Ga naar de inhoud

Geef het Hoger Onderwijs terug aan de 99%

Ja, het Hoger Onderwijs moet veranderen: het wordt publiekelijk gefinancierd, terwijl elites zich eraan verrijken. Maar in plaats van de kosten te privatiseren kunnen we ook de baten ervan beter verdelen, een optie die consequent wordt genegeerd.

9 min leestijd
Placeholder image

(het origineel op de website van KSU)

‘He who benefits should pay’

Als gemiddelde belastingbetaler kun je je tegenwoordig afvragen of jouw bijdrage aan het hoger onderwijs nog wel terecht is. Als je een bakker bent, heb je dan zin om de opleiding van de volgende ‘intellectuele elite’ te subsidiëren? We hebben natuurlijk hoger opgeleiden nodig in onze samenleving, maar wie zegt dat jij dat allemaal moet betalen?

Boris van der Ham van D’66 zei ooit op een studentenmanifestatie: “Een echte socialist is voor een sociaal leenstelsel: laat de rijkere hoger opgeleiden zelf opdraaien voor hun studie”. Inderdaad verdienen hoger opgeleiden gemiddeld 2x het inkomen van lager opgeleiden volgens het CBS, een ‘college wage gap’ die in alle rijke landen momenteel gegroeid is in de laatste decennia.

“Maar”, zegt links, “juist door die basisbeurs kan ook de bakkerszoon studeren”. Zo makkelijk is het nou ook weer niet: veel bakkerszonen worden gewoon bakkers, of metselaars, ook met de huidige basisbeurs. Dat weet de hardwerkende bakker ook. Studenten komen nog steeds uit gemiddeld hogere inkomensklassen, uit hoger opgeleide gezinnen.

En al die onderzoekssubsidies uit ons belastinggeld, zijn die nog te rechtvaardigen? Wanneer onderzoek toont dat weggooibekertjes duurzamer zijn dan het afwassen van normale mokken, dan blijkt het onderzoek in opdracht te zijn van ‘disposablesfabrikanten’. Wanneer onderzoek toont dat Nederland massaal aan de vaccins moet, dan blijkt het onderzocht te zijn door aandeelhouders van de vaccinindustrie (en dit is maar een topje van de ijsberg, toonden Kobben en Tromp in De Onwelkome Boodschap) Een sceptische houding over het nut van al deze gesubsidieerde wetenschap is heel gezond.

Daarnaast verdienen for-profit ondernemingen miljarden aan winsten uit patenten die deels vanuit publiekelijk onderzoeksgeld ontwikkeld zijn. De farmaceutische industie, de software-industrie, de Bill Gates’ en Steve Jobs’ van deze planeet, allemaal gebruik(t)en ze technologie die ontwikkeld werd uit publiekelijk gefinancierd onderzoek.

Het antwoord hierop van veel politici en economen kan op het eerste gezicht logisch klinken: gezien de baten van onderwijs en onderzoek voor een groot deel privé zijn – de hogere inkomens van afgestudeerden, de winsten van Microsoft – moet de financiering ook geprivatiseerd worden.

“He who benefits should pay” gaf econoom Milton Friedman al in 1962 als argument voor overheidsleningen aan studenten, die ze terugbetalen wanneer ze meer beginnen te verdienen. Inmiddels wordt dit argument overal, van Chili tot Nederland, aangegrepen om hoger onderwijs duurder te maken voor studenten.

‘He who pays should benefit’

Zelden wordt het alternatief op tafel gelegd: een betere verdeling van de baten van hoger onderwijs en onderzoek volgens het principe ‘he who pays should benefit’. Het is geen natuurwet dat de baten van hoger onderwijs en onderzoek voor een groot deel vloeien naar een rijkere elite – de ‘1 procent’ in de termen van occupy. Het is verre van utopisch om de baten ervan meer te laten vloeien naar ‘de 99%’. Gelukkig zijn er al ideeën voor bedacht uit verschillende hoeken.

Aaron Swartz, een internet activist van 24 uit de VS met een cultstatus, maakte een goed begin. In 2008 publiceerde hij een “Guerrilla Open Access Manifesto,” waarin hij activisten opriep om via burgerlijke ongehoorzaamheid terug te vechten tegen het private eigendom van academische informatie. “Het is tijd om ons te verzetten tegen deze private diefstal van onze publieke cultuur”, schreef hij (vrij vertaald). “We moeten wetenschappelijke journals downloaden en uploaden op file-sharing networks”. Hij haalde de New York Times toen hij in juli 2011 gearresteerd werd voor het downloaden van 4.8 miljoen wetenschappelijke artikelen van Jstor, een beheerder van academische journals.

