Ga naar de inhoud

De patronen van de cholera pandemie

Corona komt natuurlijk niet uit het niets vallen. Een ontluisterende voorganger als het om pandemieën gaat, is cholera. Die ziekte bestaat al zo’n 200 jaar en heeft miljoenen mensen het leven gekost. Maar wat minstens zo onthutsend is, is dat er inmiddels al lang afdoende medicatie voor bestaat, terwijl de ziekte voort blijft woeden in de armste delen van de wereld. Daar hebben mensen geen toegang tot de vaccins, omdat ze er geen geld voor hebben en er geen schoon drinkwater is.

7 min leestijd

(Door Kees Stad, geschreven voor het komende nummer van kwartaaltijdschrift Buiten De orde, met dank aan Patrice voor de info)

Nog steeds sterven er jaarlijks tienduizenden mensen aan cholera. Het is een gruwelijke ziekte die veroorzaakt wordt door een bacterie en zeer besmettelijk is. Mensen die de ziekteverschijnselen krijgen – 85 procent van de mensen kan besmet raken zonder ernstige verschijnselen – drogen in zeer snel tempo uit omdat het lichaam letterlijk leegloopt. Het kan binnen een paar uur gebeurd zijn, en anders dan bij corona zijn ook kleine kinderen kwetsbaar…

Cholera was een ziekte die tot begin 1800 alleen lokaal in Bengalen in India voorkwam. Onder de Britse heerschappij is de ziekte de landsgrenzen overgegaan, via de schepen van het Britse leger en andere imperiale ‘diensten’. Je ziet de ziekte zich dan ook keurig eerst verspreiden naar andere Britse koloniale gebieden, en binnen enkele jaren ook in het Verenigd Koninkrijk zelf, en binnen de kortste tijd naar andere delen van Europa en de rest van de wereld. (wikipedia)

Cholera epidemie 1866

(Plaatje: Door Choleracommissie – Stadsarchief Amsterdam, Publiek domein, wikimedia/publiek domein)

Armeluisziekte

In de 19e eeuw begon cholera huis te houden in Europa, en ook daar waren natuurlijk vooral de armen die in sloppenwijken en onder slechte hygiënische omstandigheden moesten leven de klos. Het duurde tientallen jaren voordat ontdekt werd dat de besmetting vooral via drinkwater verliep. Inmiddels zijn er zes goed beschreven ‘pandemieën’ geweest, waarvan de jongste in 1961 in Indonesië is begonnen.

Los daarvan steekt de ziekte regelmatig op verschillende delen van de wereld lokaal de kop op. Zoals op Haïti in 2010, nadat daar een aardbeving het land had verwoest en veel mensen onder erbarmelijke omstandigheden in opvangkampen moesten leven. Hoewel er veel verschillen zijn met corona, dat bijvoorbeeld geen bacterie is maar een virus, zijn er opvallende overeenkomsten in de behandeling van de epidemie die niet bepaald vrolijk stemmen.

Het is duidelijk dat ook bij cholera de leefomstandigheden bepalend zijn voor wie er besmet raakt, en wie het vervolgens overleeft. Cholera treft bijvoorbeeld vooral degenen die al ondervoed zijn, en natuurlijk is de beschikbaarheid van riolering en schoon drinkwater een klassieke ‘klasse’-factor. Daar komt dan de wel of niet beschikbare gezondheidsvoorziening bij, die des te bepalend is bij een ziekte die zo besmettelijk is en zich zo snel dodelijk ontwikkelt. Maar cholera leert ons ook dat het goed mogelijk is om afdoende medicijnen te ontwikkelen en de ziekte toch te laten voortwoeden.

Medicijnen voor de rijken

Op de website van de Britse krant The Guardian waarschuwt Neil Singh ervoor om de lessen van de cholera-behandeling ter harte te nemen om die niet te herhalen. “De echte belangrijke vraag is niet wie er morgen doodgaan aan het coronavirus, maar over 200 jaar”.

Singh vreest dat het patroon zich zal herhalen: ‘we zullen de ziekte overal wel de baas worden, behalve in de armste delen van de wereld.”

Er zijn nu tenminste drie medicijnen die effectief beschermen tegen cholera. Zoals Dukoral dat oraal ingenomen kan worden en omgerekend 2 dollar kost. Maar de medicijnen moet meerdere keren toegediend worden binnen een bepaalde tijd en met schoon drinkwater, waardoor het een groot deel van de armste bevolking in bijvoorbeeld India niet bereikt, en daar gebieden zijn waar het als ziekte jarenlang blijft oplaaien. Er is ook een korter werkend krachtig vaccin dat overal in het rijke noorden verkrijgbaar is voor mensen die naar zo’n gebied willen reizen.

