbouwpolitiek. De geïndustrialiseerde landen, de VS op kop, hebben zich lange tijd verzet tegen een voorstel van de G33, een groep van 46 ‘ontwikkelingslanden’. Hun objectief was duidelijk hun boeren ondersteunen, de risico’s van hongersnood beperken en de millenniumdoelstelling bereiken op vlak van alimentatie. Om hun voedselveiligheid te garanderen, eisten deze landen, met India op kop, de mogelijkheid om een politiek van aankoop van stocks aan administratieve prijzen uit te bouwen. Dit zijn landbouwsubsidiëringen en compensatiemaatregelen die heel sterk beperkt worden door het WTO en streng gesanctioneerd wanneer bepaalde drempels worden overschreden. Deze drempels werden ten voordele van de “ontwikkelde landen” bepaald. Het voorstel van de G33 beoogde een engagement van deze laatste landen te verkrijgen om de “landen in ontwikkeling” en hun politiek van “voedselveiligheid” niet te vervolgen en dit zolang er geen permanente oplossing gevonden was.
Vermits de Verenigde Staten grote toegevingen weigerden, kregen ze het uiteindelijk gedaan dat India vrede nam met een overgangsoplossing “vredesclausule” genoemd[1], omgeven door veel voorwaarden. Al blijft de referentie naar een definitieve oplossing aanwezig, wat India lijkt te bevredigen, toch wordt er nergens gepreciseerd welke vorm zo een oplossing kan aannemen en of ze een gedeeltelijke of volledige herziening moet inhouden van de hoofdstukken van het GATT over de landbouw. Er wordt enkel gesteld dat zo een oplossing binnen de vier jaar aangenomen moet worden, bij de 11de ministerconferentie. Bovendien is de ‘vredesclausule’ alleen van toepassing op de basisculturen van het voedselregiem van een land. De toepassing ervan wordt beperkt tot het op dit ogenblik bestaande voedselveiligheidsbeleid en ze is niet van toepassing op een eventuele nieuwe landbouwpolitiek in India of een ander land. Deze zullen vervolgd kunnen worden voor het ‘Orgaan ter regulering van de geschillen’. Bovendien heeft de ‘vredesclausule’ enkel betrekking op de aanleg van stocks aan administratieve prijzen en niet voor de landbouwsubsidies of voor de compensatiemaatregelen.

Een ‘vredesclausule’ aan weggeefprijs!
Per slot van rekening, wanneer men er de beperkingen en de complexe procedurevoorwaarden aan toevoegt, zal deze “vredesclausule” praktisch alleen en uitsluitend betrekking hebben op de reeds bestaande regelingen in India. Bovendien legt ze een hypotheek op de mogelijkheid van veralgemening van het voedselveiligheidsbeleid, meer nog op de voedselsoevereiniteit, in de jaren die komen. Wat sommige onderhandelaars van de G33 heeft doen zeggen dat India enkel het eigen landbouwbelang verdedigde, zonder rekening te houden met de noden en de belangen van de andere leden van de groep. Via Campesina stelt van zijn kant dat zo een ‘vredesclausule’ een absurditeit is, geen enkel land zou het recht moeten afbedelen bij het WTO om het recht op voedsel te garanderen, en dat daarom het landbouwbeleid buiten de WTO akkoorden moet vallen.

Kon de blokkade van Cuba de onderhandelingen doen ontsporen?

Het tweede psychodrama werd de laatste dag van de onderhandelingen opgevoerd, vrijdag 6 december. Terwijl de verschillende teksten heel wat stukken tussen haakjes hadden (= nog niet gevalideerd), heeft Roberto Azevedo, de directeur-generaal van het WTO, een definitieve tekst voorgesteld, op basis van de bilaterale vergaderingen van de laatste 48 uur.
Onder de geschrapte paragrafen bevonden zich die van Cuba die voorstelden om het meer dan vijftig jaar durende commercieel embargo van Cuba door de VS in vraag te stellen.
De eenzijdige, brutale en respectloze schrapping van deze paragrafen heeft de woede van Cuba aangewakkerd en die van de landen van de Alba (Bolivariaanse Alliantie van de volkeren van ons Amerika) vertegenwoordigd in Bali.
Ze stelden deze onevenwichtige tekst aan de kaak als eenzijdig in het voordeel van de rijkste landen en hun multinationals en eisten een wezenlijke verandering van de tekst. Uiteindelijk kreeg Cuba het gedaan dat er verwezen werd naar artikel 5 van de GATT met zijn niet-discriminatieprincipe dat ze hopen te gebruiken tegen het behoud van het embargo. Toch werd deze verwijzing enkel opgenomen als toegevoegd aan de ministeriele verklaring maar niet geïntegreerd in de akkoorden die in Bali werden goedgekeurd. Dus veel meer retorisch dan normatief.

Het landbouwgedeelte van de onderhandelingen had ook een luik over de uitvoer.
Als men de ministeriële conferentie van Hong-Kong van 2005 mocht geloven, dan zouden alle subsidies voor uitvoer afgeschaft moeten zijn in 2013. Dit is helemaal niet het geval, ondermeer ten voordele van het Amerikaans model. In Bali werd er zelf aan herinnerd dat “de concurrentie bij de uitvoer een prioriteit blijft voor het werkprogramma post-Bali”.
Andere belofte van Hong-Kong, de volledige herziening van het luik ‘katoen’, dat al heel lang geëist wordt door de Afrikaanse landen, is geen stap verder geraakt. Er werd alleen maar aangekondigd dat er “discussies aan zouden gewijd worden” in het kader van het post-Bali werkprogramma.

