Ga naar de inhoud

Joan Martínez-Alier over ecologische economie

'De
aarde groeit niet mee met de economie'
30
januari 2007 (MO) – Er moet dringend anders gedacht worden over economie,
willen we de planeet redden, maar dat mag niet ten koste gaan van de miljarden
armen, vindt professor Joan Martínez-Alier. Een gesprek met een van de
grondleggers van de ecologische economie over het verdelen van de taart, de
nadelen van groene belastingen en de onbetaalde kosten.

12 min leestijd
Placeholder image

Dit
interview is afkomstig van het Belgische MO* , wij
haalden het weg van de website yabasta.be

De aarde doet er een jaar en drie maanden over om de natuurlijke rijkdommen te
produceren die de mens op één jaar verbruikt. En tussen 1961 en 2003
vernegenvoudigde de uitstoot van CO2. Op deze manier blijven groeien, is nefast
voor de planeet en voor haar bewoners. Maar intussen worden de elementaire
behoeften van meer dan de helft van de wereldbevolking niet vervuld. Voor hen
is er wél nog behoefte aan economische groei.

Over
dat mondiale dilemma sprak MO* met Joan Martínez-Alier, voorzitter van de
Internationale Vereniging voor Ecologische Economen en professor aan de
Universitat Autonoma van Barcelona. In zijn belangrijkste boek, The
Environmentalism of the Poor
(2002), toont hij het verband aan tussen het
armoedeprobleem en het ecologische vraagstuk. We ontmoeten Martínez-Alier op de
internationale conferentie voor ecologische economie die in december in Delhi
plaatsvond. Een geschikte plek om uit te leggen wat ecologische economie nu
eigenlijk voorstelt.

Martínez-Alier:
Je kan economie omschrijven in termen van prijzen en kwantiteiten die
verhandeld worden, maar dat is slechts een deel van het plaatje. Ecologische
economen zien de natuur als een wezenlijk onderdeel van het functioneren van de
economie. Wanneer je kijkt naar het metabolisme van onze samenleving (het
proces van input van materialen en energie, de verwerking en de output -adw)
dan is het duidelijk dat de heersende economie niet gebaseerd is op een
circulaire doorstroom van energie en materialen.

Een
klein deel van de materialen wordt na gebruik gerecycleerd of hergebruikt. Een
heel groot deel eindigt als problematisch afval: zware metalen, nucleair afval,
afbraak van ecosystemen bij mijnsites, afvalwaters en CO2 dat zich opstapelt in
de atmosfeer. Alles bij elkaar veel meer dan wat de aarde kan opnemen en
verteren. En de grondstoffen worden weggehaald aan een tempo dat ontelbare
keren hoger ligt dan het tempo waaraan de natuur kan herstellen. De economie
heeft de diensten van de natuur nodig, maar beschouwt die natuur toch als een
externe factor. Dat leidt tot conflicten.


Gewapende
conflicten?

Martínez-Alier:
In het Amazonewoud van Ecuador en Peru, in de Nigerdelta of in Tsjaad: op veel
plaatsen wordt nog steeds nieuw gebied ontgonnen voor petroleumboringen.
Hetzelfde geldt voor steenkool, bauxiet en uranium in de Indiase deelstaten
Orissa en Jarkhand, voor nikkel in Nieuw-Caledonië en voor goud in Peru en
Congo.

Op die
plaatsen ontstaan conflicten omdat de natuurlijke habitat er onherstelbaar
wordt beschadigd. En niet zelden vallen daar doden bij. Niet alleen haalt men
de rijkdommen weg, het afval wordt ook teruggestuurd. Kijk maar naar het
elektronisch en chemisch afval uit het Noorden dat naar India, China of
Ivoorkust geëxporteerd wordt. In India zorgt de economische groei zelf voor
problemen. Voor de bouw van de Narmada-stuwdam moeten 20.000 tot 30.000 mensen
plaats ruimen. In West-Bengalen wil de regering een terrein van 300 ha aan een
autofabriek geven, vruchtbare grond die voor duizenden mensen van belang is
voor de rijstteelt.

