Ga naar de inhoud

Recensie The Politics of Empire: Globalisation in Crisis

Een bespreking van het boek The Politics of Empire: Globalisation in Crisis, samengesteld door Boris Kagarlitsky en Alan Freeman.

8 min leestijd
Placeholder image

Dit boek is oktober 2004 verschenen in Londen, het is een uitgave van Pluto Press Londen in samenwerking met het Transnational Institute (TNI).
Het boek is het resultaat van twee jaar collectief werken en discussiëren van toonaangevende schrijvers en activisten uit alle continenten. De negen schrijvers die een bijdrage hebben geleverd zijn actief in andersglobalistische bewegingen.
We zullen nu per hoofdstuk wat belangrijke themas bekijken.

De inleiding is van Boris Kagarlitsky en Alan Freeman. De schrijvers geven aan wat het doel is van het boek: analyseren van wat er in de wereld gebeurt en begrijpen waarom en in hoeverre globalisatie is mislukt en wat dit betekent voor hen die een betere wereld willen.
De vrije markt veroorzaakt volgens Kagarlitsky een toenemende ongelijkheid op de wereld en een polarisatie tussen sociale klassen, landen en regios. De auteurs houden een pleidooi voor een synthese van de andersglobalistische theorieën en de klassieke anti-imperialistische theorieën. De geschiedenis herhaalt zich, maar wel met nieuwe elementen. Kapitalisme kan niet zonder imperialisme.

Hoofdstuk 2 (The Inequality of Nations) is van Alan Freeman. Aan de hand van tabellen komt hij tot de conclusie dat globalisatie de economische groei niet heeft vergroot, maar integendeel heeft verzwakt en in de negentiger jaren was de groei wereldwijd zelfs negatief. Globalisatie creëert twee soorten prijzen: kapitaalskosten die wereldwijd zijn en kosten van arbeid die lokaal zijn. Verdere ongelijkheid tussen landen wordt veroorzaakt door hoge prijzen voor investeringsgoederen (technologisch monopolie) uit de rijkere landen en lage prijzen voor locale arbeidsintensieve producten uit de ontwikkelingslanden. Via tabellen wordt duidelijk dat door globalisatie de toename van de productiviteit in de ontwikkelingslanden systematisch toevalt aan de rijkere landen; d.w.z. alle winst boven het absolute bestaansminimum gaat naar de rijkere landen.

Hoofdstuk 3 (The Globalist Project and the New Economics of George Bush) is van Walden Bello en Marylou Malig. De auteurs stellen dat de globalisering zoals de WTO die voor ogen had, in een crisis verkeert. Feiten die daarop wijzen zijn:
– De financiële crisis in Azië van 1997.
– Het mislukken van de WTO conferentie in Seattle in 1999.
– Het instorten van de aandelenmarkt aan het einde van de Clinton boom, met als hoofdoorzaak een klassieke overproductie door overcapaciteit.
In de VS is de heersende elite in twee kampen verdeeld. De globalistische fractie die nadruk legt op de belangen van de kapitalistische klasse over de hele wereld door expansie van de wereldeconomie. En de nationalistische fractie die de directe belangen van de Amerikaanse multinationals en speciaal het militair-industriële complex op het oog heeft. Het is duidelijk dat Bush sterke bindingen heeft met de laatste fractie. Dat blijkt o.a. uit:
– Agressieve protectionistische opstelling van de VS onder Bush.
– Olie in Irak onder controle proberen te brengen.
– Manipulatie van de dollar, om zo de kosten van de economische crisis naar andere landen te kunnen exporteren.

Hoofdstuk 4 (Imperialist Globalisation and the Political Economy of South Asia) is geschreven door Jayati Ghosh. Hij merkt op dat imperialisme kenmerkend is voor de economische verhoudingen in de wereld. Onder imperialisme wordt hier verstaan de strijd van het grote kapitaal om economische gebieden te controleren. Dit huidige imperialisme verschilt in belangrijke opzichten met wat Lenin bijna een eeuw geleden als monopolie kapitalisme omschreef. Centraal blijft de controle die het kapitaal wil uit oefenen over natuurlijke hulpbronnen (energie, olie), markten en arbeid. Kenmerkend is de ontwikkeling van nieuwe markten, dit gebeurt op twee manieren. De eerste is het openen van bestaande markten in ontwikkelingslanden en voormalige socialistische landen. Het openen van die markten gaat gepaard met relatieve de-industrialisatie van de nieuwe geliberaliseerde landen en verschaft de dominante kapitalistische landen nieuwe markten voor goederen en diensten. De tweede manier bestaat uit het privatiseren van publieke diensten en handel in intellectuele eigendom (kennis).
India wordt dikwijls als een success story aangemerkt voor wat betreft zijn economische groeicijfers sinds het begin van de negentiger jaren. Volgens Ghosh wordt dat beeld veroorzaakt door de lage cijfers van de andere ontwikkelingslanden. Wel verslechterde de inkomensverdeling in India, een minderheid verbeterde haar positie.

Hoofdstuk 5 (Globalisation and the New World Order: The New Dynamics of Imperialism and War) is door Sungur Savran geschreven. De auteur is het niet eens met de stelling dat de natiestaat geleidelijk aan het verdwijnen is. De essentie van de natiestaat blijft overeind: nationaal geldsysteem, een publiek financieringssysteem, specifieke regelingen m.b.t. arbeidsverhoudingen, en een economische structuur. De overgrote meerderheid van de grote internationale ondernemingen blijft in feite bestuurd door kapitalisten uit één land of zoals in Europa uit meerdere landen binnen een nieuwe Europese staat. Savran introduceert het concept New World Order (NWO), die nieuwe orde is een poging het internationale machtsevenwicht aan te passen om zo het vacuüm te vullen dat ontstaan is na de ontbinding van de Sovjet Unie.

