Ga naar de inhoud

Noam Chomsky over intellectuelen en journalisten

In het eerste deel van zijn gesprek met Michael Albert heeft Noam Chomsky het onder meer over de verantwoordelijkheid van intellectuelen, van academici en van journalisten.

Onderschrift foto: Een zeldzaam kritische intellectueel: historicus Howard Zinn

19 min leestijd
zinn

(De origienele vertaling van Lode Vanoost verscheen bij De Wereld Morgen)

(Opmerkingen tussen haakjes zijn toelichtingen van de vertaler: Lode Vanoost)

Jaren geleden schreef je een artikel, of een essay, ‘The  Responsability of Intellectuals’ (1967) (De Verantwoordelijkheid van Intellectuelen). Wat is een intellectueel eigenlijk?

Noam Chomsky: “Het is een term die ik niet veel gebruik, maar de term wordt wel veel gebruikt. Hij verwijst naar personen die voldoende privilege en gelegenheid hebben om te kunnen spreken over zaken van belang en bezorgdheid, die dat doen met een zekere mate van prestige en autoriteit, die terecht of niet terecht kunnen zijn. Zij worden dus intellectuelen genoemd. Een fysicus die in een lab werkt, wordt geen intellectueel genoemd, maar als hij een lezing geeft over pakweg de verspreiding van kernwapens, dan is hij een intellectueel.”

“Een literatuurcriticus die over Engelse poëzie in de late negentiende eeuw schrijft, is geen intellectueel, maar als hij dan eens discussieert over culturele veranderingen in de moderne wereld, dan is hij een intellectueel. Als nu, laat ons zeggen, een schoenmaker een zeer pientere commentaar heeft over internationale of binnenlandse aangelegenheden, dan noemen we hem gewoonlijk geen intellectueel. Het is dan ook geen term met een echte betekenis.”

Desalniettemin, wat is de verantwoordelijkheid van een intellectueel, de focus van uw essay?

“We beginnen met de vaststelling dat personen die intellectuelen genoemd worden, mensen met privileges zijn. Anders zouden ze niet in die categorie geraken. Ze hebben een bepaalde mate van autoriteit en prestige, terecht of niet. Deze kenmerken brengen verantwoordelijkheid met zich mee. Privilege geeft gelegenheid. Prestige, of dat nu verdiend is of niet, brengt je een bepaalde geloofwaardigheid op. Hoe meer kansen je hebt, hoe meer geloofwaardigheid, hoe meer verantwoordelijkheid je hebt.”

Maar wat is de aard van die verantwoordelijkheid? Met andere woorden, als we zeggen dat een intellectueel in zijn verantwoordelijkheid faalt, wat betekent dat dan?

“Wel, we kunnen beginnen met een paar elementaire morele principes die elke mens zou moeten aanvaarden, en eigenlijk zeggen de meeste mensen dat ze die aanvaarden. Zo een elementaire evidente waarheid (‘a truism’ = iets dat onbetwistbaar waar is) is dat we op onszelf dezelfde of misschien wel strengere normen moeten opleggen als die die we anderen opleggen. Eigenlijk zouden dat strengere normen moeten zijn voor onszelf.”

“Een verantwoordelijkheid van intellectuelen is dan bijvoorbeeld dat ze naar de feiten van verleden en heden moeten kijken, naar de daden van onze vijanden en de manier waarop wij ze behandeld hebben en kijken naar onszelf en de manier waarop we onszelf behandeld hebben om dan de vraag te stellen of we dezelfde elementaire morele principes hebben toegepast. En dat stelt zich voortdurend.”

“Stel dat er een onderzoek zou zijn in Engeland waarbij we Tony Blair, (zijn toenmalig minister van Buitenlandse Zaken) Jack Straw en anderen zouden ondervragen over hun rol in de invasie van Irak. In de VS is er zo geen onderzoek. In de VS zijn mensen met macht immuun voor onderzoek en discussie. Dat maakt deel uit van de prerogatieven van imperialistische macht. In Engeland is er wel één. Het is elementair dat Blair betrokken was bij directe agressie. Advocaten zullen proberen daar op door te wroeten om daar van af te geraken, maar dat is hun job.”

“Kijk naar de definitie van agressie in de juridische archieven van de processen van Nürnberg (waar de Duitse nazikopstukken na de Tweede Wereldoorlog werden veroordeeld voor misdaden tegen de mensheid), of van de Algemene Vergadering (van de VN) en zo.”

