Ga naar de inhoud

Opstand in Parijs: de Commune van 1871

Het is maar de vraag of op 18 maart aanstaande de grote herdenking van de Commune van Parijs kan plaatsvinden. Het is dan precies anderhalve eeuw geleden dat een groot deel van de bevolking van Parijs in opstand kwam tegen het centrale Franse gezag. Ieder jaar wordt de Commune op 18 maart en op 1 mei herdacht op de begraafplaats Père Lachaise in Parijs, maar juist dit jaar is het een bijzonder herdenkingsjaar. De Commune duurde slechts twee maanden en tien dagen en werd door de regeringstroepen bloedig neergeslagen. Wat was dat ook al weer, de Commune van Parijs? Is er in het Parijs van vandaag de dag nog iets terug te vinden van deze historische periode uit de Franse geschiedenis? Martin Smit doet dit uit de doeken. [ThH]

11 min leestijd

(Door Martin Smit, van de website Libertaire Orde)

Onvrede en hongersnood

Bij de bevolking van Parijs groeide tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871 de al jaren sudderende ontevredenheid met het keizerlijke bewind van Napoléon III. Uit patriottische kringen klonk steeds vaker de roep om een terugkeer naar de Franse republiek. In het najaar van 1870 leed het Franse leger meerdere nederlagen en de Duitse legers slaagden er in Parijs te omsingelen. Nadat de keizer door de Duitsers was gevangen genomen en moest aftreden, vluchtte de Franse regering van Parijs naar Versailles. De burgerij in Parijs voelde zich daardoor verraden.

In september 1870 vonden onder invloed van revolutionair gezinde Parijzenaren demonstraties plaats die pleitten voor een vrij, onafhankelijk Parijs. De stad zou los van de Franse staat moeten komen te staan,  en een Commune van Parijs moeten vormen, geregeerd door de stadsbewoners zelf. De arbeidende bevolking en de lagere middenklasse in de stad steunden de beweging. Door de Duitse belegering van de stad ontstond bovendien een toenemende hongersnood, waardoor de onvrede nog eens werd aangewakkerd.

Frankrijk capituleerde definitief op 27 januari 1871. De burgerlijke beweging in Parijs had liever gezien dat de strijd tegen de Duitsers was voortgezet in plaats van deze vernedering te moeten ondergaan. Men was het volstrekt oneens met de regelingen die de Franse regering na de capitulatie met Bismarck had getroffen, zoals het afstaan van de Elzas en Lotharingen. 

Executies

In het ontstane machtsvacuüm na de capitulatie in de weken na 27 januari 1871 zagen revolutionaire groepen een mogelijkheid hun idealen dichterbij te brengen. Intussen was met instemming van de Duitsers de conservatief Adolphe Thiers, ooit premier van 1836 tot 1840, benoemd tot regeringsleider van de nieuwe Franse republiek.

Op 18 maart 1871 probeerden de troepen van Thiers met een militaire operatie in Parijs de tientallen opgestelde kanonnen op de heuvel van Montmartre te bemachtigen. Bijeengekomen leden van de Nationale Garde – lokale door de gemeente Parijs betaalde troepen – op Montmartre weigerden echter onder druk van de bevolking de kanonnen – eigendom van de gemeente Parijs – over te dragen aan de legereenheden van Thiers. De bevelhebbers van de troepen, de generaals Lecomte en Clément-Thomas werden in de nabijgelegen Rue du Chevalier-de-la-Barre door bewoners van Montmartre tegen een muur terechtgesteld.

Vanaf dat moment verkeerde Parijs in wezen in oorlog met de regering van de republiek. Parijs schreef nieuwe plaatselijke verkiezingen uit, waaruit de raad der Commune voort zou moeten komen: negentig afgevaardigden, uit alle arrondissementen. Op 27 maart 1871 werd de onafhankelijke Commune geproclameerd.