Het is zoals Swartz wou aantonen inderdaad merkwaardig dat veel publiekelijk gefinancierde academische kennis alleen beschikbaar is tegen betaling bij private partijen zoals Jstor. Meerderen zijn hiervan overtuigd gezien de ‘open access beweging’ die pleit voor vrije toegang voor iedereen tot wetenschappelijke artikelen.

Ook uit wetenschappelijke hoek wordt er nagedacht over hoe de baten van wetenschap publiekelijk in plaats van privaat kunnen zijn. Econoom Dean Baker analyseerde bijvoorbeeld het zorgstelsel van de Verenigde Staten en pleitte voor een beter publiekelijk gefinancierd onderzoek, wat uiteindelijk de samenleving een megabezuiniging zou opleveren. Hoe? Nu wordt onderzoek gefinancierd via patenten: investeringen in onderzoek door farmaceutische bedrijven worden teruggewonnen doordat zij via patenten een tijdlang het alleenrecht hebben op de verkoop van een nieuw product. Hierdoor hebben ze een prikkel om geld aan onderzoek te besteden, maar ook een middel om mega winsten binnen te harken.

Er zou slechts $30 miljard dollar nodig zijn om alle onderzoekskosten van de farmaceutische industrie publiekelijk te financieren volgens Baker, maar dat zou een besparing van meer dan $200 miljard op kunnen leveren, omdat zonder patentmonopolies medicijnen veel goedkoper zouden zijn. Medicijnen zouden tegen kostprijs aangeboden kunnen worden. Dat is een besparing die uiteindelijk ook de ‘uit de pan rijzende zorgkosten’ op de overheidsbegroting zou drukken.

De ‘99 procent’ is veel beter af bij publiekelijk gefinancierd, publiekelijk beheerde wetenschap, gratis toegankelijk voor de 99%, in plaats van publiekelijk gesubsidieerde, privaat beheerde wetenschap. Farmaceutische bedrijven, ook in Nederland en Europa, krijgen nog steeds veel verkapte vormen van subsidies: de overheid beschermt hun monopoliepositie, hun personeel wordt opgeleid in het publiekelijk gefinancierd onderwijs en hun onderzoek uitgevoerd in samenwerking met publieke universiteiten. De 99% mag wel eens wat meer terug eisen voor die investeringen. En economen zouden wat meer aandacht aan deze mogelijkheden mogen besteden.

Daarnaast kan de ‘college wage gap’ net zo gemakkelijk verkleind worden als deze gecreëerd is, mits er politieke wil is. Het feit dat hoger opgeleiden meer verdienen dan lager opgeleiden is eveneens geen natuurwet – en ook geen marktwet. Het feit dat ‘de markt’ momenteel leidt tot deze inkomensverschillen is voor een groot deel het gevolg van de manier waarop deze markt is ontworpen en gereguleerd (door hoger opgeleiden zelf).

Hoger opgeleiden ontvangen nog steeds meer overheidsbescherming van competitie in hun arbeidsmarkt dan lager opgeleiden, legt Baker uit. Handels- en migratieverdragen, en zelfs het monetair beleid, pakt vaak voordeliger uit voor hoger opgeleiden dan lager opgeleiden in de rijkere landen. Het is verre van utopisch om een beleid te voeren dat de ‘college wage gap’ zou verkleinen, waardoor we voorkomen dat de baten van een diploma voor een groot deel door hoger opgeleiden zelf geconsumeerd worden.

Dan blijft nog de vraag: wat heeft ‘de 99%’ eigenlijk aan hoger opgeleiden? Hoe stimuleren we hoger opgeleiden om hun kennis in te zetten op een sociale manier? In ieder geval niet zoals in de VS: momenteel vluchten veel hoger opgeleiden in de VS na hun studie linea recta naar dure advocatenkantoren en Wall Street, niet zozeer omdat daar hun passie ligt maar omdat ze een hoog salaris nodig hebben om hun gigantische studieschulden af te betalen, schrijft Stuart Tannock.

