Ga naar de inhoud

Hervormingen afdwingen met coronamiljarden

Nu er een akkoord is tussen Parlement en Raad over de Europese meerjarenbegroting, en Hongarije en Polen niet langer een veto stellen over het Europees Herstelplan, na een typische juridische kunstgreep op zijn EU’s, kunnen lidstaten beginnen uitzien naar hun part van het wederopbouwfonds (Recovery and Resilience Facility, RRF). Maar we zouden best goed uitkijken welke voorwaarden hieraan verbonden worden. Nu zoveel lidstaten op hun tandvlees aan het lopen zijn, is voor de Europese Commissie de kans om ‘hervormingen‘ af te dwingen te mooi om te laten liggen.

4 min leestijd

(Door Herman Michiel, oorspronkelijk verschenen bij Ander Europa, foto Dave Corsby, CC2.0/Flickr)

Het wederopbouwfonds en het Europees Semester zijn nauw verbonden”, zegt de Europese Commissie; het Europees Semester is het geheel van formele en informele bepalingen waarmee de nationale economieën, vooral die van de eurozone, steeds verder in het neoliberale keurslijf gedwongen worden. Jaarlijks geeft de Commissie haar specifieke ‘aanbevelingen’ aan elke lidstaat: beperk de pensioenen, matig de lonen, liberaliseer de  arbeidsmarkt, hou de vakbonden op afstand, enzovoort. De uitkering van de gelden uit het wederopbouwfonds is expliciet gekoppeld aan het naleven van deze aanbevelingen.

Nu hebben sommigen in de coronacrisis nogal vlug het einde van het Europees bezuinigingsbeleid gezien. De partij van de Europese Socialisten (PES) kopte onlangs: “De Covid-19 pandemie sluit de deur voor een terugkeer naar het oude soberheidsbeleid”.  Het is wel waar dat de beperkingen opgelegd door het Stabiliteitspact (budgettekort onder 3%, overheidsschuld onder 60% etc.) tijdelijk werden opgeschort, omdat die momenteel toch onmogelijk nog kunnen gerespecteerd worden en er weer eens veel overheidsgeld naar de privésector moet vloeien; maar er is geen enkele reden om aan te nemen dat het coronavirus de neoliberale overtuigingen van de Europese beleidsmakers zou hebben aangetast.

De aanbevelingen van de Commissie aan een lidstaat mogen dan gaan over belangrijke kwesties, de discussie daarover verloopt meestal binnenskamers, bij discrete ontmoetingen tussen ministers,  commissarissen en hoge ambtenaren. Een parlement komt daar weinig aan te pas, en ook een minister zal niet altijd zeggen dat hij een beleid voert onder druk van een Europese aanbeveling. Maar nu de Commissie kan beslissen over miljarden, heeft ze wel een heel stevig ‘argument’ in handen.

Neem Spanje. Volgens de Europees vastgelegde verdeelsleutel zou het land in de komende jaren op zo ‘n 140 miljard euro recht hebben, de ene helft als terug te betalen goedkope lening, de andere als subsidie. Maar het land ligt reeds lang in het vizier van Brussel, als economisch onder-performant, een gevaar voor de stabiliteit van de eurozone, en nu bovendien bestuurd door een  linksere coalitie van PSOE en Unidas Podemos. Onder de titel “Brussel dringt bij Spanje aan op hervorming pensioenen en jobs in ruil voor EU-fondsen” licht de Spaanse krant El País een tipje van de sluier 1 over de onderhandelingen die momenteel bezig zijn tussen Madrid en Brussel. In januari zouden de plannen aan de Commissie voorgelegd worden, in de hoop tegen de zomer de eerste uitbetalingen te zien.

Volgens het artikel wil de Commissie toezeggingen op drie terreinen: pensioenen, eenmaking van de markt en ingrepen op het gebied van de arbeidsmarkt. Men moet weten dat premier Sánchez bij het aantreden van zijn PSOE-Podemos regering begin dit jaar aankondigde dat de pensioenen met 0,9% zouden stijgen! Dat zijn niet het soort aankondigingen waarover men zich verheugt in het Berlaymontgebouw; ook de koppeling van de pensioenen aan de index van de consumptieprijzen is er een doorn in het oog.
De tweede issue heeft te maken met de uiteenlopende inbreng die nationale en regionale besturen hebben in de marktregulering, die daardoor ‘gefragmenteerd’ is. Voor de Commissie zijn regionale partijen en autonomieën (Baskenland, Catalonië, Andalusië…) slechts storende factoren voor een gestroomlijnde markt.
Het artikel in El País vermeldt tenslotte dat de Commissie vindt dat er in Spanje teveel beroep wordt gedaan op tijdelijke contracten, en dat er te weinig training wordt voorzien voor werknemers. Dat lijkt misschien een positievere inbreng uit Brussel zijn, maar er is waarschijnlijk meer dan dat. In 2012 werden repressieve hervormingen van de arbeidswetgeving doorgevoerd; de afschaffing ervan is een van de eisen van het linksere deel van de regering Sánchez. Maar in die regering heb je onder andere Nadia Calviño, een partijloze technocrate die hoge functies bekleedde in de Europese Commissie (en bijna voorzitter werd van de Eurogroep) alvorens door Sánchez als minister van economie te worden benoemd; voor haar kan die repressieve arbeidswetgeving rustig blijven. Anderzijds is er de minister van arbeid Yolanda Díaz, voortkomend uit Izquierda Unida en met meer oor voor vakbondswensen. Wie zou geloven dat Brussel geen voorkeur zou hebben in deze kwestie?

Dit zijn omstandigheden waar de Commissie zich als een vis in het water moet voelen: geen wetten stellen maar ‘aanbevelingen doen’, ver van camera’s en journalisten, geen open conflicten maar stille wenken en gewuif met miljarden. Sinds lang droomt de Commissie ervan om over een budgetje te beschikken waarmee lidstaten kunnen  ‘beloond’ worden als ze neoliberale hervormingen doorvoeren; maar in de Europese kassen zit nooit veel geld. Behalve nu: honderden miljarden waaraan condities kunnen verbonden worden! (hm)