Communes en barricades

De Commune streefde naar een federatie van communes die de staat zou vervangen. Men wilde onder meer leger en dienstplicht afschaffen, een hervorming van het onderwijs, een absolute scheiding tussen kerk en ‘staat’ en de erkenning van niet-gewettigde huwelijken. De afbetaling van schulden en achterstallige huren werd opgeschort en nachtwerk voor bakkers werd afgeschaft.

Koortsachtig werd in de weken erna geprobeerd deze progressieve ideeën in praktijk te brengen. Tegelijk moest de verdediging van de stad op peil worden gebracht, in verband met de te verwachten aanval van de republikeinse troepen. Op strategische kruispunten in de stad werden barricades gebouwd. De verdediging hiervan was in handen van leden van de Parijse Nationale Garde, waarbij zich duizenden arbeiders, ambachtslieden en vrouwen hadden aangesloten. Groepen die je als de ‘gegoede burgerij’ zou kunnen typeren, hielden zich veelal afzijdig.

Opmars en tegenstand

De Franse regering, die nog steeds in Versailles huisde, vond het eigenzinnige, naar onafhankelijkheid strevende Parijs niet te tolereren. Op 21 mei 1871 voerden de troepen van Thiers een grootschalige aanval op de stad uit. In een poging de opmars van de republikeinse troepen te stoppen bevolkten duizenden gewapende inwoners de barricades. Er werd felle tegenstand geboden tegen de regeringstroepen, maar hun opmars was niet te stuiten. Als onderdeel van de verdedigingslinie werden belangrijke strategische of symbolische gebouwen als het l’Hôtel de Ville, het paleis der Tuilerieën, het Louvre en het Palais-Royal door de communards in brand gestoken. Door de oprukkende troepen van Thiers werden in wat de ‘bloedige week’ is gaan heten naar schatting zo’n 25.000 mensen zonder pardon gefusilleerd. In een brandend Parijs sneuvelden nog eens duizenden op en rond de barricades. 

Gevechten op Père Lachaise

In die laatste dagen van de Commune was er geen overleg meer mogelijk over de te voeren strijd. De verdediging van de Commune concentreerde zich vooral in de oostelijk gelegen wijken. Nadat ook Belleville, het laatste bolwerk van de communards, was gevallen, trokken de laatste paar honderd communards zich terug op Père Lachaise, bij de muur die grenst aan de Villa Godin. Tussen de graven werd man tegen man gevochten. Op 28 mei 1871 gaven de laatste communards zich over. Tegen een muur van de begraafplaats werden zij vervolgens door de troepen van Thiers gefusilleerd. Niet helemaal duidelijk is om hoeveel mannen, vrouwen en kinderen het hier ging. Sommige bronnen maken melding van de dood van 140 communards, andere van enkele honderden. Op deze plek, bij de Mur des Fédérés, vinden ieder jaar de herdenkingen plaats.

Na de val van de Communewerden nog eens honderden doodvonnissen voltrokken. Duizenden mannen, vrouwen en kinderen werden gedeporteerd naar strafkoloniën in Frans Guyana of Nieuw Caledonië. Vele duizenden anderen gingen de gevangenis is. 

Proletariaat

Opmerkelijk is dat zowel de anarchistische als de communistische beweging meent de Commune ideologisch te kunnen claimen. Een ‘anarchistische beweging’ bestond ten tijde van de Commune nog niet. Weliswaar waren door Pierre-Joseph Prouhon (1809-1865) en Michael Bakoenin (1814-1876) de theoretische grondslagen daarvoor gelegd, maar pas op het congres van de socialistische Eerste Internationale later in 1871 zou zich de scheiding tussen communisten en anarchisten voltrekken.

De opstand van de Commune had zeker anarchistische elementen in zich. Het was geen gestuurde rebellie, er was geen leiding van bovenaf en er ontstond een spontane organisatie op allerlei gebied. Het streven naar een federatie van communes die de staat zou moeten vervangen, heeft in de anarchistische theorievorming altijd voorop gestaan.