“De invasie van Irak is echt een geval recht uit de boeken. Er is een manier om met agressie om te gaan als het vijanden zijn die dat doen. Dat is echt de gouden standaard van hoe wij met misdaden van agressie omgaan, dus met de voornaamste misdaad die in Nürnberg werd vervolgd.”

“Er werden ook andere misdaden begaan maar … bijvoorbeeld, de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, von Ribbentrop, werd opgehangen. Zijn voornaamste misdrijf was dat hij betrokken was bij een preventieve oorlog. De Duitsers namen Noorwegen in. Hij was minister van Buitenlandse Zaken, hij was daar dus bij betrokken. Ze hadden Noorwegen ingenomen omdat ze wisten – dat was in feite ook geen geheim – dat de Britten van plan waren een basis in Noorwegen te gebruiken om Duitsland aan te vallen. Dat was dus een preventieve oorlog. Je voert een militaire agressie uit om een komende aanval tegen jezelf voor te zijn. Hij werd daar voor opgehangen. Wel, OK, nemen we Colin Powell (Amerikaans minister van Buitenlandse Zaken bij de inval in Irak).”

Voor we daar dieper op ingaan – we komen daar nog op terug – wou ik nog even bij de intellectuelen blijven. Om het meer concreet te maken, kan je ons een paar voorbeelden geven van personen waarvan jij denkt dat ze hun verantwoordelijkheid als intellectueel namen? En waarom zeg je dat dan van die personen?

“Wel, laat ons Howard Zinn nemen die recent gestorven is (Amerikaans historicus, auteur van o.a. ‘Geschiedenis van het Amerikaanse Volk’, EPO, 2007, zie foto boven dit artikel). Of Eqbal Ahmed die een paar jaar eerder stierf of nog Edward Said, die kort voor Eqbal stierf. Eqbal en Ahmed ware goede vrienden die dikwijls overleg pleegden. Zij zijn een soort categorie, als je wil, van intellectuelen, van prominente intellectuelen, onderzoekers, activisten. Hun leven en werk was nauw verbonden en ze spendeerden een groot deel van hun leven aan het navolgen van een aantal elementaire waarheden. Dat waren dus verantwoordelijke intellectuelen.”

OK, een manier om dat te zien is, bepaalde intellectuelen – niet journalisten, we gaan het zo dadelijk over journalistiek hebben – schieten miserabel tekort. Wie heeft het prestige, wie heeft de toegang, wie heeft al de kenmerken die jij opsomt als behorende tot de intellectuelen, maar faalt om zijn verantwoordelijkheid te nemen, of verkracht die regelmatig …

“Ze zijn er, ik bedoel …”

Ik weet dat het er veel zijn.

(lacht) “Je wil bij A beginnen? We kunnen de hele dag doorgaan! Het is zowat iedereen. Over de hele lijn.”

Geef ons juist een paar specifieke voorbeelden van personen en voorvallen.

“OK. Een paar jaar terug publiceerde The New York Times een aantal geluidsbanden, de Nixon-tapes (opgenomen in het kabinet van president Nixon,1969-1974). Daar was heel wat over te doen. Henry Kissinger (zijn minister van Buitenlandse Zaken) wou niet dat ze vrijkwamen. Er was denk ik een rechtszaak over en ze werden uiteindelijk vrijgegeven.”

“Als je door de tapes gaat, het was meestal maar geroddel, weet je, Nixon die gemene dingen zei over iemand of antisemitische opmerkingen en zo. Maar er was een zin die in een artikel verscheen en waar, voor zover je dat kon nagaan, geen enkele commentaar op kwam. Nixon was maar aan het doordrammen over Cambodja en hij zei aan Kissinger, zijn toegewijde dienaar, dat hij orders moest doorgeven aan het Pentagon om Cambodja te bombarderen. Kissinger deed dat gehoorzaam. Zijn woorden aan de militairen waren iets in de aard van ‘(bombardeer met) Alles wat vliegt op alles wat beweegt’.”

“Als je nu in de archieven van eender welk land gaat neuzen, ga je het moeilijk hebben om zo een klaar en duidelijke oproep tot volkerenmoord te vinden. En dat waren niet zomaar woorden, dat is echt gebeurd.”