“De ontwikkelingscyclus” een loze belofte

Al is er in het pakket van Bali een deel ten voordele van de “ minst ontwikkelde landen” (Least Developed Countries – LDC), dit bevat niets wezenlijks of betekenisvol. Het in werking stellen van een bijzondere en gedifferentieerde behandeling en van een controlemechanisme, blijven oude, nooit-gehouden beloften, die vandaag het statuut van een verklaring hebben. Ze in werking stellen zal de zaken niet doen veranderen. Het is trouwens choquerend dat enkele maatregeltjes voor de armsten van de planeet als pasmunt gebruikt zijn in deze onderhandelingen. Hoewel de cyclus van Doha aangekondigd was als de cyclus van “de ontwikkeling”, die verondersteld werd een beter en rechtvaardiger leven aan te reiken aan de meerderheid van de bevolkingen van de planeet, toont het resultaat van Bali hoe ongefundeerd deze bewering was.

De multinationals verwend

Enkel in het luik “handelsfaciliteiten” van deze onderhandelingen vindt men dwingende engagementen. Hoewel de handelsuitwisselingen maar maar met 0,02% in volume stegen in 2012 in vergelijking met 2011, teken van een duidelijke vertraging van de wereldhandel na twee jaren van sterke stijging, werd dit rapport toch geschreven vanuit het perspectief van een expansie van de handelsbetrekkingen op wereldvlak.
Schematisch, alle lidstaten, ook de armsten, engageren zich om de douaneprocedures te vereenvoudigen en om hun reglementair en logistiek apparaat op elkaar af te stemmen om zo de kosten van de commerciële transacties te verminderen. De landen van het Noorden en de privélobby’s stelden dat dit een vermindering van 10% zou kunnen zijn.
De laatste aangekondigde cijfers, van de orde van 1000 miljard dollar besparingen en de creatie van 21 miljoen jobs op wereldvlak, lijken totaal uit de lucht gegrepen. Bovendien zouden de maatregelen “om de uitwisseling te vergemakkelijken”, met hun eisen van liberalisering, en van toegangsfaciliteiten tot de markten, extreem kostelijk zijn voor de “ontwikkelingslanden” en voordeel geven aan de multinationals, zonder dat de geïndustrialiseerde landen technische en financiële ondersteuning zouden geven om deze maatregelen in werking te stellen.

Het rapport van het WTO over de handel in 2013, duidt aan dat 1% van de import/export bedrijven meer dan 80% van de Amerikaanse export in handen zal hebben, dat 85% van de Europese uitvoer in handen van de 10% grote exporteurs zal zijn, en dat de 5 belangrijkste import/export firma’s van de ontwikkelingslanden over 81% van hun export zal beschikken. Het vereenvoudigingsakkoord voor de commerciële uitwisselingen zal dus vooral profijtig zijn voor de multinationals en de privésector, terwijl het operationeel maken ervan enorm zal wegen op het budget van de armste landen.

Is dit het begin van de afronding van de cyclus van Doha?

Begroet als een enorm succes door de meerderheid van de deelnemers en van de commentatoren, wordt het pakket van Bali aangekondigd als de redding en de herlegitimering van he WTO en van het commercieel multilateralisme, die het mogelijk zal maken dat de “cyclus van Doha” afgerond wordt.

Laat dan de ministeriele verklaring voorzien in de opmaak binnen de 12 maanden van een “duidelijk omlijnd werkprogramma over de kwesties die open gelaten waren in de “cyclus van Doha”. Toch moet men opmerken dat het pakket van Bali, op en al 10% bestrijkt van het werkprogramma opgesteld in Bali. De meerderheid van de belangrijke onderwerpen (de diensten, enz) blijft onafgewerkt. Bovendien, als dit het eerste akkoord is dat het WTO kan sluiten sinds 1995, blijft de instelling grotendeels gedeligitimeerd en onderhevig aan kortsluitingen door de vermenigvuldiging van de bilaterale vrijhandel – en investeringsverdragen. Dezelfden die zich verheugen over het akkoord van het WTO en de herlancering van het commercieel multilateralisme, zijn ondertussen verwikkeld in bilaterale akkoorden met zeer ruime ambities.

Bovendien: is het werkelijke debat wel een kwestie van multilateralisme of bilateralisme?

Gaat het over het verder zetten van de expansie van het vrijhandelsbeleid en van investeringen die destructief zijn voor de locale economie en voor de locale voedselproductie?
Of gaat het over het opzetten van een fair en democratisch handelsbeleid, gecentreerd op de rechten van de mens en van de natuur?

Het akkoord van Bali toejuichen komt er op neer dat men tevreden is met een akkoord over de “vergemakkelijking van de handelsrelaties” dat de landen onder druk zet ten voordele van de multinationals en van enkele niet-gerespecteerde beloften ten gunste van de arme landen. De onderhandelingen zijn er niet in geslaagd een permanente bescherming van het recht op voedsel voor de bevolking te bewerkstelligen.

Het risico bestaat dat honderden miljoenen mensen blootgesteld worden aan honger en hongersnood. Dit enkel en alleen maar omwille van het dogma van de expansie van de handelsbetrekkingen. Het zou tijd zijn om deze poppenkast te beëindigen en de schade te erkennen die door zo een politiek toegebracht is over vele jaren en er ook alle lessen uit te trekken.

Maxime Combes, lid van Attac Frankrijk en van Aitec, geëngageerd in het project Echo des Aternatives (www.alter-echos.org) Met dank voor de vertaling aan Jules Debroux.