Karl Marx, die in Londen de gebeurtenissen met spanning volgde, zag de Commune als de eerste proletarische revolutie en als het model van de samenleving van de toekomst, zo schreef hij in zijn Der Bürgerkrieg in Frankreich. Maar een ‘dictatuur van het proletariaat’ was de Commune allerminst. Al helemaal niet was er sprake van een industrieel proletariaat wat volgens de marxistische theorie de revolutie zou moeten ontketenen. Parijs was geen industriestad met een industrieproletariaat. De aanhang van de Commune bestond voornamelijk uit de kleine burgerij en ambachtslieden.

Lenin nam de analyse van Marx later over. Dit verklaart waarom de communistische Oostbloklanden de Commune later hoog in hun vaandel zouden dragen en er propagandistisch volop gebruik van maakten.

Politieke figuren

De verschillende opvattingen over de Commune verklaren ook waarom op Père Lachaise, in de nabijheid van de Mur des Fédérés, zich graven bevinden van personen van divers politiek pluimage. Soms figuren die met de praktijk of ideeën van de Commune geassocieerd worden, soms ideologisch met socialistische, anarchistische of communistische bewegingen in het algemeen.

Zo is langs de Av. Circulaire in div. 97, vlakbij de Mur des Fédérés, een aantal opmerkelijke graven te vinden. We vinden de in bombastische stalinistische stijl vormgegeven graven van Maurice Thorez (1900-1964) en andere kopstukken van de Franse communistische partij. Daarnaast het graf van de schrijver Henri Barbusse (1873-1935), vervent aanhanger van de Sovjet-Unie en auteur van het realistische oorlogsdagboek Le Feu. Even verderop het monument voor de gevallenen van de Internationale Brigades die sneuvelden tijdens de Spaanse Burgeroorlog.

Opvallend in de rij is een grafsteen van zwart graniet met de tekst: Adrien Lejeune, dernier communard, décédé a Novosibirsk U.R.S.S. 1942. Lejeune, geboren in 1847 in Bagnolet, een dorpje vlakbij Parijs, speelde geen prominente rol tijdens de Commune. Hij hielp met de verdediging van enkele barricades. Na zijn arrestatie zat hij enkele jaren gevangen. In 1926, inmiddels overtuigd communist, vertrok hij hoopvol naar de Sovjet-Unie. Onder Stalin werd hij echter verbannen naar een kamp bij Novosibirsk, maar hij kon zijn laatste jaren doorbrengen in een verzorgingshuis. In 1942 overleed hij daar. Hij was de laatste nog levende deelnemer aan de Commune. In 1971, bij de 100-jarige herdenking van de Commune, werden zijn stoffelijke resten door een Sovjetdelegatie in Parijs afgeleverd. 

Le temps des cerises 

Dichtbij de Mur (div. 76) liggen de graven van Walery Wroblewski (1836-1908), Jean Baptiste Clement (1836-1903) en Benoit Malon (1841-1893). Wroblewski speelde een vooraanstaande rol in de Poolse opstand van 1863 en vertrok later naar Parijs. Tijdens de Commune had hij het bevel over troepen die de Champs-Elysées en de Butte-aux-Cailles verdedigden. Clément was afgevaardigde in de Commune en is de auteur van het beroemde lied Le temps des cerises(Kersentijd), destijds op de barricades gezongen. Nu wordt het lied nog bij iedere herdenking gezongen. Malon was afgevaardigde van het 17e arrondissement in de raad van de Commune.

Enkele meters verder bevindt zich een familiegraf van de familie Marx waarin de stoffelijke resten van Paul Lafargue, auteur van Le droit â la paresse (Het recht op luiheid), en zijn vrouw Laura Marx bijgezet zijn. Lafargue hing oorspronkelijk libertaire denkbeelden aan, maar keerde zich later tegen het anarchisme. Beiden benamen zich in 1911 het leven. 

