Ga naar de inhoud

Rebelse steden in Spanje

En als een sociaal Europa nu eens in de steden zou ontstaan? Als de burgemeesters nu eens een nieuw gemeenschapsproject zouden ontwikkelen dat nu door bankiers en middelmatige economisten wordt ondermijnd? Dat is de hoop die in het hedendaagse Spanje opleeft en de rest van Europa zou kunnen inspireren.

13 min leestijd

(Door Johny Lenaerts, eerder verschenen op DeWereldMorgen)

Municipalisme

In een beknopt maar leerrijk boek maakt Ludovic Lamant, journalist van de onafhankelijke nieuwssite ‘Mediapart’, de balans op van de revolte die Spanje sedert de ‘pleinbezettingen’ van 2011 gekend heeft. (*)

Ter herinnering: na afloop van een grote demonstratie tegen de soberheidspolitiek en de ontaarding van het politieke leven in Spanje, op 15 mei 2011 in Madrid, besloten honderden activisten het plein Puerta del Sol te bezetten om er de hele nacht te discussiëren. Dat was het begin van een burgerbeweging van pleinbezettingen – de ‘Indignados’ of de 15-M – die over heel Spanje navolging kreeg.

De twee slogans die in Madrid het meest gescandeerd werden – ‘Democracia real YA!’ (Echte democratie nu!) en ‘No nos representan’ (Zij vertegenwoordigen ons niet) – drukten de afwijzing van de representatieve democratie uit en een verlangen naar directe democratie, om de lacunes van een verzwakte staat te vullen. Lange tijd was in Spanje de corruptie aangeklaagd vanuit een totale afkeer: ‘Het zijn allemaal dieven! Dat ze oprotten!’ Maar door de 15-M werd deze wanhopige uitroep overstegen door het ontwikkelen van nieuwe praktijken van democratische controle. De vraag was niet langer: wie zijn de dieven? Maar wel: welke democratische controlemechanismen bestaan er? Deze perspectiefwisseling lag aan de basis van de burgerplatformen die momenteel in vele grote steden van Spanje aan de macht zijn.

Ludovic Lamant is zijn boek beginnen schrijven vanuit een ergernis, zo zegt hij. Het publieke debat blijft dikwijls beperkt tot het ontstaan van een partij, Podemos, en tot zijn leider, hoogleraar politieke wetenschappen en briljant strateeg, Pablo Iglesias. Maar de 15-M was volgens de auteur veel meer dan een electorale springplank. Het was een knooppunt van dikwijls tegenstrijdige maar geniale intuïties en hypotheses die de activisten tot op de dag van vandaag bezighouden. Sommige van hen hebben gekozen voor de ‘aanval op de instellingen’ om de overheid van binnenuit te hervormen. Anderen verkozen het de straten te blijven bezetten en er vormen van tegenmacht te ontwikkelen. Er waren er die kozen voor actie op nationale schaal. Anderen kozen dan weer voor een lokale verankering en concentreerden zich op de buurten. Er waren er die zeer bedreven waren in het bespelen van de media, terwijl anderen voor de anonimiteit van het internet kozen. Vijf jaar later blijven ze allen de erfenis van de 15-M voortzetten.

Sedert de auteur sinds 2011 herhaaldelijk Spanje bezocht heeft, is hij tot de overtuiging gekomen dat de municipalistische hypothese, zoals die zich sedert 2014 ontwikkeld heeft, een van de sterkste is. En lessen inhoudt voor de linkerzijde van de rest van Europa. Het is op het niveau van de gemeentes dat jonge burgers, ontgoocheld in de traditionele politiek, terug de smaak van politieke discussies te pakken krijgen en dat het ‘wantrouwen’ tegenover de democratie lijkt weg te smelten. Het is ook op dat niveau, zo meent de auteur, dat de strijd tegen de gevestigde macht, van de banken tot de energieconcerns, overwinningen kan boeken. Indien we de originaliteit van het Spaanse laboratorium willen begrijpen, zo benadrukt Ludovic Lamant, dan dienen we dringend het veel te lineaire verhaal rond het opduiken van Podemos achter ons te laten en onze blik te richten op het nieuwe ‘municipalisme’, dat buiten Spanje veel te weinig bekend is.