Parallellen met corona

Cholera was grensoverschrijdend verspreid en kon alleen effectief bestreden worden in internationaal verband. De ziekte leidde tot de oprichting van de eerste internationale conferentie over gezondheid, in 1851 in Parijs. Het was de voorloper van de latere WHO. Maar desondanks lukte het dus niet om cholera uit te roeien, wat later bij een ziekte als pokken wel lukte. Volgens Neil Singh in the Guardian omdat de aandacht bij cholera nooit gegaan is naar een integrale aanpak gericht op verbetering van de leefomstandigheden van de slachtoffers, maar alleen gericht werd op de medische aspekten van de ziekte zelf.

Wat ook fascinerend is aan de gruwelijke geschiedenis van cholera, is het fenomeen ‘cholera-rellen’ (*). Die zie je op veel plekken waar cholera uitbrak ontstaan, en waren vaak verbonden aan komplottheorien over de oorzaak van het sterven dat mensen om hen heen ervaarden. Gepaard met een aantoonbare isolatie van rijkere delen van de samenleving, leidde dat vaak tot heftige reacties, waarbij vaak juist het verplegend personeel en de ziekenhuizen het doelwit waren.

Maar Singh ziet al een tendens in dezelfde richting als de ‘behandeling’ van cholera als rijke landen bezig zijn om apparatuur en beschermingsmiddelen op te kopen voor ‘hun’ bevolking. Wat moet gebeuren is het tegenovergestelde van wat mensen als Trump bedenken: internationale samenwerking moet vergroot worden en de middelen daarvoor moeten drastisch toenemen. Het is ook in wederzijds belang, omdat het de enige manier is om daadwerkelijk van de dreiging voor oplaaien van de pandemie af te komen. Alleen als we af stappen van de oude koloniale logica dat witte mensen belangrijker zijn, en dat arme mensen in het zuiden ‘geholpen’ moeten worden, zal het deze keer anders aflopen.

Proefkonijnen

Een andere auteur bij The Guardian, Kenan Malik, waarschuwt voor een andere patroon dat alweer opdoemt: de mensen zullen als – veelal ongewilde – proefkonijnen gebruikt worden om de medicijnen te ontwikkelen waar ze later meestal zelf niet over zullen kunnen beschikken. Als er wereldwijd zo’n enorme druk is om snel een vaccin te ontwikkelen, zullen alle, toch al schaarse, remmen en regels overboord gegooid worden en gaan medische onderzoeken op zoek naar proefkonijnen om middelen op te testen.

Onder democratische omstandigheden, of wat daar voor door moet gaan, kan dat redelijk veilig geregeld worden, maar in arme landen is het wild west. Volgens Malik zijn medische bedrijven de afgelopen 20 jaar druk bezig geweest om hun tests te ‘offshoren’ naar armere landen. Tot eind vorige eeuw was het gebruikelijk dat medicijnen vooral getest werden in het land waar de ontwikkelaar zelf gevestigd was, dus veelal in Westerse landen. Maar sinds twintig jaar is er een duidelijke globalisering van klinische tests te bespeuren. Van alle medicijnen die in 2017 bijvoorbeeld in de VS nieuw toegelaten waren, was 90% geheel of gedeeltelijk buiten de VS en Canada getest. Veel Westerse (en Chinese) bedrijven kiezen arme mensen in India omdat daar een goede infrastructuur is en goed ontwikkelde technici en laboratoria. Nu met corona zijn er al Chinese bedrijven gespot die in Pakistan op zoek zijn naar kandidaten om deel te nemen aan het testen van probeersels.

Eerder gebeurde dat met AIDS, en vooral de zoektocht naar een goedkoper middel dan het dure AZT. Sonia Shah beschrijft dat in haar boek The Body Hunters. Hele groepen besmette mensen zijn ook willens en wetens geneesmiddelen onthouden tijdens tests omdat ze als testgroep moesten dienen die placebo kreeg in plaats van het echt middel.

Een ander patroon is dat de ziektes waarvoor de middelen getest worden, nu vaak juist niet de belangrijkste ziektes zijn onder de bevolkingsgroepen waar de proefkonijnen leven. Tuberculose of diarree is geen lucratieve ziekte waar patiënten veel voor zullen kunnen betalen. Allerlei vormen van kanker en ander ‘rijkeluisziektes’ zijn toonaangevend.

(* Zie: Cohn Jr, S.K. (2017) Cholera revolts: A class Struggle we May Not Like Social History 42, pp 162-180)