Intussen
stijgt het CO2 gehalte in de atmosfeer en is de opwarming een feit. De
problemen worden voor een zeer groot deel veroorzaakt door de behoefte aan
eindeloze groei en het gebruik van steenkool, petroleum en gas voor energie.
Daarom zegt de ecologische economist K.W. Kapp dat het kapitalisme eigenlijk
een economie is van onbetaalde kosten. We zouden de natuur graag zien
meegroeien op de maat van de economische groei. Helaas is dat onmogelijk. We
kunnen dus beter proberen de economie te heroriënteren.


We
hebben toch behoefte aan economische groei om de armoede uit de wereld te
helpen?

Martínez-Alier:
Wij zijn ook niet tegen economische groei voor de armen. Met welk recht
trouwens zouden de rijke landen aan de arme landen grenzen gaan opleggen op het
vlak van CO2 uitstoot, landbeslag en grondstoffen, zelfs voor de productie van
nucleaire energie? De armoede moet aangepakt worden, de armen moeten méér
consumeren en ze moeten toegang krijgen tot water, energie, huisvesting,
onderwijs…

Daarvoor
hebben ze economische groei nodig. Ook al zitten we nu al met de
klimaatwijziging, is de petroleumexploitatie straks over zijn hoogtepunt heen
en zijn er grote risico's verbonden aan nucleaire energie. Voor de rijke landen
kan je de vraag stellen of het overschrijden van een bepaald niveau van
energieverbruik nog bijdraagt tot een beter leven, tot meer geluk. Voor de
miljarden armen is die vraag niet aan de orde.


Meer
energie voor de arme landen betekent wel meer opwarming voor de hele aarde.

Martínez-Alier:
Men heeft vandaag de mond vol over energiezekerheid. We moeten die uitdrukking
begrijpen zoals we over voedselzekerheid spreken: de zekerheid om toegang te
hebben tot het levensnoodzakelijke niveau van een onmisbaar goed. Maar waar
leggen we de norm voor energiezekerheid? Op 30 GJ per persoon per jaar? Op het
Europese niveau van 250 GJ per persoon per jaar of op 400 GJ zoals in de VS?

De
Indiase economie groeit met meer dan 10 procent per jaar. Stel dat men in India
de elektriciteitsproductie jaarlijks zou laten groeien met 7 procent, dan zou
het 30 jaar duren om genoeg energie te produceren om iedere inwoner 0,8 kw te
geven. Vorige zomer produceerde Catalonië gemiddeld 1,2 kw per persoon, waarom
zouden de Indiërs geen recht hebben op evenveel? Maar om dat te bereiken, moet
de elektriciteitsproductie in India groeien van de huidige 125.000 MW tot
1.000.000 MW.

China
en India zullen de energie voor hun groeiende economie vooral uit steenkool
halen en voor een deel uit nucleaire energie en waterkrachtcentrales, met een
grote kostprijs voor het milieu en voor de bewoners van de plaatsen waar de
stuwdammen komen. Wind- en zonne-energie zullen de komende dertig jaar slechts
een beperkte bijdrage leveren. Je kan niet anders dan bevestigen dat India nog
moet kunnen groeien, maar tegelijk is de klimaatwijziging er al voelbaar: de
Gangotri-gletsjers, waar de Ganges ontspringt, zijn al één kilometer
teruggetrokken.


We
kunnen dus niet vooruit maar ook niet achteruit?

Martínez-Alier:
De vraag is uiteindelijk: hoe verdelen we de taart én welke taart willen we
eigenlijk? Het heersende economische model gaat er van uit dat de
taart-die-we-kennen moet blijven groeien. Want als de economie groeit, zal er
uiteindelijk ook wel wat van die rijkdom doorsijpelen tot bij de armen. Op
termijn klopt dat enigszins, maar dan blijft nog de vraag naar het beslag van
de taart. Wat we nu hebben is giftig deeg met dodelijk beslag.