Empowerment

Toen Podemos bij de Europese verkiezingen van 2014 een opmerkelijke verkiezingsoverwinning behaald had, verbaasde de partij vriend en vijand door aan te kondigen niet aan de gemeenteraadsverkiezingen van 2015 te zullen deelnemen. Pablo Iglesias, die openlijk ervan droomde de nieuwe premier te zullen worden, koos ervoor ‘het merk niet te bekladden’: hij was van oordeel dat de partij nog niet de nodige middelen bezat om kandidaten voor de ongeveer 8000 gemeenteraden voor te stellen. In vele steden en gemeenten waren evenwel activisten ervan ovetuigd dat men op lokaal niveau moest beginnen, wilde men de democratie nieuw leven inblazen.

Zo kwam het dat op 13 juni 2015 activisten – mannen en vrouwen – in tientallen gemeentebesturen over heel Spanje de eed afgelegd hebben. Ze hadden een verkiezingsoverwinning behaald dankzij burgerplatformen die inderhaast tot stand gekomen waren. 5 van de 17 regionale hoofdsteden van Spanje zijn in handen gevallen van erfgenamen van de 15-M. Te beginnen bij de twee grootste steden van het land, Barcelona en Madrid. Tientallen kleinere gemeenten, soms in landelijk gebied, zijn ook gekanteld. 20 % van de Spaanse bevolking – haast 9 miljoen inwoners – wordt momenteel bestuurd door een ‘gemeenteraad van de verandering’.

Boegbeelden van de verandering zijn twee vrouwen: Ada Colau en Manuela Carmina. In Barcelona werd Ada Colau tot burgemeester gekozen. Geboren in 1974, heeft deze Catalaanse straten bezet, met de politie gevochten, verlaten panden gekraakt en allerlei vormen van tegenmacht helpen ontwikkelen.

Madrid wordt geleid door Manuela Carmena, een gepensioneerde rechter, 71 jaar bij haar verkiezing, en alom gerespecteerd omwille van haar verzet tegen het Franco-regime. Aan hun zijde zijn vele nieuwe figuren opgedoken die contrasteren met het vermoeide en soms ook corrupte politiek personeel dat Spanje sedert de dood van Franco leidt. Allemaal weigeren ze zich op de traditionele links-rechts-as te situeren. Allemaal beloven ze de democratie nieuw leven in te blazen en komaf te maken met de politieke cultuur die sedert de jaren 1980 het politieke leven is blijven overheersen. In een Europa dat sedert de crisis van 2008 getekend wordt door de opkomst van uiterst-rechts is dit avontuur een belangrijke uitzondering.

‘De democratie begint in de buurt,’ is een veel gehoorde slogan. Willen we de maatschappij veranderen, zo stelt men, dan dienen we op lokaal niveau te beginnen en nieuwe vormen van bestuur te ontwikkelen waarin de burgers actief participeren op een manier die haaks staat op de meer verticale vormen van de nationale partijen.

Zo lag Ada Colau vanaf 2009 aan de basis van acties tegen huisuitzettingen van bewoners die hun hypotheeklening niet meer konden betalen, acties waarbij er hechte solidariteitsbanden op wijkniveau gecreëerd werden. Met dit soort acties slaagde men erin mensen te betrekken die de linkse partijen de rug toegekeerd hadden en door de traditionele politiek ontgoocheld waren. Bij de nieuwe burgerplatformen worden traditionele linkse vertogen opgeborgen om zich te concentreren op vitale concrete kwesties die grote levensproblemen beroeren: het stopzetten van huisuitzettingen, de strijd tegen de politieke corruptie en het einde van de privileges van de verkozenen, alsook de strijd tegen extreme kinderarmoede (dat zich vooral in de buitenwijken van de grote steden voordoet). Het gaat om een beweging van ‘empowerment’ die uitgebouwd wordt vanuit het inzicht: ‘We kunnen dat niet langer laten gebeuren.’

Burgerparticipatie

In Ciempozuelos, een gemeente met iets meer dan 23.000 inwoners op een half uur rijden van Madrid, vindt er ver van de radars van de nationale media een merkwaardig experiment plaats. Net als in Madrid en Barcelona heeft er in 2015 een burgerplatform de gemeenteraadsverkiezingen gewonnen. Dat heeft een systeem van strikte controle op de verkozenen uitgebouwd. De burgemeester, María Jesús Alonso, en haar gemeenteraadsleden dienen zich elke maand te verantwoorden voor een burgerassemblee, die open staat voor iedereen, en die over het algemeen door zo’n tachtigtal burgers bijgewoond wordt. De verkozenen leggen er uit welke beslissingen ze bij de volgende gemeenteraad willen nemen, en mocht dat een probleem oproepen, dan wordt dat daar openlijk bediscussieerd. Dat is geen detail. De verkozene staat niet langer op een voetstuk. Als de assemblee een beslissing neemt, dienen de verkozenen die uit te voeren.