In div. 95 bevindt zich het graf van Eugène Pottier, deelnemer aan de commune en schrijver van de Internationale; in dezelfde division ook het graf van politiek tekenaar André Gill, in 1871 lid van het uitvoerend comité van de federatie van kunstenaars, die de Commune ondersteunde.

Place Vendôme

Maar ook elders in Parijs zijn nog plekken te vinden die een herinnering aan de Commune oproepen. Zoals de beroemde Sacré-Coeur, gebouwd op de heuvel waar in 1871 de kanonnen van de Parijse garde stonden opgesteld en waar de Commune haar oorsprong vindt. Door de basiliek juist op deze plek te bouwen zou, zo meenden de toenmalige autoriteiten en geestelijkheid, de herinnering aan de verderfelijke Commune voorgoed gewist worden. Vlak achter de Sacré-Coeur is de straat te vinden waar de bevolking op 18 maart 1871 de twee generaals executeerde. Een plaquette herinnert aan deze gebeurtenis.

De schilder Gustave Courbet, maker van het beroemde schilderij La origine du monde, suggereerde tijdens de Commune dat de napoleontische herdenkingszuil op de Place Vendôme waarschijnlijk veel brons zou bevatten, wat omgesmolten zou kunnen worden voor het fabriceren van wapens. Prompt werd het monument door communards omver getrokken. Helaas, in plaats van massief brons, bleek de zuil echter hol te zijn. Courbet werd na de Commune bij verstek tot een hoge boete veroordeeld. Hij wist echter naar Zwitserland te ontkomen.

Mur des Fédérés

De door brand en kanonvuur verwoeste monumentale gebouwen in Parijs zijn allang hersteld. Van de honderden barricades is vanzelfsprekend niets terug te vinden. Maar op basis van oude foto’s van de barricades zijn de locaties makkelijk terug te vinden. De ‘Mur des Fédérés’ is een soort bedevaartoord gaan vormen.

Dat zelfs de rustgevende entourage van de Jardin du Luxembourg in die laatste ‘bloedige week’ het toneel is geweest van gruwelijke taferelen is moeilijk voor te stellen. In het lieflijk ogende park werden duizenden Parijzenaren – mannen, vrouwen en kinderen – geëxecuteerd.

Martin Smit 

Video’s:

Het lied Les temps de cerises is te beluisteren op Youtube: https://www.youtube.com/watch?v=OidIzOPERp8

Ook Yves Montand nam een versie van het lied op.

Een korte animatie van de geschiedenis van de Commune https://www.youtube.com/watch?v=suvtILLjM6o

Boeken:

Over de Commune zijn duizenden boeken geschreven. Een recente Engelstalige  publicatie met een uitstekend overzicht van de geschiedenis van de Commune is:

– John Merriman, Massacre. The Life and Death of the Paris Commune of 1981, Yale University Press, New Haven/London 2014

Over de historische betekenis van de Commune en over hoe de herinnering aan de Commune bijna mythische proporties heeft aangenomen, schreef Dennis Bos het onnavolgbare:

Bloed en barricaden. De Parijse Commune herdacht, Wereldbibliotheek, Amsterdam 2014

Beeldmateriaal:

De geelbruine ansichtkaarten stammen uit de collectie van Martin Smit. De beeltenis met het vogeltje en een tweeling kers is de bek is afkomstig van een wandkleed gecreëerd in het kader van de viering van 150ste verjaardag van de Parijse Commune. Het initiatief ging uit van het Franse stadje Aubusson, bekend om haar tapisserie. Het betrof een eerbetoon aan de migranten uit de Creuse (dept. in Frankrijk), die aan de Parijse Commune deelnamen. Informatie overgenomen uit het driemaandelijkse tijdschrift La Commune, 2021/1, nr. 85. [ThH]