“Een paar jaar later hebben twee gezaghebbende academici, Taylor Owen en Ben Kiernan, in Canada een artikel gepubliceerd waarbij ze documenten bespraken die waren vrijgegeven tijdens de Clinton-jaren over de bombardementen op Cambodja. Daaruit blijkt dat de overheid wist dat de bombardementen extreem intensief waren, dat wist ze van bij het begin. Het blijkt dat die vijf maal intensiever waren dan wat officieel was gemeld.”

“De bombardementen op Cambodja waren massaler dan alle geallieerde bombardementen op alle slagvelden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zoals ze ook aantonen, was het gevolg van die bombardementen dat de Rode Khmer veranderde van een marginale guerrillagroep tot een massaal leger van razende boeren die wraak wilden nemen voor deze monsterlijke wreedheid. Wel, we weten wat daarna gebeurd is.”

“OK, hoe hebben de intellectuelen daar op gereageerd? Dat valt gemakkelijk te controleren. Voor zover ik weet, is het artikel van Owen en Kiernan één keer gepubliceerd in de VS, namelijk op ZNet (http://www.zcommunications.org/bombs-over-cambodia-by-taylor-owen). Ik heb er nooit een andere vermelding van gezien. Voor zover ik weet, is het ook nooit in Engeland gepubliceerd. De opmerking van Kissinger is verdwenen. Er was geen commentaar toen het werd gepubliceerd, terwijl het in het artikel eigenlijk maar een zijdelingse opmerking was. Als je dat nagaat, ga je hetzelfde vinden.”

“Ik heb dit eigenlijk al regelmatig aangehaald in lezingen voor een respectabel publiek, weet je, de Royal Institute of Philosophy in Engeland, dat zeer bezorgd is over zaken van morele filosofie en aan vergelijkbare verenigingen hier (in de VS), specialisten over Cambodja en tijdschriften met heroïsch aanzien over de gruwelijke misdaden van de Rode Khmer. Niemand hoort die woorden. Het is alsof je door een filter spreekt die bepaalde woorden en zinnen uitveegt.”

“De publicatie van de opmerkingen van Kissinger kwamen er rond de tijd dat Milosević werd berecht door het Internationaal Joegoslavië-tribunaal. Hij stierf voor het verdict viel. Het tribunaal had echter de grootste moeite om tegen hem een zaak hard te maken. We zouden in details kunnen gaan, die zijn interessant. Maar ze hadden het moeilijk. Het was meestal …”

In vergelijking met het triviale gemak waarmee ze een zaak konden maken tegen …

“Laat ons veronderstellen dat ze een verklaring hadden gevonden van Milosević waarin hij zei: ‘Alles wat vliegt tegen alles wat beweegt’. Men zou over heel de wereld euforisch zijn geweest, over de westerse wereld, hij zou onmiddellijk berecht geweest zijn, weet je, terechtgesteld, we zouden het erover hebben hoe nobel we zijn en zo. Nu heb ik het over ongeveer 100 procent van de intellectuelen …”

Waarom zouden al die mensen zo handelen? Hoe kunnen ze de mentale capaciteit hebben om de waarheid te zien en niet te zien. Het moet gaan over een klein aantal personen die verward zijn, niet de grote meerderheid. Hoe antwoord je daar op?

“Orwell had daar eigenlijk een woord voor. Hij noemde dat ‘dubbeldenk’. Dubbeldenk is de capaciteit om twee tegengestelde ideeën in je hoofd te hebben en beide te geloven. Het is praktisch een definiërend kenmerk van de intellectuele geschiedenis. Ik heb het niet alleen over de VS. Het gaat hier over een historisch universeel gegeven. Ik vind weinig uitzonderingen.”

“Bovendien, dit gaat terug tot de vroegste vastgelegde geschiedenis. Iedereen die die vraag stelt, kent er het antwoord op. Ze moeten alleen maar naar zichzelf kijken. Hoevelen onder ons hebben al niet de ervaring gehad van wanneer je zes jaar oud bent en je kleine broertje heeft een speelgoedje dat je zelf wil en je moeder kijkt net niet en je bent groter dan hem, dus je neemt dat speelgoedje gewoon af. De kleine begint dan te kelen, je moeder komt en begint je te berispen omdat je dat deed en wat zeg je? Zeg je dan, ja, ik pakte zijn speelgoed af omdat ik dat wilde en hij is toch kleiner dan ik? Of zeg je, jamaar, hij wou dat speelgoed helemaal niet en trouwens, het was van mij en hij had het gepakt, dus ik had gelijk. Weet jij iemand die niet eens ooit iets dergelijks heeft meegemaakt?”

