Ga naar de inhoud

Kunst en Vrijhandel

Een samenvatting van de special van SICAmag (nr. 30, juni 2006)

5 min leestijd
Placeholder image

De aandacht in Nederland voor de invloed van de WTO op het creëren van een wereldwijde ‘cultuurmarkt’ is vooralsnog gering. De Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA) en de Boekmanstichting organiseerden daarom afgelopen voorjaar een studiedag en publiceerden tegelijkertijd een special van het tijdschrift SICAmag met als onderwerp ‘Kunst en vrijhandel’. De special is hier (pdf) te raadplegen en biedt een goed overzicht van de stand van zaken omtrent de discussie over de globalisering van de handel in ‘cultuurproducten’.

De special opent met een interview met de hoogleraar internationaal economisch recht Peter van den Bossche (Universiteit Maastricht). Van den Bossche wijst allereerst op het ontbreken van een ruime ‘cultural exception’ binnen de GATS, die het voor WTO-leden mogelijk zou maken om ten aanzien van ‘national treasure of artistic value’ handelsbeperkende maatregelen te nemen. Nu is deze culturele uitzondering volgens Van den Bossche te beperkt. Hij is daarom voorstander van de Unesco ‘Convention on the Protection and Promotion of the Diversity of Cutlural Expression’ dat in oktober 2005 door 30 van de 190 Unesco-leden is ondertekend. Dit verdrag stelt grenzen aan de ‘interpretatie van de reikwijdte van de verplichtingen’ die onder GATS ten aanzien van openstelling van markttoegang en nationale behandeling binnen de WTO zijn aangegaan. Van den Bossche gelooft echter niet dat verdergaande verbintenissen door de EU met andere WTO-leden ten aanzien van nationale behandeling, grote gevolgen zou hebben voor de ‘kwetsbare’ delen van het Nederlandse (gesubsidieerde) culturele leven. Van den Bossche: “Want wie gaat die subsidies nou aanvallen?! Er spelen geen of slechts zeer beperkte economische belangen.”

Econoom Arjen van Witteloostuijn (Universiteit Groningen) bepleit in een interview dat het beter zou zijn een strengere scheiding aan te brengen tussen de culturele en commerciële dienstverlening, zodat culturele uitingen die de overheid beschermt en subsidieert niet tevens door commerciële investeerders ondersteund worden, zodat er inderdaad, aldus Van Witteloostuijn, oneerlijke concurrentie met buitenlandse culturele ondernemers ontstaat. Als voorbeeld noemt hij de Nederlandse filmindustrie: “als film nationale cultuur is, dan moet zij zich niet in commerciële processen begeven”. En ten aanzien van het Nederlandse omroepbestel: “Vanuit WTO-perspectief loopt de BBC momenteel veel minder gevaar dan de Nederlandse publieke omroep.”

Vincent Wintermans, werkzaam bij de Nederlandse Unesco Commissie, vergelijkt in een interview het Unesco verdrag met het Kyoto protocol. Het verdrag beschermt de diversiteit van het culturele aanbod tegen economische belangen. Voor de culturele sector raakt dit met name de audiovisuele sector, waar de grootste economische belangen spelen. De VS zijn daarom tegen ondertekening van het verdrag, omdat volgens Amerikaanse producenten steun aan nationale filmproducties ten koste zou gaan van het aanbod uit Hollywood. Het Unesco-protocol versterkt hier de bestaande uitzondering op de AV-sector nog meer dan nu al het geval is. Dankzij inspanning van de Fransen valt deze sector immers nog buiten de GATS.

Ook auteursrechten zijn tot handelsobject geworden. Lucky Belder laat in een bijdrage zien hoe het op grote schaal overdragen van auteursrechten aan een beperkt aantal grote uitgeverijen of de muziekindustrie zorgt voor een groeiende verstrengeling tussen cultuur en commercie. Het verdrag over de Trade Related Intellectual Property Rights (TRIPS) ziet toe op de wereldwijde handhaving van deze eigendomsrechten. De bescherming van de industrie die voor een groot deel deze rechten bezit, staat ook hoog in het vaandel van de WTO. Het is de vraag of TRIPS voldoende ruimte geeft aan de behoefte van makers en gebruikers op vrije toegang tot culturele informatie, aldus Belder.

Ondanks het streven van de EU om binnen Europa overal de regel ‘vrij verkeer, geen steun’ toe te passen, stuit een zuivere toepassing van die regel steeds op tegenstand van landen met cultuurprotectionistische intenties, zoals Frankrijk. Dit stelt Caroline Pauwels (VU Brussel) in een interview. Hierdoor bestaan er allerlei uitzonderingen op deze regel, met name ten aanzien van de publieke omroep en de film. Binnen de WTO zijn filmsubsidies en quota voor film algemeen aanvaard, maar de vraag is hoe lang dit nog zo blijft, met een stijgende economische onderhandelingspositie van landen als Brazilië en India, die zich op dit punt voorstander van liberalisering tonen.

Herald Voorneveld, permanent vertegenwoordiger van Nederland bij de Unesco, beschrijft de totstandkoming van het Unesco-verdrag ’tot behoud en bescherming van cultuuruitingen’. Hij laat zien hoe het verdrag geboren is uit angst voor culturele homogenisering en stiekem ook voor ‘veramerikanisering’ van de cultuur. Met dit verdrag kan een bepaald nationaal belang of beleid bevoordeeld worden, zonder dat die bevoordeling door de WTO kan worden aangevochten. Volgens Voorneveld staat het Unesco-verdrag juridisch gezien boven het GATS-verdrag, omdat het Unesco-verdrag “een zekere mate van soevereiniteit overdraagt aan een gouvernementeel werkend comité” en zich niet beperkt tot een verzameling bilaterale contracten, zoals in het geval van de GATS. Het verdrag kan de positie van de culturele sector dus inderdaad versterken ten opzichte van andere sectoren in de samenleving. De Nederlandse regering heeft inmiddels de eerste stap gezet tot ratificatie (pdf) van het verdrag.

Een culturele sector die al voor bijna 100 procent commercieel is en onafhankelijk van subsidies opereert, is de popindustrie. Toch laat Peter Smidt namens Buma Cultuur weten het belangrijk te vinden dat de subsidies voor de popmuziek, zoals onlangs voor de productie van videoclips voor Nederlandse popartiesten, in stand worden gehouden. De Nederlandse muziekmarkt die voor 80 procent uit Engelse en Amerikaanse producten bestaat, kan, waar het Nederlandse producten betreft, best een steuntje in de rug gebruiken, aldus Smidt.

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Kornee van der Haven.)