Ga naar de inhoud

“Een waardeloze economie”

Eerste lezing uit de cyclus ‘waardevolle economie’. “Tegenover een ‘waardevolle economie’ staat een ‘waardeloze economie’.” stelt Ewald Engelen, hoogleraar financiële geografie. “Het type economische groei die Nederland in de afgelopen 15 tot 20 jaar heeft meegemaakt, is waardeloos. Om te zien hoe waardeloos die groei is, dalen we af naar de krochten van het bankbedrijf”.

9 min leestijd
Lehman_Brothers_Times_Square_by_David_Shankbone_2

(Oorspronkelijk verschenen op de website van Bureau De Helling (Wetenschappelijk Bureau GroenLinks)

De bankencrisis aan weerzijde van de Oceaan

De aanleiding van de crisis lag in de Verenigde Staten: “In Amerika hadden Democraten en Republikeinen geprobeerd om inkomensongelijkheden weg te plaveien door mensen eigen huizen te geven zonder oog of mensen de hypotheken konden terugbetalen. Banken zetten die hyptoheken niet op de balans. De banken verpakten die hypotheken en verkochten ze door. Het zo geheten securitiseren.”

Er waren mensen die uiteindelijk die hypotheek niet meer op konden brengen: “Dan kan je in Amerika de sleutels naar de bank toe sturen. Steeds meer huizen stonden leeg. De huizenprijzen daalden. De gesecuritiseerde producten waren de prijs niet meer waard waarvoor ze op de boeken stonden. Niemand wist wie de verpakte hypotheekcontracten had gekocht. Er ontstond wantrouwen tussen banken. Er werden tussen banken geen geld meer geleend.” In 2008 gingen verschillende banken daardoor failliet.

“Deze gesecuritiseerde producten waren niet alleen verkocht aan Amerikaanse banken maar ook aan Europese banken. De schokgolf raakte zo ook het Europese continent. Staten in de hele Eurozone konden zich de meltdown van de financiële infrastuctuur niet permitteren. Het bankwezen was technisch failliet maar mocht niet failliet gaan. De overheden gaven kapitaalinjecties, namen de risico’s over van de banken en leverden garanties. In Nederland komt dat neer op 26% van het bruto binnenlands product.” Dat is de reden voor de grote staatsschulden nu, want “voor de crisis ging Bos met een overschot naar de Tweede Kamer”. In de onderstaande figuur is te zien hoe de staatsschuld in verschillende Westerse landen scherp steeg: voor de crisis daalde de schuld in Spanje met 10% na de crisis steeg de schuld met 10% per jaar.

 

Bankieren op anabole steroïden

“Het was een gigantische implosie van een financiële kathedraal, die de laatste twintig jaar is opgebouwd, waar toezichthouders geen zicht op hadden. Bankiers ook niet. They didn’t know shit. Ze wisten niet hoe markten eruit zagen, niet hoe kwetsbaar hun eigen bank was of hoe onderling verbonden en onderling afhankelijk de internationale bankwereld was. Wat wij sinds midden jaren ’80 zien is een nog nooit eerder vertoonde groei van de financiële economie ten opzicht van de de reële economie. Bancaire balansen zijn twee keer zo groot zijn als het mondiale bruto binnenlands product. Dat is bankieren op anabole steroïden.” De rode lijn in de onderstaande figuur geeft de ontwikkeling van de bankensector weer tegenover het gecombineerde bruto binnenlands product van de 14 rijkste landen.

 

Dat is nog maar wat de banken rapporteren. In de schaduwbancaire stelsel gaat nog een keer een heel mondiaal bruto binnenlands product om.  “Het schaduwbancaire stelsel bestaat uit alle transacties die verricht worden buiten het toezicht van bancaire toezichthouders. Ongeveer een derde van de financiële transacties vindt zo plaats. Dat weten we pas sinds de crisis. Er wordt daar geld gecreëerd door schuldtitels. Hetzelfde onderpand wordt gebruikt in vijf leentransacties. Dat is: hetzelfde onderpand wordt vijf keer heen en weer gedaan om enorme balansen te creëren. Nederland is de vierde grote draaischijf van het schaduwbancaire stelsel.”

Het gefinancialiseerde kapitalisme had haar oorsprong eind jaren ’70. “Door het  ineenstorten van de internationale monetaire orde in de jaren 70 verdween de quasi-goudstandaard die als ankerpunt fungeerde. Vervolgens zijn de financiële markten zijn geïnternationaliseerd en gedereguleerd.”