Hoofdstuk 6 (The Crisis of Global Capitalism: How it Looks from Latin America) van Bill Robinson. Volgens de schrijver kon de crisis die in zeventiger jaren begon, niet opgelost worden binnen de Keynesiaanse structuren. De oplossing van het kapitaal was going global.
Het gevolg was een wereldwijde neoliberale herstructurering. Strenge bezuinigingen, dereguleringen en privatiseringen zijn de bekende gevolgen. Er volgde inkomenverschuivingen van werkende en armere mensen naar kapitaal en de middenklasse. Robinson meent dat de natiestaat nog wel lang zal bestaan, maar de natiestaat is niet langer het organisatie principe van het kapitaal. Er is een transnationaal staatsapparaatontstaan, een supranationaal netwerk van politieke en economische instellingen.
Aan de hand van tabellen wordt door de schrijver duidelijk gemaakt dat in Latijns America de inkomensongelijkheid sterk is toegenomen.
Globalisatie ondermijnt het vermogen van de natiestaat om inkomens te herverdelen en op die manier veroorzaakt globalisering toenemende polarisatie.

Hoofdstuk 7 (Facing Global Apartheid) van Patrick Bond. Volgens de auteur zou De VS de competitie met andere landen niet kunnen winnen zonder schending van de liberale beginselen die het zijn concurrenten oplegt. De bewapeningsindustrie bijvoorbeeld, profiteert van omvangrijke staatssteun en werkt grotendeels buiten de vrije markt. Bond acht het mogelijk dat de sociale bewegingen het eens zullen worden over de volgende doelen: Wereldwijde Keynesiaanse oplossingen, echte rijkdom en inkomensoverdracht naar armere mensen en ecologisch verantwoorde industrialisatie.

Hoofdstuk 8 (Unity, Diversity and International Co-operation: The US War Drive and the Anti-war Movement) van Kate Hudson. Ze merkt op dat de VS vanaf 1945 tot 1974 de niet socialistische wereld subsidieerde, de US had daardoor echte hegemonie, namelijk instemming van de bevolkingen van de landen die onder haar suprematie vielen. Sinds de economische crisis van 1974 subsidieert de US zich op kosten van de rest van de wereld, wat veel spanningen veroorzaakt. De suprematie van de US moet dus door geweld worden gerealiseerd om de economische middelen te verkrijgen. Beheersing van het Midden Oosten is daarbij heel belangrijk vanwege het belang van olie voor de US economie. Terwijl de US dus op de top van zijn macht lijkt, zeker militair gezien, verliest het zijn hegemonie, vanwege het ontbreken van de instemming van de bevolkingen van landen die traditioneel bondgenoot van de US waren.

Hoofdstuk 9 (From Global Crisis to Neo-imperialism: The Case for a Radical Alternative) van Boris Kagarlitsky. Volgens Boris is Neo-imperialisme niet alleen maar een strategie van de in de US aan de macht gekomen extreem conservatieven. Het wereldwijde (vrije markt) kapitalistische systeem probeert zich zo aan te passen aan de situatie die door de crisis is ontstaan. Een gevolg van de Europese markt is polarisatie. De markt is een machtig mechanisme van inkomensherverdeling, het bevoordeelt de rijken. De invoering van de Euro was voor de heersende klasse op het Europese vasteland een machtig wapen tegen de georganiseerde arbeid. Het was nodig om de sociale aanspraken van de werkende klasse in te dammen en de welvaartsstaat af te breken. (we kunnen het ons niet langer veroorloven). De Britse heersende klasse had de Euro voor dat doel niet nodig, de Britse welvaartsstaat was al verzwakt na Thatcher en New Labour.
In de laatste paragraaf van het boek onderzoekt Boris de overgang naar een beter systeem.
Hij stelt dat er in links nu twee stromingen zijn. De eerste wil het kapitalisme overwinnen en de tweede het kapitalisme hervormen. De radicalen en de hervormers moeten samen optrekken of ze dat leuk vinden of niet. De volgende zaken spelen daarbij een rol:
– de publieke sector laten herleven en radicaal transformeren.
– geen publieke gelden meer investeren in private ondernemingen.
– socialiseren van de energiesector, zeker met het oog op de opwarming van de aarde.
– mobiliteit van kapitaal begrenzen.
Рstedelijke en co̦peratieve ondernemingen scheppen de infrastructuur voor nieuwe economische participatie.
– participatie, democratie, soevereiniteit en deglobalisering staan hierbij centraal.
Om dit te bereiken moet volgens Boris de macht van het kapitaal worden overwonnen.

Enkele opmerkingen:
Het boek geeft een goed inzicht in de meningen van enkele vooraanstaande activisten over zeer actuele onderwerpen zoals globalisering, wereldmachten, de rol van de natiestaat, multinationals, de Euro, en de economisch politieke situatie in Azië, Afrika, Latijns America, de US, Rusland en China.
Het boek is vlot geschreven en goed leesbaar, alleen hoofdstuk 2 is af en toe wat lastig te volgen als het gaat om de interpretatie van cijfers en tabellen.
Kortom, zeker lezen dit boek.

Zie voor nadere details over het boek op de website van TNI

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Tijn van Beurden.)