Voor afgestudeerde rechtenstudenten liggen de studieschulden inmiddels al boven de $80.000. In een peiling gaf ⅔ van afgestudeerde rechtenstudenten aan dat hun hoge studieschuld een belangrijke reden is om af te zien van een carrière in ‘public interest law’ (oftewel het opkomen voor de ‘little man’, mensenrechten, arbeidersrechten, etcetera).


Amerikanen gaan tegenwoordig letterlijk over lijken om te kunnen studeren: de belangrijkste reden die soldaten geven om het leger in te gaan is om financiële steun te krijgen voor het behalen van een diploma, schrijft Tannock.

Zelfs als bakkers en schoonmakers niet zelf het hoger onderwijs ingaan, heeft de 99% veel meer aan hoger opgeleiden zonder gigantische studieschulden. Zonder een drukkende studieschuld hebben afgestudeerden de keus om (lager betaalde) socialere werkzaamheden te verrichten na hun studie dan bijvoorbeeld (beter betaald) de financiële sector te versterken en rechtszaken te voeren voor de 1% om hun schuld af te kunnen betalen. Als we de kosten van een studie blijven verhogen in Nederland krijgen we Amerikaanse toestanden en maken we ook van onze afgestudeerden competitieve carrièrejagers waar de 99% weinig aan heeft.

Daarnaast moeten we er natuurlijk voor zorgen dat de kinderen van bakkers en schoonmakers wel naar het hoger onderwijs kunnen. Dat doe je niet door slechts dezelfde toegangseisen te stellen voor iedereen, en ook het collegegeld afschaffen zou niet gelijke toegankelijkheid realiseren. Dat doe je wel door iedereen de mogelijkheid te geven om aan deze toegangseisen te kunnen voldoen. Het basis en middelbaar onderwijs moet bijvoorbeeld van kwaliteit blijven, zodat niet alleen de ouders met een portemonnee voor huiswerkbegeleiding hun kinderen kunnen voorbereiden voor het hoger onderwijs.

Onderwijs: niet in een vacuüm

Dit zijn maar een paar ideeën om de vruchten van het hoger onderwijs en onderzoek weer terug te geven aan wie dit academisch systeem momenteel in stand houdt. Het klopt dat het systeem momenteel corrupte trekjes vertoont en dus een publieke financiering in zowel studenten en wetenschappers steeds moeilijker te legitimeren is, maar dat legitimeert het huidige beleid nog niet. Goed en toegankelijk onderwijs is niet alleen een recht, maar ook een essentieel orgaan van een samenleving om te overleven. Goed publiekelijk gedaan onderzoek is van minstens even groot belang. Dit zal nooit door een markt geleverd kunnen worden.

Het feit dat private belangen zich momenteel zo succesvol verrijken aan hoger onderwijs en onderzoek hangt natuurlijk sterk samen met onze kapitalistische economie, hebben ook marxistische denkers duidelijk gemaakt. Hoger onderwijs ontwikkelt zich niet in een vacuüm: ontwikkelingen in de samenleving geven vorm aan onderwijs en vice versa.

Alle bovenstaande ideeën zijn in feite relatief kleinschalige hervormingen. Als we verder willen denken over een onderwijsstelsel in dienst van ‘de 99%’, moeten we verder denken over wat voor samenleving we eigenlijk willen. En daarover zou natuurlijk vanuit het onderwijs zelf ook meegedacht moeten worden. Willen we onderwijs dat studenten slechts aanleert om deadlines te halen, orders op te volgen en competitief te zijn, of onderwijs waarin mensen (ook) leren samen te werken op een gelijkwaardige manier (zoals deze school in Mondragon, Baskenland)?

Een voormalig directeur van Princeton University – econoom Harold Shapiro – schreef dat publiekelijk gefinancierd onderwijs zou moeten meedenken over de stappen die gezet moeten worden om tot een welvarende en gelijke samenleving te komen. “We moeten bedenken wat voor personen, wat voor vaardigheden en wat voor doelen zo’n samenleving zouden karakteriseren”, zei Shapiro (vrij vertaald). Het is nadat we bedacht hebben wat onze doelen zijn als een samenleving dat we kunnen vragen “wat voor soort onderwijs draagt bij aan deze doelstellingen?”

__________________________________

Zie ook een prezi presentatie over hetzelfde onderwerp voor meer bronnen, cijfers, cartoons en conclusies.