Ga naar de inhoud

Landbouw moet helemaal anders – Voedselcrisis nog niet voorbij

30 september 2009 (MO) – De groeiende vraag naar voedsel, brandstof, vezels en veevoer, samen met het probleem van de klimaatopwarming, stelt het wereldwijde landbouwmodel voor ernstige uitdagingen. De dringendheid van die uitdagingen biedt tegelijk een kans om grondig na te denken over een fundamenteel ander model.

10 min leestijd
polyp_cartoon_wto_democracy

Dit stuk verscheen in maandblad Mo* uit Belgie en is een vertaling van Rethinking Agriculture’, verschenen in Third World Resurgence (Lim Li Ching ea.), maart 2009 (nr 223).

“Als de moderne landbouw blijft focussen op maximale productie en minimale kosten, belandt ze over twintig, dertig jaar in een grote crisis.”


Voedsel is goud. Wie honger lijdt, weet dat. Maar ook steeds meer investeerders en speculanten hebben de landbouwmarkt ontdekt en zetten hun zinnen op –al dan niet braakliggende– gronden en landbouwvoorraden. Maar beide belangengroepen komen steeds meer met elkaar in conflict – en strijden daarbij met ongelijke wapens. Hongerige mensen hebben maar één doel voor ogen: het minimaal noodzakelijke aantal dagelijkse calorieën.

Markten en internationale investeringsfondsen zien een toekomstige landbouw van “meer mensen en minder grond” als een interessant spoor voor een hoge return on investment, met jaarlijkse winsten tussen de 20 en de 30 procent. VN-rapporteur voor het Recht op Voedsel Olivier De Schutter stelt daarom dat, bij de hervormingen van het landbouwmodel waarover de jongste tijd heel wat te doen is vanwege de impact van de klimaatwijziging, het recht op voedsel de centrale focus moet zijn en dat de kleine boer en de familielandbouw opnieuw een centrale plaats moeten krijgen.
De FAO, de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN, schatte het aantal mensen dat honger lijdt op de wereld op 923 miljoen in 2007, een toename van meer dan 80 miljoen sinds 1990. In 2008 kwamen daar 40 miljoen hongerslachtoffers bij, ten gevolge van de piek in de voedselprijzen eind 2007 en begin 2008. In verschillende landen braken voedselrellen uit. In het tweede semester van 2008 daalden de prijzen weer, met 40 procent, maar enkele maanden later stegen ze opnieuw.
Toch zijn er maar weinigen die profiteren van die hogere prijzen. In april dit jaar publiceerde de FAO een rapport gebaseerd op onderzoek in 58 ontwikkelingslanden waaruit bleek dat voedsel er begin dit jaar verkocht werd tegen hogere prijzen dan in april 2008. Voor 2009 verwacht men bovendien een kleinere graanoogst.

Maar VN-rapporteur De Schutter stelt ook dat ‘het gevaarlijk is om het hongerprobleem te reduceren tot een probleem van vraag en aanbod’. De hongertragedie kan niet enkel begrepen worden door prijsevoluties op de internationale markten. Alleen daarop focussen negeert al de problemen die verband houden met de productieketen en de distributie van voedsel. Armen in Afrika kopen hun rijst en maniok niet op de aandelenmarkt van Chicago, maar op lokale markten. En producenten verkopen hun goederen aan tussenhandelaars en niet op de internationale markt.

Landbouw uit de vergeethoek

Meer dan twee decennia lang werd de landbouw wereldwijd pijnlijk verwaarloosd in de ontwikkelingsprogramma’s. Het ontwikkelingsrapport van de Wereldbank van vorig jaar heeft daar een antwoord op willen geven en deed in zijn World Development Report 2008 een krachtige oproep voor meer investeringen in de landbouw in ontwikkelingslanden. 75 procent van de armen woont vandaag op het platteland, maar slechts 4 procent van de officiële ontwikkelingshulp (ODA) gaat naar landbouw in de ontwikkelingslanden. De voorbije twintig jaar is het aandeel voor landbouw in die ODA scherp gedaald, terwijl de rurale armoede steeg.

Tegelijk staan de globale voedselvoorraden onder druk door de groeiende vraag naar voedsel, veevoer en biobrandstoffen, de stijgende energieprijzen, toenemende water- en grondschaarste, en de impact van de klimaatwijziging. Volgens het IAASTD-rapport van vorig jaar (International Assessment of Agricultural Knowledge, Science and Technology for Development) kan de klimaatwijziging, in combinatie met de stijgende vraag naar voedsel, vezels en brandstof, onherstelbare schade toebrengen aan de natuur, de basis waar de landbouw van afhangt. En dat heeft dan weer heel ernstige gevolgen voor voedselzekerheid.
Het toenemend aantal droogtes en overstromingen zal de landbouwproductie negatief beïnvloeden, voornamelijk waar mensen leven van overlevingslandbouw. Kleine boeren, herders en ambachtelijke vissers zullen de complexe en erg specifieke gevolgen ondervinden van de klimaatwijziging, zegt ook het Internationaal VN-Klimaatpanel. Die impact zal de druk nog vergroten in ontwikkelingslanden die nu al kampen met nooit gekende stijgingen van de voedselprijzen.

