Ga naar de inhoud

Happy idealisme vals?

De laatste tijd verschijnen er berichten in de media over het ‘nieuwe idealisme’ (ook wel: ‘praktisch idealisme’, naar een veelverkocht boekje met die titel). Dat zou hip en modern en positief zijn en veel beter werken dan het vroegere politieke idealisme.

6 min leestijd
Placeholder image

Eerst verscheen er op 22 oktober een artikel over in Vrij Nederland (De Nieuwe Idealisten: Feesten Voor het goede Doel). Zie hier een kopie. Vervolgens schreef journalist Evert Nieuwenhuis een heel artikel in het opiniekatern van 19 november in NRC Handelsblad zie hier het stuk, met reacties. De veelzeggende titel: "Vlieg lekker naar New York, maar plant ook 59 bomen".

Als reactie schreef ik het volgende stuk (dat in NRC verscheen op dinsdag 13 december):

Vervolgens schreef Eveline Lubbers ook weer een reactie, dat echter NRC niet meer haalde. Het staat als apart artikel op globalinfo.nl.

Hiphop-idealisme is vals

NRC Handelsblad, 13 december 2005
Kees Hudig

Wat ‘praktisch idealisme’ wordt genoemd, bestaat uit het innemen van een vriendelijke allemansvriendpositie waarin het bedrijfsleven en de rijke landen te vriend worden gehouden, betoogt Kees Hudig.

Sinds kort verschijnen berichten over een golf van nieuw idealisme. In Opinie & Debat (NRC Handelsblad, 19 november) hield freelance journalist Evert Nieuwenhuis een betoog waarin hij stelde dat de huidige generatie jongeren al feestend de wereld kan verbeteren. Volgens hem is dit effectiever dan wat "de hemelbestormers van vorige generaties” wisten te bereiken met hun onbuigzame principes. De ‘nieuwe generatie’ zou wars zijn van ideologische moeilijkdoenerij en vooral praktisch en vrolijk aan de slag willen. Resultaten in plaats van politieke haarkloverij en daarbij nog permanente lol beleven ook. Wie kan daar tegen zijn?

Maar wie de aangehaalde voorbeelden goed bestudeert, merkt al snel dat er sprake is van nogal veel geblaat om weinig wol. Wie de moeite neemt om te bedenken wat de resultaten zouden zijn van het doorvoeren van deze denkwijze op de langere termijn, zoals de door Nieuwenhuis aangevallen columnist Bas Heijne deed, wordt ook niet vrolijker.

Het beeld van een brave new world doemt op waarin vooral de zakenmannen goed zullen boeren en geen enkele van de grote problemen op het gebied van armoede en milieu fundamenteel opgelost zullen worden.

Het mooiste voorbeeld geeft Nieuwenhuis zelf. Zowel in zijn eigen stuk als in een interview, dat een paar weken daarvoor in Vrij Nederland verscheen, komt hij aanzetten met de oplossing voor het probleem dat het drastisch toegenomen vliegverkeer veroorzaakt. Anders dan de zuurpruimen van de milieubeweging kiest hij voor de ‘praktische oplossing’: je vliegt zoveel je wilt, maar betaalt een paar centen extra voor je ticket zodat één of andere stichting ergens in een ontwikkelingsland wat bomen kan planten. Die bomen – en dat zal best goed uitgerekend zijn – nemen dan precies dat deel van de CO2-uitstoot op dat jouw aandeel in de vliegtocht veroorzaakt heeft. Voor het gemak vergeet Nieuwenhuis dat zijn gevlieg nog veel meer schadelijke effecten heeft. Zoals lawaai, gebruik van schaarse grondstoffen, ruimtegebruik door vliegvelden en aantasting van de stratosfeer.

Daarnaast stoten vliegtuigen natuurlijk nog veel meer schadelijke stoffen uit dan alleen CO2. Al die zaken worden niet ongedaan gemaakt door die paar bomen elders. Bovendien veroorzaken die bomen zelfs nieuwe problemen, die we onder het etiket milieuimperialisme zouden kunnen scharen. Bewoners van armere landen beginnen last te krijgen van dergelijke idealistische productiebossen, die hen van hun bestaansgrond verdrijven en waarvoor soms zelfs oerwoud wordt gekapt.
Uiteindelijk snapt iedereen dat je de schade die wordt veroorzaakt door het vliegverkeer alleen kan beperken door minder te gaan vliegen. Noem het maar zo’n ‘ijzeren principe’ waar Nieuwenhuis zich tegen afzet (hemelbestormend is het in ieder geval niet).