Het
enige ingrediënt is nu het bruto nationaal product, terwijl dat BNP een
heleboel milieueffecten en sociale consequenties buiten beschouwing laat en
daardoor een verkeerd beeld geeft over het welbevinden van die samenleving.
Niet alles wat het BNP doet toenemen is wenselijk op sociaal of milieuvlak,
denk maar aan auto-ongevallen of milieurampen- terwijl een boel arbeid zoals
het verzamelen van bladeren, gras, brandhout, water en eetbare vruchten -in
India goed voor 5 procent van het BNP- helemaal niet opgenomen worden in de
berekening van dat BNP.


Hebt u
een ander recept?

Martínez-Alier:
We kunnen het armoedeprobleem aanpakken door een internationale herverdeling,
bijvoorbeeld door de terugbetaling van de ecologische schuld die de rijke
landen in de geschiedenis hebben opgebouwd tegenover de arme landen waar ze de
natuurlijke rijkdommen plunderden. 1991 al stelden Anil Agarwal en Sunita
Narain van het Centre for Science en Environment in Delhi voor om de uitstoot
van broeikasgassen in te dijken door middel van een systeem van
emissiekredieten op basis van het aantal inwoners in een land.

Zo'n
systeem, stelden ze, moet gekoppeld worden aan "contractie &
convergentie": de rijke landen krimpen terwijl de armen nog recht hebben
op groei en op een terugbetaling van de "koolstofschuld" of de
ecologische schuld. Maar zulke voorstellen werden als te radicaal en niet
praktisch van de hand gedaan. Een andere manier om het mondiale probleem aan te
pakken is dat de Opec-landen de prijzen van olie en gas zouden laten stijgen
naarmate de uitputting van de voorraden nadert.

Met een
ecotaks daar bovenop worden de prijzen voor energie zo hoog dat het verbruik en
dus ook de emissies wel zullen dalen. Dat extra geld zou gestort kunnen worden
in een Bank van het Zuiden -zoals de Venezolaanse president Chávez al eens
heeft voorgesteld- om wereldwijd te investeren in gezondheidszorg, duurzame
huisvesting, landbouw en de ontwikkeling van zonne-energie.


Moeten
we een prijs zetten op het milieu om de huidige crisis effectief te kunnen
aanpakken?

Martínez-Alier:
Veel mensen in Noord en Zuid discussiëren over green accounting: het in
monetaire waarde schatten van de ecosystemen en de diensten die zij verlenen.
Ik denk dat dit belangrijk is om consumenten, bedrijven en
beleidsverantwoordelijken erop te wijzen hoezeer wij allen door de natuur
gesubsidieerd worden.

Op dit
ogenblik worden er zo reële prijzen vastgelegd voor een nieuwe markt voor
'milieudiensten' en wordt dit concept gehanteerd voor compensatie van
milieudelicten. Het opperste gerechtshof in India heeft die green accounting nu
ingevoerd. Zo'n marktmechanisme kan natuurlijk verkeerd gebruikt worden wanneer
het vanuit een klassiek economisch-monetaire logica benaderd wordt. Alleen maar
met het in monetaire termen verrekenen van de diensten van de natuur, kom je er
niet.

Als we
echt begaan zijn met de natuur en duurzaamheid willen nastreven voor deze
wereld, dan gaat het ook om ethiek en esthetiek. Dan gaat het om respect. Niet
alleen voor de andere soorten maar ook voor andere levenswijzen. Dan gaat het
ook over mensenrechten en over de collectieve rechten van inheemse groepen.


'Er is
op deze aarde genoeg voor ieders behoefte, maar niet voor ieders hebzucht', zei
Mahatma Gandhi meer dan een halve eeuw geleden. Is die uitspraak vandaag nog
relevant?

Martínez-Alier:
We leven vandaag in een volle wereld. In de loop van de twintigste eeuw
verviervoudigde de wereldbevolking. Volgens de huidige berekeningen zal de
bevolkingsaangroei rond 2050 het maximum bereiken. Tegen die tijd zijn we zeker
met nog eens 3 miljard monden extra.