Je geeft het tweede antwoord, niet het eerste!

“Tuurlijk. Zo ken je het antwoord op de vraag. Er zijn manieren, gemakkelijke manieren om te rationaliseren wat in een complexe wereld gebeurt, om jezelf te beschermen. Trouwens, dat intellectuelen zo zijn, is eigenlijk een tautologie (twee keer hetzelfde zeggen in andere woorden). Je wordt geen respectabel intellectueel als je dat niet doet. Niet zomaar onderdanigheid aan de meester, zoals Kissinger, weet je, omdat je dat internaliseert.”

“Kijk naar de geschiedenis. Er zijn mensen die het niet doen. Een klein aantal. Worden zij geloofd? Worden zij geëerd? Ik bedoel, meestal worden ze zeer slecht behandeld. Het hangt af van de aard van de maatschappij. Ze kunnen hun baan verliezen.”

“In een deftige maatschappij als de onze word je alleen maar belasterd en beledigd. In een vazalstaat van de VS, zoals bijvoorbeeld El Salvador schieten ze je de hersens uit je lijf. Hier trekken ze zich daar geen bal van aan of weten ze het niet eens. In de Sovjet-Unie ging je de gevangenis in of werd je verbannen.”

“Nog een laatste voorbeeld. In november 1989 viel de Berlijnse Muur. Kort daarna stortte de Sovjet-Unie in. Dat werd massaal herdacht twintig jaar later. Wat daar over werd geschreven, is zeer accuraat en zeer ontluisterend. Het werd als een grote triomf verkondigd, volgens Vaclav Havel, een van de (toenmalige) helden, een triomf van liefde en geweldloosheid. Liefde en geweldloosheid overwon de Sovjet-Unie die in elkaar stuikte. Dat is de les die we leerden.”

“Er is zelfs een generatie mensen die zich de ‘Niners’ noemen (die van het cijfer ‘negen’). Hun geweten was gevormd in november 1989 en ze waren toegewijd aan liefde en geweldloosheid. Obama was hun leider en zo. Dat is dus wat we hebben geleerd in november 1989 toen de Sovjet-Unie in elkaar zakte.”

“Wel, één week na de val van de Muur gebeurde er iets anders. Een elitebataljon in El Salvador had net maanden van training achter de rug aan de John F. Kennedy Special Forces School in Fort Bragg (North Carolina). Een paar dagen later werd zelfs een speciale groep van ik denk een twaalftal Special Forces naar El Salvador gestuurd om hun training op te voeren. Dit ging over hét topbataljon van het Salvadoraans leger, de trots van het door de VS beheerde leger van El Salvador.”

“Onmiddellijk daarna vielen ze de universiteit binnen waar ze zes leidinggevende Salvadoraanse intellectuelen, priesters jezuïeten, hun huismeid en haar docher afslachtten. In november 2009 werd daarover in de Spaanse pers een artikel gepubliceerd – je kan er gemakkelijk aan – dat het originele document toont dat het bevel tot deze slachtpartij gaf.”

“Getekend, zoals altijd al vermoed was, maar nooit eerder bewezen, door de opperbevelhebber en topofficieren van het Salvadoraans leger, allemaal zo nauw betrokken bij het Pentagon en de Amerikaanse ambassade dat je amper een straaltje zon tussen beiden kon laten passeren.”

“Dat werd hier uiteraard nergens gepubliceerd of in Engeland of elders. Dat was dus in 1989. Liefde en geweldloosheid. Het is niet alleen de moord op de jezuïeten. Die moord sloot tien jaar van monsterlijke wreedheden af. In El Salvador zijn naar schatting 70.000 mensen vermoord, nog eens 100.000 in Guatemala, wie weet hoeveel in Nicaragua. Allemaal georganiseerd in Washington. Massale terroristische oorlog. Tien jaar in El Salvador … religieuze helden genoeg. De jaren tachtig begonnen trouwens met de moord op de aartsbisschop (Romero) tijdens een misviering, door dezelfde personen.”