De ervaring van Ciempozuelos is een geïsoleerd geval, schrijft Ludovic Lamant, maar zowat overal in Spanje wordt er met burgerparticipatie geëxperimenteerd. Het verst staat men in Madrid. In Madrid werd een website gelanceerd waarop elke burger een voorstel voor de toekomst van de hoofdstad kan plaatsen. Indien 50.000 inwoners (2% van de Madrilenen boven 16 jaar) een bepaald project aanvaarden – een muisklik volstaat daarvoor -, dan moet daarover een lokaal referendum georganiseerd worden. De gemeente organiseert ook ‘plenos abiestos’, open gemeenteraadszittingen, waarop de vijf meest gekozen kwesties of voorstellen van de internauten bediscussieerd worden.

Vanaf 2017 mogen de burgers rechtstreeks beslissen over 10% van het gemeentebudget (60 miljoen euro). Terwijl er drastisch besnoeid werd in de uitgaveposten van de verkozenen, werd er een netwerk van ‘vocales vecinos’ uitgewerkt: een netwerk van sleutelpersonen halfweg tussen de gemeenteraad en de buurt, die de beslissingen van de gemeente aan de bewoners verduidelijkt en terzelfder tijd mogelijke klachten en kritieken, maar ook voorstellen vanuit de wijken naar het institutioneel niveau overbrengt.

Op die manier opent men nieuwe kanalen van burgerparticipatie. Men is er zich van bewust dat dit maar kan slagen als er een cultuur van participatie ontwikkeld wordt, iets waar men in het verleden geen oog voor had.

Concreet

Ludovic Lamant minimaliseert niet de moeilijkheden waar de gemeentelijke machthebbers mee geconfronteerd worden. Als Ada Colau in Barcelona een moratorium op de bouw van hotels wil uitvaardigen, dan roepen de bouwpromotoren het spookbeeld van de werkloosheid op. Als men de waterdistributie en de vuilnisophaling opnieuw onder gemeentelijk beheer wil plaatsen, dan botst de gemeente met bestaande contracten en verhindert de wet op de budgetaire stabiliteit haar nieuwe gemeentewerkers aan te werven. Op die manier slepen de problemen zich voort.

Maar er zijn ook successen. In La Corogne werd er met de steun van de socialisten een gemeentelijk basisinkomen voor de armste gezinnen gegarandeerd. In Barcelona is de nieuwe gemeenteraad erin geslaagd de financiering rond te krijgen van de uitbreiding van de metrolijn naar een belangrijke volkswijk. Terzelfder tijd tracht men het autoverkeer met 1/5 te verminderen, en wil men op termijn haast 60% van de straten terug aan de voetgangers geven.

‘Er zit beweging in, maar misschien iets langzamer dan voorzien werd,’ constateert de auteur. De politieke moeilijkheden zijn van die aard dat Ada Colau in mei 2016 de socialisten voorgesteld heeft een coalitie te vormen; hetzelfde zou zich in Madrid kunnen voordoen. Hetgeen uiteraard de kritiek van de scherpslijpers opgeroepen heeft. Hoe ver kan men gaan met water in de wijn te gieten? Maar ook: welke zin hebben al die mooie theorieën als je er niet in slaagt de zaken concreet te veranderen?

Europa

In Spanje werd er een netwerk uitgebouwd van steden die toevlucht bieden aan vluchtelingen, tegen de bepalingen van het centrale gezag in. Het conflict met de nationale overheid wordt niet geschuwd.