“We denken allemaal dat in de Verenigde Staten de grootste klootzakken rondlopen. Maar de VS heeft een kleine financiële sector. Deze is net zo groot als de Amerikaanse economie. De grootste klootzakken dat zijn de Europese banken. De landen met de grootste balansen in verhouding tot hun eigen economieën zijn Nederland en het Verenigd Koninkrijk.” De verhouding tussen de binnenlandse producten en de bankensectoren zijn weergegeven in de onderstaande figuur. “De Nederlandse banken zijn nog steeds vijf keer zo groot als de Nederlandse economie. Dat is too big to fail. Maar we kunnen ons niet een tweede reddingsoperatie permitteren.”

 “Wat is hier gebeurd? Hoe kan dit gebeuren? Hoe kon het dat wij dit niet zagen? We hebben ons bezig gehouden met futiele kwesties, zoals hoofddoekjes, terwijl we ons financiële stelsel uit het oog verloren hebben. De financiële sector heeft een grote lobbymacht. Er is sprake van een draaideureffect: de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Banken is Eerste Kamerlid van D66. Banken krijgen de wetgeving die ze insteken. Europese wetgeving vindt plaats op basis van consultatierondes. Alleen de financiële sector reageert. Ze hebben een enorm batterij aan juristen.” Maar er is sprake van kennisfalen: “Economen zijn gelobotomiseerde krankzinnigen die niets begrijpen van de reële economie. Alleen heterodoxe economen zagen de zeepbel aankomen.”

Hefbomen

“Als je de winstgevendheid van banken afzet tegen de totale balans, dan zien we dat de winstgevenheid van banken niet veel is. In de VS is het hoogst: een winstpercentage van 1 tot 1.2%. In Europa is het nog lager. We kunnen ook naar hetzelfde rendement kijken in termen van het eigen kapitaal. Dat is wat de aandeelhouders en de bankiers zelf krijgen. Het rendement is midden jaren ’90 7% en loopt op naar 15%. Dit type rendementen maakt de banken tot een zeer winstgevende sector. Hoe kan een bank zo’n laag rendement hebben op de totale balans en zo’n hoog rendement per aandeel hebben?” De twee figuren hieronder geven de winst uitgedrukt in termen van de balans en uitgedrukt in termen van het eigen vermogen weer.

De hefboom is de simpelste reden voor het hoge rendement per aandeel: “De hefboom is niet anders dan de verhouding tussen het eigen vermogen en de omvang van de balans. In 1850 was de balans van het bankwezen twee keer zo groot als het eigen vermogen. De partners van een bank gokten met hun eigen vermogen. Dat betekent dat als je 1.2% winst haalt op je totale balans, je 2.4% winst haalt op je eigen vermogen. Rond 1970 zijn er hefbomen van 25%. Dit betekent dat banken nog maar 4% van hun eigen balans als eigen vermogen hebben. 1.2% winst betekent dan een winst van 30% op het eigen vermogen.”

“Hoe werkt dit? Een bank heeft heel weinig eigen vermogen. Voor een korte periode, één of twee dagen, lenen ze goedkoop geld. Dat lenen ze vervolgens uit voor hogere rentes of daar kopen ze financiële producten voor met hoge rendementen. Het verschil tussen die goedkope kortdurende leningen en die langdurige duurdere leningen dat is de winst die een bank maakt.”

Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn er internationale regels voor de verhouding die banken moeten hebben tussen eigen kapitaal en de totale balans. “Als een bank risicovolle activa op hun balans zetten, dan maakt dat ze tot een onveilige bank. Daarvoor moet veel eigen vermogen achter de hand gehouden. Voor overheidsobligaties van landen met een AAA-rating hoeven banken 0% eigen vermogen achter de hand te houden. Hypotheken zijn relatief onveilig daar moeten banken 8% eigen vermogen voor achter de hand houden. Dat betekent dat banken rekening houden met het mogelijke faillissement. Banken willen dus onveilige producten omzetten in producten met een AAA-rating. Het totale eigen vermogen is zo veel lager dan het cijfer dat volgt uit de risico-gewogen activa.” Hieronder zie je het risicogewogen eigen kapitaal van Nederlandse banken (waar ze in de top-4 staan) maar ook het niet risico-gewogen eigen kapitaal van banken (waar ze bij de onderste 4 staan).