En eigenlijk geldt dat voor alle ‘happy’ voorbeelden die in dergelijke verhalen voorkomen. Dat een boekje als Praktisch Idealisme een bestseller is geworden, is geen sterk argument. Er gaan wel meer boekjes snel over de toonbank. Fastfood consumeert nu eenmaal makkelijk.

Een ander veelgeroemd voorbeeld van dit ‘happy’ idealisme, ook door Nieuwenhuis aangehaald, is het organisatiebureau Coolpolitics. Dat zou erin geslaagd zijn massaal jongeren te interesseren voor politieke onderwerpen. Sceptische waarnemers zouden kunnen stellen dat ze er vooral in geslaagd zijn om uitgebluste politici als Ruud Lubbers op het poppodium te hijsen. Het is inderdaad politiek, maar een stokoude variant ervan en niet bepaald revolutionair.

Dat is ook niet vreemd als je ziet waar dat allemaal van wordt betaald. Want het lijkt misschien of dit allemaal door ‘de jongeren’ zelf wordt georganiseerd en bedacht, maar in werkelijkheid zit er gewoon een hoop geld achter van ‘oude’ ontwikkelingsorganisaties en commerciële media als MTV, de Nieuwe Revu of de Volkskrant. De gevestigde macht, zou je kunnen zeggen. Met een hoop geld een populaire band inhuren en daarmee een zaal vol jongeren lokken, is minder spectaculair dan het lijkt.

Summum van alle heisa is natuurlijk het Live 8-gebeuren van afgelopen zomer, verzorgd door de popmiljonairs Bono en Geldof. De meest symbolische gebeurtenis van dat spektakel, die meestal door Nieuwenhuis en consorten buiten beeld wordt gelaten, was echter het moment dat Geldof superzakenman Bill Gates op het podium hees en uitriep tot de grootste weldoener aller tijden.

Hoeveel gekker zou dit nog kunnen worden? De hele campagne van Bono en Geldof was in nauw overleg met de regering Blair en onder sterke invloed van het bedrijfsleven opgezet. De boodschap was dan ook dat armoede bestreden zou moeten worden door meer te privatiseren. Het publiek zou dat verder kunnen bekrachtigen door een wit polsbandje te kopen. Geen wonder dat dergelijke verhalen enthousiast onthaald worden in kringen van machtige regeringen en bedrijven.
Wat ‘praktisch idealisme’ wordt genoemd, blijkt in feite vooral te bestaan uit het innemen van een vriendelijke allemansvriendpositie waarin je bedrijfsleven en rijke landen te vriend houdt en wat kruimels probeert af te troggelen. Met die kruimels wordt vervolgens een schaamteloze liefdadigheid georganiseerd die een vlag van jong en hip opgeplakt krijgt, maar die vooral lijkt te dienen om eventuele schaamtegevoelens te verdringen.

Zo kun je dan toch lekker naar een Braziliaans strand vliegen om te gaan surfen, aangezien de reis verzorgd is door een commercieel bureau dat ook een tochtje door een krottenwijk ingepland heeft. Het is de ideologie van de absolute ‘win-win’-situatie, waarbij je je nergens meer zorgen over hoeft te maken en waar dansen en consumeren naadloos overgaan in wereldverbeteren. Als dat nou zou werken, of betere resultaten zou opleveren dán het werk van de generatie van de zogenaamde ‘ijzeren principes’, zou het nog tot daar aan toe zijn. Maar voorlopig ontbreken ook de bewijzen daarvoor.

Tot die tijd is het beter om inspiratie te zoeken bij meer confronterende bewegingen die niet wars zijn van een keuze meer of minder en die wel onderscheid durven maken tussen degenen die de problemen veroorzaken en hen die ze zouden kunnen helpen oplossen.

Ver weg van het grote geld en het spektakel van Coolpolitics-partner Mojo (eigendom van de rabiaat rechtse multinational Clearchannel) en MTV zijn dergelijke bewegingen ook in volle ontwikkeling. Gefeest en gedanst wordt daar trouwens ook volop. Maar dan op, bijvoorbeeld, de tonen van Casey Neil’s ‘Dancing on the Ruins of Corporate Multinatonals’.

Kees Hudig is voorman van het XminY Solidariteitsfonds in Amsterdam.

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Kees Hudig.)