Hoewel de prijzen van de meeste graangewassen weer wat gedaald zijn tegenover de piek van 2008, blijven ze toch nog hoog in vergelijking met voorgaande jaren. Er is al voorspeld dat het afgelopen is met de tendens van dalende voedselprijzen. Rekening houdend met de effecten van klimaatwijziging, veranderingen in landgebruik en verlies van biodiversiteit, verwacht men dat de wereldprijs van voedsel de komende decennia zo’n 30 tot 50 procent zal stijgen, en minder voorspelbaar zal zijn.
Tot op heden is nog maar weinig gedaan aan het probleem van die prijsschommelingen. VN rapporteur De Schutter ziet drie mogelijkheden om de samenleving daartegen te wapenen: de investeerders verplichten zich te registreren; een noodreserve van voedsel aanleggen die onder de marktprijs verkocht kan worden wanneer die te hoge pieken vertoont; en ten slotte ook de virtuele markt bespelen door aankomende zeepbellen voortijdig te doen knappen. Maar zelfs die voorstellen beantwoorden de fundamentele vraag niet: wat voor soort ontwikkeling is er nodig in de landbouw?

Een nieuwe Groene Revolutie

De Groene Revoluties van de jaren zestig, die vooral in Azië en Latijns-Amerika opgang maakten, waren gebaseerd op een massaal gebruik van chemische meststoffen en pesticiden en moderne zaden. De Groene Revolutie veranderde de landbouw van een traditionele boereneconomie in een industriële agro-industrie die afhankelijk is van chemicaliën. Dat energie-intensieve model met zijn hoge milieubelasting en sociale kosten is echter niet duurzaam. Op verschillende plaatsen leidde de Groene Revolutie tot bodemuitputting en watertekorten, factoren die door de klimaatopwarming nog zullen toenemen.
Momenteel worden er inspanningen geleverd om de Afrikaanse landbouw te hervormen, op basis van een Afrikaanse Groene Revolutie, in de zogenaamde Alliance for a Green Revolution in Africa, AGRA. Het is een ambitieus project, opgezet door filantropische stichtingen zoals de Rockefeller en de Bill Gates Foundation, de privé- en de publieke sector, en VN-ontwikkelingsinstanties.

Begin dit jaar ondertekende AGRA ook een akkoord met het Earth Institute van Jeffrey Sachs, aan de Columbia University, over een vijfjarenprogramma van wetenschappelijke en technologische steun voor duurzame landbouwtechnieken bij kleine boeren in Afrika. Tot de directie van AGRA behoren gerenommeerde figuren zoals Monty Jones, die in maart aan de Universiteit Gent een eredoctoraat in ontvangst mocht nemen voor zijn onderzoek naar de Nerica-rijst (New Rice for Africa).
Wetenschappers en ontwikkelingsinstanties slaan de handen in elkaar om de arme boeren uit de armoede te tillen, op de eerste plaats door hen in contact te brengen met de markt en hen toegang te geven tot subsidies en landbouwsteun. Organisaties zoals de internationale ngo GRAIN wijzen er dan weer op dat ook een aanpak zoals het Nerica-project de kleinschalige productiesystemen van de boeren over het hoofd ziet en zelfs bedreigt.
En dat die inheemse productiesystemen vervolgens vervangen worden door plantages van de agro-industrie waarbij opnieuw vele kleine boeren uitgerangeerd worden. Ook de nieuwe groene revolutie, aldus GRAIN, stimuleert een landbouwmodel dat afhankelijk is van producten van de grote zaad- en agromultinationals, waardoor voedselzekerheid en het recht op voedsel voor boeren opnieuw onder druk komen.

De fundamentele vraag

De financiële besmetting die uitbrak in hooggeïndustrialiseerde landen en die zich ook over de rest van de wereld heeft verspreid, heeft de regeringen in verschillende landen genoodzaakt om hun prioriteiten te herzien, en om hun economieën nieuw leven in te blazen met financiële ondersteuning waarmee zieke bedrijven worden gered en werkgelegenheid wordt geschapen.