“De toezichthouders van banken hebben afgesproken dat banken zelf hun eigen risico’s mogen inschatten, zolang dit maar voldoet aan een aantal procedurele voorwaarden. Bij grote banken keurt de slager het eigen vlees. De risico’s die verbonden waren aan veel financiële producten werd schromelijk onderschat. Ze kunnen zo kunstmatig hun eigen winsten oppompen.”

Securitisatie

“Banken hebben een intermediaire functie. Of ten minste dat is het zeehondjesverhaal dat ze graag vertellen. Mensen hebben geld over. De banken zetten dat surplusgeld uit bij mensen en bedrijven die geld nodig hebben. Tijdens de bancaire revolutie zijn banken andere dingen gaan doen. Ze zijn gebruik gaan maken van securitisatie. Dat is een vrij eenvoudig proces: we hebben een hypotheekbank die leent geld uit aan mensen die een lening willen. Door te securitiseren kunnen banken datzelfde beetje geld nog een keer uitgeven. Securitiseren is niet meer dan een contract als een op financiële markten verhandelbaar product doorverkopen aan andere partijen. Je hebt een bank die verkoopt aan een special purpose vehicle. Die koopt van die bank de hypotheken door evenveel obligaties uit te geven als hypotheekcontracten. De rente uit deze obligaties worden betaald uit de rente van de hypotheekcontracten. Er worden producten verkocht die tot in de tweede of de derde trap verwijderd zijn van het oorspronkelijke hypotheekcontract. In Nederland werden zulke producten gekocht door onze eigen pensioenfondsen. Nederland staat in de top-4 van markten in gesecuritiseerde schulden. Toen er geen hypotheekcontracten meer te slijten waren, bleek hoe enorm raar het vlechtwerk van afhankelijkheden in elkaar zat.”

Een schuldgedreven groeimodel

“Nederland is een verderfelijk land. We zijn een grote partij in het casinospel dat banken opgetuigd hebben. Wij hebben zelf een heel precair groeimodel gehanteerd.” Een onderdeel daarvan wordt in de volgende lezing uitgelicht door Alfred Kleinknecht: het exportgedreven groeimodel. “Sinds midden jaren ’80 krimpt onze binnenlandse economie zodat grote bedrijven kunnen exporteren. Daarvoor laten we onze lonen dalen.”

“Er is geprobeerd het tekort aan binnenlandse bestedingen op lossen door de vastgoedsector.” Dit is grotendeels gedreven door schulden: “Dit is een grote misallocatie van kapitaal: ons grote commerciële vastgoedprobleem. In Groot-Amsterdam staat 18% van de kantorenparken leeg. Dat wordt nooit meer verhuurd. Honderden miljoenen euro’s die gestoken zijn in vastgoed: vroeg of laat moet dat ergens afgeboekt worden. Laten we hopen dat het bij de banken zal zijn en dat niet de burgers ervoor moeten betalen. Woningbouwcorporaties, universiteiten en ziekenhuizen zijn sterk financieel gedreven. Hun hoofdtaak is niet meer onderwijs, onderzoek of zorg, maar het managen en beheren van een vastgoedportefeuille.” Maar ook huishoudens zijn gelinkt aan de vastgoedbubbel: “Nederland heeft een gigantische hypothecaire schuld. Alleen Zwitserland en Denenmarken hebben zo’n grote hypotheekschuld.” Het wordt voor huishoudens vanwege de bezuinigingen moeilijker om hun hypotheek te betalen of anders hun huis te verkopen. “We moeten af van onze geldverslaving en onze economie moet af van de vastgoedverslaving van de bouwsectoren.”

De illusoire winstgevendheid van het bankenstelsel heeft geleid tot een gigantische misallocatie van kapitaal en arbeid. Dit is een reset moment, een moment van herbezinning, een therapeutisch moment dat we met z’n allen moeten doormaken. We zitten nu in de nasleep van een sterk door marktdenken gedomineerd bedrijf. Er is nu veel meer ruimte voor het nadenken over alternatieven, andere vormen van markten, zoals duurzame markten. Maar eerst zal er een vlijmscherpe scalpel gezet moeten worden in de mondiale financiële sector zodat banken weer in dienst staan van mensen en niet in dienst van zichzelf.