Indien
die 3 miljard een gematigde levensstandaard hebben en slechts 1 ton koolstof
per jaar per persoon uitstoten -één vijfde van het gemiddelde in de VS vandaag-
dan nog zou dat in totaal een stijging van de uitstoot betekenen van 50
procent, terwijl we 50 procent moeten inbinden. De vraag waar we vandaag mee
geconfronteerd worden, ieder individu afzonderlijk, is op hoeveel energie elke
burger recht heeft. Hoeveel mag ieder zich toe-eigenen? En zijn wij zelf sterk
genoeg om te bepalen welke onze noden zijn? En wie gaat dat beslissen?

Voor de
rijke landen zie ik wel wat in de Franse beweging voor décroissance soutenable
die in Frankrijk opgang maakt: een beweging voor duurzame inperking van
materiële productie en consumptie. Of er een doorbraak richting ecologische
economie komt, hangt ook af van de betrouwbaarheid en de relevantie van onze
analyses, en van de mate waarin de brede bevolking zich er van bewust is dat
met de groei van onze economie ook de impact ervan op het milieu toeneemt.

Rampen
maken de gevolgen van de business as usual duidelijk. We moeten
beleidsverantwoordelijken -ook ministers van Handel of Economie- niet alleen
aanspreken met financiële argumenten. Zij zijn ook geïnteresseerd in politieke
winst, in herverdeling, soms zelfs in mooie natuur. Voor wie de planeet wil
redden, is het superbelangrijk een electoraat te hebben dat goed geïnformeerd
is.


Joan
Martínez -Alier
is gastspreker op het Colloquium over
Ecologische Economie dat op 24 februari georganiseerd wordt door Terra Reversa,
UCOS en VODO, op de campus van de VUB in Elsene. (www.terrareversa.be )

***


< de
interviewserie Planeet 2.0> (redactioneel commentaar)

Het
gaat niet goed met de planeet aarde. Het klimaat warmt op, ijskappen en
gletsjers smelten weg en kleine eilanden wachten bang hun ondergang af. Door
biodiversiteitsverlies sterven complexe ecosystemen, de buffers van alle
levenscycli, af. Nieuwe ziektes steken de kop op en verspreiden zich razendsnel
over de aardbol, aangedreven door de dynamiek van de globalisering die ons
allemaal nauwer met elkaar in contact brengt.

De
wortels van de huidige ecologische crisis zijn voor een groot deel te vinden in
het industriële ontwikkelingsmodel dat de aarde en de natuur beschouwt als een
onuitputtelijke voorraadkamer die eindeloos geplunderd kan worden. Dat model
heeft miljoenen mensen welvarend gemaakt en eigenlijk ambiëren de miljarden
mensen die nog altijd in armoede leven een bestaan met dezelfde mogelijkheden
en zekerheden.

Maar
ook het rijke Westen streeft nog altijd meer economische groei na. Het
winststreven wordt, als het zo uitkomt, verdedigd met sociale argumenten:
zonder groei verzeilen we in massawerkloosheid, heet het dan. Alleen is onze
economie intussen zo groot geworden dat de natuurlijke grenzen niet alleen
bereikt zijn, maar in een aantal gevallen allang overschreden werden. De
natuur, de grond onder onze voeten, haakt af.

Een
nieuw ontwikkelingsmodel, een nieuw paradigma, een nieuwe wereldorde: het is
allemaal hoogdringend, maar het ligt niet voor het grijpen. En toch zal de
mensheid een radicaal nieuwe omgang met economie, welvaart en ecologie moeten
ontwerpen, op grond van grenzeloze creativiteit en exponentieel toenemende
wetenschappelijke kennis en met de inzet van alle beschikbare middelen van
mensen van goede wil, waar ook ter wereld.

Een
hele jaargang lang gaat MO* op zoek gaan naar instrumenten en wegen om de
crisis het hoofd te bieden, naar nieuwe visies en bouwstenen voor een duurzame
toekomst. Daarvoor gaan we in gesprek met topdeskundigen van over de hele
wereld. Mensen die nu al de software leveren voor een nieuwe versie van onze
sputterende aarde, de designers van Planeet 2.0. (de redactie)

Auteur:
Alma De Walsche.