“Dat is dus geen klein bier. Meer nog, dit is een onderschatting. Die heeft te maken met de geschiedenis van de katholieke kerk. Die was in de vroege eeuwen radicaal pacifistisch. Daarom werden christenen vervolgd. In de vierde eeuw kwam daar een complete ommekeer in. De Romeinse keizer Constantijn nam de kerk over en maakte er de kerk van het Romeinse imperium van. Het kruis, dat een symbool van de armen was geweest, werd het symbool van het Romeinse Keizerrijk.”

“Van de vierde eeuw tot vandaag is de kerk de kerk van de rijken en de vervolgers. In 1962 veranderde paus Johannes XXIII dat. Hij riep Vaticanum II samen, een grote conferentie en adopteerde wat hij noemde ‘de voorkeursoptie voor de armen’. Dat kwam uit de Bijbel. Dat leidde dan tot een beweging, vooral in Latijns-Amerika waar priesters, nonnen, leken en anderen de boodschap gingen brengen aan de arme boeren. Ze poogden hen te doen nadenken over de gruwelijke omstandigheden van het leven over de door de VS gedomineerde tirannieën en probeerden hen te organiseren om daar iets aan te doen.”

“Wel, de VS wachtte niet lang. De reactie was er onmiddellijk. John F. Kennedy organiseerde een militaire coup in Brazilië, een van de voornaamste centra (van die bevrijdingstheologie). De coup had plaats net na de moord (op John Kennedy), maar was al door hem en (zijn broer en minister van Justitie) Robert Kennedy in elkaar gestoken. Dat leidde tot de eerste van de neonazistische nationale veiligheidsstaten in Latijns-Amerika. Folteringen, slachtpartijen en zo. Brazilië is een enorm land, de domino’s begonnen te vallen.”

“Land na land viel onder een plaag van repressie die zijn gelijke niet had sinds de conquistadores. Uruguay, Chili, Allende en ten slotte Argentinië, misschien wel de ergste killers van allemaal, de favorieten van (president) Reagan. Dat verspreidde zich naar Centraal-Amerika in de jaren tachtig waar je dan die afzichtelijke terroristische oorlogen had.”

“We weten wie daar verantwoordelijk voor zijn, want ze zijn daar trots op. Neem de School of the Americas, waar de Latijns-Amerikaanse killers werden opgeleid. Als je naar hun spreekbeurten kijkt, hun reclameslogans, zijn ze trots over het feit dat het leger van de VS de bevrijdingstheologie heeft helpen vernietigen. Dat wil zeggen, ze hielpen de kerk vernietigen. De kerk van de bijbel. Dat is geen klein bier in de geschiedenis. Dat is veeleer een zeer betekenisvolle periode in de geschiedenis. Dat culmineerde dan in de slachtpartij van november 1989.”

“Was dat een memorabele gebeurtenis? Wel, kijk en zie hoeveel commentaar daar over is. Ik kan je honderd procent van die commentaar geven.”

Bijna zero.

“Kijken we hier in Boston waar we nu zijn. Ik weet van een debat daarover in Boston. In Boston College, de jezuïetenuniversiteit, waar ik trouwens zelf één van de sprekers was, maar één van de andere sprekers was Jon Sobrino. Hij was de enige overlevende jezuïet (van die slachtpartij in El Salvador). Hij kwam een lezing geven. Een uitstekende lezing. Hij wees er op dat de moord op de jezuïtische intellectuelen erg genoeg was, maar dat de moord op de huismeid en haar dochter veel erger was, want zij waren – zoals hij dat stelde – de symbolen van de gekruisigde volkeren van de vazalstaten van de VS. Hoeveel commentaar was daarop?”

“Wel, er was een commentaar. Vaclav Havel, de held van Oost-Europa, kwam kort na de moord op zijn jezuïetencollega’s in El Salvador, en gaf een speech voor een gemeenschappelijke zitting van het Congres. Hij kreeg daar een staande ovatie omdat hij de VS de verdediger van de vrijheid noemde. Commentatoren waren euforisch, ook die van links.”

“De commentatoren van de Washington Post hadden het over ‘waarom kunnen wij zo geen geweldige intellectuelen hebben die ons zeggen dat wij de verdedigers van de vrijheid zijn’ net nadat ze die andere intellectuelen hadden afgeslacht in El Salvador en alles daarvoor.”

“Anthony Lewis, weet je, daar ergens ‘extreemlinks’ in het deftige kritische spectrum, bralde hoe wij in een romantisch tijdperk leefden en nog meer van dat. OK, komt daar iets van in de geschiedenisboeken? Kan men dat zelfs maar bevatten? Ik heb zelf geprobeerd daar over te praten. Een witte muur. Of woede. Gewoonlijk woede. En reacties, weet je, zo van ‘jij verdedigt wreedheden, jij praat Stalin goed en zo’.”