De steden staan op het voorplan om het dagelijks leven van de inwoners te verbeteren. Maar ook over de landsgrenzen heen kunnen steden een rol spelen. Zo maken Madrid en Barcelona deel uit van een netwerk van honderden Europese steden in hun verzet tegen de bezuinigingspolitiek die hen door de nationale staten en de Europese Unie opgelegd worden. Ze willen meespreken in de commerciële onderhandelingen over de vrijmaking van de markt tussen de EU en de VS (TTIP) of tussen de EU en Canada (CETA). Toen het schandaal over de sjoemelsoftware van Volkswagen uitbrak, hebben Madrid, Barcelona en Valencia, samen met andere steden, onder meer met Parijs en Amsterdam, een petitie ondertekend waarin de beslissing van de Europese Commissie bekritizeerd werd om, ondanks het schandaal, bepaalde vervuilende emissiedrempels te versoepelen.

De ervaring van het Spaanse municipalisme toont volgens Ludovic Lamant aan dat het mogelijk is op een andere manier Europa te benaderen en een andere politiek over de vrije markt en het onthaal van vluchtelingen te ontwikkelen. De gemeente wordt getransformeerd tot een spreekbuis van de sociale bewegingen over onderwerpen die nauw aan het hart liggen van de activisten van de 15-M.

In de straten, in de buurten

‘De stad is altijd een vruchtbaar terrein voor antikapitalistische strijd geweest,’ herinnert ons de Amerikaanse marxist David Harvey (‘Rebel Cities’, 2012). ‘Maar het is een geschiedenis die eveneens doorkruist wordt door politieke en tactische complicaties die ertoe geleid hebben dat het potentieel en de kracht van urbane bewegingen onderschat en misbegrepen worden door vele linksen die van mening zijn dat ze weinig met klassenstrijd te maken hebben en bijgevolg geen revolutionair potentieel bezitten.’

Met de opkomst van het financierskapitalisme in de jaren 1980 zijn de ‘roofzuchtige praktijken’ waar de stad het slachtoffer van is, veel intenser geworden. Denken we maar aan de golf van onteigeningen van woningen dat volgde op het uitbreken van de crisis van de subprimes in de VS en later bij de ineenstorting van de immobiliënbubbel in Spanje. We zouden volgens Harvey moeten werken aan ‘de democratisering van het recht op de stad en aan de uitbouw van een brede sociale beweging opdat de onteigenden opnieuw de controle zouden verwerven van een stad waar ze al zo lang van uitgesloten zijn’. Een internationale beweging waarin men zowel bouwvakarbeiders en elektriciens als kunstenaars en bankbedienden zal aantreffen, kortom, iedereen die in de geest van Harvey de ‘meerwaarde’ van de steden produceert, zoals eertijds de arbeiders in de fabriek.

Het nieuwe Spaanse municipalisme ligt aldus ingebed in deze dynamiek van de eis naar een ‘recht op de stad’ door degenen die er wonen. Het is volgens Ludovic Lamant via een geduldig werk op het terrein dat de Spaanse burgerplatformen erin geslaagd zijn burgers aan te trekken waarvan men dacht dat ze tot dan gedegouteerd waren van de traditionele politiek. Als er voor de Europese linkerzijde een les te trekken valt uit de overwinning van Ada Colau, dan is dat volgens Ludovic Lamant de volgende: de indrukwekkende mobilisering van de volkse wijken van Barcelona, dankzij ongekende sociale bewegingen.

Na de ontgoochelende verkiezingsuitslag van Podemos in juni 2016 riep Ada Colau op ‘niet de oude voorhoedepartijen te reproduceren’: ‘Laten we aantonen dat we in staat zijn een constructieve oppositiekracht op te bouwen dààr waar deze het meest nodig is, in de straten, in de buurten, bij de verenigingen en sociale bewegingen. Laten we duidelijk maken dat onze verkozenen zich ten dienste stellen van eenieder die het meest behoeftig is en van collectieven die sedert jaren ijveren voor de rechten en de vrijheden van iedereen. De wereld waar wij naar streven wordt dag na dag opgebouwd, vooral buiten de instellingen, vanuit de diversiteit en dankzij een netwerk van activiteiten die een gemeenschappelijk doel nastreven.’

(*) Ludovic Lamant, ‘Squatter le pouvoir. Les mairies rebelles d’Espagne’, Montréal: Lux Editeur, 2016, 223 blz, 16 euro.

Johny Lenaerts is vertaler en publicist. Hij publiceerde recentelijk bij Kelderuitgeverij (Utrecht): Siegbert Wolf, ‘Open de poorten van de vrijheid. Milly Witkop (1877-1955), anarchiste en feministe’, en Rudolf Rocker, ‘Onder Joodse arbeiders’.