Hoewel landbouw een centrale rol speelt in economische en sociale ontwikkeling, wordt bijzonder weinig van die stimuleringsfondsen bestemd voor de zieke landbouwsector. De EU heeft bijvoorbeeld 1 miljard euro voedselhulp uitgetrokken voor 2008-2010 om daarmee voor arme boeren de impact van de voedsel- en de financiële crisis op te vangen. Maar dat is slechts een schijntje in verhouding tot de biljoenen euro’s die zijn uitgegeven om de zieke bankwereld te redden. Ook op de G8 in L’Aquila is er de belofte gekomen om opnieuw meer geld in de landbouw te investeren.
Maar geld alleen is niet genoeg. De Schutter pleit voor een andere aanpak: ‘Om een antwoord te vinden op de mondiale voedselcrisis springt men makkelijk van de symptomen – plotselinge prijsstijgingen– naar mogelijke remedies: het opdrijven van de productie en zo snel mogelijk alle beperkingen en obstakels aan de kant van het aanbod wegwerken.
Maar als het gaat over voedsel als een recht, als het gaat over voedselzekerheid en duurzaamheid, dan moeten we heel andere vragen stellen, namelijk: komen de maatregelen die we nemen om de productie op te krikken ook ten goede aan wie vandaag in voedselnood verkeert? Of leiden ze alleen maar tot een daling van de prijzen, waardoor kleine boeren nog meer ontmoedigd en gemarginaliseerd worden?’

De Schutter pleit radicaal voor steun aan kleine boeren en duurzame landbouwmethodes, vooral met het oog op de klimaatwijziging. In juni waarschuwde de internationale ngo Oxfam nog dat sub-Saharaans Afrika voor jaarlijks twee miljard dollar aan maïsoogsten kan verliezen als gevolg van de klimaatverandering. Landbouw kan een instrument zijn om de opwarming tegen te gaan, als die anders wordt ingezet.

Tot nog toe heeft de landbouwwetenschap en -technologie vooral grootschalige landbouw aangeprezen en een landbouwmodel gestimuleerd dat gebaseerd was op monocultuur en het gebruik van biotechnologie. Die programma’s waren zelden of nooit gericht op de specifieke noden van de armen op het platteland in ontwikkelingslanden. Er is ook maar weinig bewijs voor dat armoedebestrijding via een exporteconomie gewerkt heeft.

In dit dominante denken lijken nu barsten te komen. Het IAASTD vroeg zich af hoe de landbouwproductie zo kan worden opgevoerd dat honger en armoede afnemen, het platteland leefbaar wordt en sociale en ecologische duurzaamheid bevorderd en de globale opwarming afgeremd wordt. De onderzoekers concluderen dat in een geliberaliseerde voedselmarkt de armen de rekening betalen. Zij pleiten voor een economische en politieke herstructurering van de landbouwmarkt, en een betere combinatie van lokale en traditionele kennis met de wetenschappelijke expertise die er vandaag is.
Ze kiezen radicaal voor schaalverkleining en meer duurzaamheid, zorg voor het milieu en evenwichtigere sociale verhoudingen. ‘Landbouw gaat meer en meer over de sociale en ecologische variabelen die in grote mate zullen bepalen of de landbouw in de toekomst acht of negen miljard mensen zal kunnen voeden.’

Het Internationaal Fonds voor Landbouwontwikkeling IFAD zat helemaal op dezelfde lijn op de bijeenkomst in Rome in februari dit jaar.

De wetenschappers en economen stelden dat een terugkeer naar kleinschalige landbouw de beste manier is om de opwarming af te zwakken en meer voedselzekerheid te krijgen. Ook het rapport van het VN-Milieuprogramma UNEP, Environment’s Role in Averting Future Food Crises, riep op tot steun aan de kleinschalige landbouwers en pleitte voor de oprichting van een fonds voor microfinanciering van landbouwprojecten op basis van een gediversifieerde, resistente ecologische landbouw en wisselteelt. Directeur Achim Steiner: ‘Als de moderne landbouw blijft focussen op maximale productie en minimale kosten, belandt ze over twintig, dertig jaar in een grote crisis.’

Volgens het rapport verdubbelde in 24 Afrikaanse landen de oogst door het gebruik van organische productiemethoden. Raymond Auerbach, directeur van de Rainman Landcare Foundation in Zuid-Afrika: ‘De weerstand tegen organische landbouw wordt vooral gevoed door bedrijven die kunstmest en pesticiden leveren. Daarnaast wordt studenten in hun opleiding geleerd dat het gebruik van kunstmest, gif en genetisch gemanipuleerde zaden wetenschappelijke methodes zijn die voor vooruitgang staan.’
In Oeganda halen organische boeren met de export van hun producten een jaarlijkse omzet van 22 miljoen dollar. In Brazilië, met 190 miljoen mensen, komt 70 procent van het voedsel van de familielandbouw. Het ministerie van Landbouwontwikkeling werkt aan een systeem om die kleine boeren te steunen met financiering en markttoegang. En wat heel belangrijk is: de overheid koopt een deel van die productie op voor scholen en ziekenhuizen.

—————
Dit artikel is een bewerking van ‘Rethinking Agriculture’, verschenen in Third World Resurgence, maart 2009 (nr 223).Vertaling en publicatie: Mo*