Dus, zelfs in het volle zicht van ongelooflijk barbarisme over een lange periode, gaan intellectuelen, personen die respect hebben verworven en middelen en zo om hun eigen carrière op te bouwen, die ernstig worden genomen, en die bijna uit gewoonte geapprecieerd worden, die gaan de partijlijn volgen?

“Er zijn er die dat niet doen.”

En er zijn er die …

“Het begint eigenlijk al heel vroeg, het begint in de kindertijd.”

Wat is het verschil? Je kan natuurlijk die twee groepen nemen en dan zeggen, OK, die hier zei dit en die daar zei dat en dat is het verschil. Het zou echter ook om een verschil in hun waardegevoel kunnen gaan of in hun persoonlijkheid of iets dat uitlegt waarom iemand hier terechtkomt en een ander daar. Dat is toch belangrijk voor mensen die op het punt staan journalistiek te gaan studeren of naar de universiteit gaan en hier willen zijn en tegelijk niet hier …

“Ik bedoel, dat is iets voor hun moeders, hun psychologen, psychiaters en zo. Het verschilt. We weten dat het verschilt omdat we die mensen kennen. En ja, er zijn veel verschillende oorzaken. Of dat nu een kleine is die het speelgoed van zijn broertje jat of Anthony Lewis die over een ‘romantisch tijdperk’ brabbelt, wanneer we net een massaslachtpartij hebben uitgevoerd … allerlei redenen. Misschien interessant voor hun familie en hun vrienden, maar niet van algemeen belang.  En het begint zeer vroeg.”

“Ik zou je exacte voorbeelden kunnen geven, ik ga het hier in het algemeen bespreken. Ik bedoel, stel dat een kind in het derde studiejaar beslist dat wat de meester daar aan het zeggen is belachelijk is en dat hij dat niet gaat doen. Wel, wat er gebeurt, is dat hij als een ‘gedragsprobleem’ gaat worden gecatalogiseerd. Als dan zijn buur in de klas zegt ‘ja, dat is natuurlijk belachelijk wat de meester daar zegt, maar ik doe het toch maar’, want hij is een brave jongen en doet zo voort. Vanaf daar gaat het altijd maar door.”

“Er zitten overal filters in zoals deze. Als je in de faculteitsraad van een universiteit zit en je krijgt aanbevelingsbrieven van studenten die willen solliciteren of faculteitsleden die naar een promotie uitkijken, dan is er een soort standaardterminologie die je gewoon wordt. Geweldige kerel, briljant, wonderlijk, maar hij mist collegialiteit, weet je, of hij is moeilijk in de omgang of zoiets. Meestal bedoelen ze dat hij politiek radicaal is of zo.”

“Eigenlijk is dat begrijpelijk. Ik bedoel, je wil dat je departement collegiaal is. Je wil dat mensen aardig zijn met elkaar. Je wil niet dat er in je departement iemand opstaat die zegt: ‘Kerel, jij bent een oorlogsmisdadiger’. En dat dan nog aantoont en bewijst, dat is niet aardig, dat voelt niet goed. Die hou je dus liever weg. Jij (Michael Albert, de interviewer) hebt daar trouwens zelf ervaring mee!”

“Dit zijn zeer effectieve filters die tot bepaalde resultaten leiden. Het is boeiend om zien hoe mensen zoals Edward Herman en ik en anderen die kritische analyses maken van de media, hoe wij journalisten en commentatoren woedend maken. Zij zeggen: ‘Niemand zegt mij wat ik moet schrijven’. Dat is absoluut waar! Als ze zelf niet zouden weten wat ze moeten schrijven, dan zouden ze daar niet zitten.”

——————————-

Michael Albert

Michael Albert (1947) studeerde fysica aan het MIT, maar werd vooral bekend door zijn activiteiten tegen de Vietnamoorlog en de ontwikkeling van de participatorische economie. Hij is reeds lange tijd actief als activist, schrijver en uitgever. Hij was onder meer student en medestander van Noam Chomsky in Boston. Hij is mede-oprichter van de mediagroep ZCommunications.

Vertaling uit het Engels: Lode Vanoost

© ZCommunications.org