Ga naar de inhoud

Conditionele bronbelasting: Drie Tekortkomingen

Dit kabinet heeft ambitieuze plannen gepresenteerd om belastingontwijking via Nederland tegen te gaan. Een van de speerpunten van de staatssecretaris van Financiën, Menno Snel, is de zogenaamde conditionele bronbelasting, die doorstroom naar belastingparadijzen tegen moet gaan. Uit onderzoek van SOMO blijkt, dat na de invoering van het voorstel nog steeds voldoende mogelijkheden openstaan om belasting te ontwijken. We lichten hieronder drie manieren uit.

11 min leestijd

(Door Maarten Hietland, SOMO, bron: website SOMO illustratie: screenshot website CPB)

Nederland wordt op grote schaal door internationale bedrijven gebruikt om belasting te ontwijken. Tot deze conclusie kwam ook het Centraal Plan Bureau weer in januari van dit jaar: “Nederland is een doorsluisland”. Wanneer gekeken wordt naar de totale omvang van buitenlandse investeringen, staat Nederland al jarenlang wereldwijd op nummer één, zowel wat betreft inkomende als uitgaande investeringen.

In 2017 bedroeg de totale waarde van inkomende investeringen ruim 4000 miljard euro, waarbij uitgaande investeringen een waarde van ruim 5000 miljard euro hadden. Hiervan wordt het merendeel beheerd door in Nederland gevestigde brievenbusmaatschappijen. Deze hadden in 2017 een balanstotaal van bijna 4500 miljard euro. Jaarlijks wordt er door deze brievenbusmaatschappijen ongeveer 200 miljard euro uitgekeerd aan gelieerde ondernemingen in het buitenland, in de vorm van dividend-, rente- en royaltybetalingen. Het hoofdbestanddeel (60%) van deze fiscaal relevante stromen bestaat uit dividenduitkeringen.

Conditionele bronbelasting

Een bronbelasting betreft een belasting op ‘cross-border’ transacties, waarbij het land, van waaruit de betaling afkomstig is, de transactie belast. Wanneer een internationale investeerder een lening verstrekt aan een Nederlandse inzittende, zal de Nederlands inzittende hier rente over moeten betalen. Een bronbelasting ziet toe op een belasting van deze rentebetaling. Hetzelfde geldt voor aan het buitenland gerichte royalty-betalingen over rechten die in Nederland worden gehouden. Nederland heft geen belasting op rente- en royalty-betalingen aan het buitenland. Dit in tegenstelling tot de meeste andere landen ter wereld, die wel een dergelijke bronbelasting hebben. Dit is een van de belangrijkste redenen waardoor Nederland veelvuldig gebruikt wordt als tussenstop voor internationale investeringen. De in te voeren bronbelasting zal alleen gaan gelden voor transacties tussen bedrijven binnen hetzelfde concernverband. Dit zijn bijvoorbeeld transacties tussen dochterondernemingen van hetzelfde concern, of tussen de moeder- en dochteronderneming. Er is sprake van concernverband als er voldoende controle kan worden uitgeoefend van de hoofdonderneming naar de dochteronderneming.

Voorgestelde wetgeving

In februari 2018 kondigde Menno Snel aanmaatregelen [te] nemen die primair voorkomen dat het internationaal georiënteerde Nederlandse belastingstelsel wordt gebruikt voor doorstroomactiviteiten naar belastingparadijzen”. Een belangrijk onderdeel van deze maatregelen betreft de conditionele bronbelasting op rente en royalty’s naar laagbelastende en/of niet-coöperatieve jurisdicties, en in misbruiksituaties. De bronbelasting zal dus alleen maar gelden voor transacties naar een beperkt aantal landen (zie annex I). Het overgrote deel van de rente- en royalty-betalingen aan het buitenland blijven daarmee onbelast.

Door alleen te focussen op deze landen hoop het kabinet de ‘doorstroomactiviteiten naar belastingparadijzen’ de das om te doen. Het kabinet heeft het wetsvoorstel op Prinsjesdag 2019 gepresenteerd en wil dit per 1 januari 2021 in laten gaan. Ongeveer 22 miljard euro aan rente- en royaltybetalingen zullen door deze conditionele bronbelasting naar laagbelastende jurisdicties geraakt worden. Aangezien er jaarlijks ongeveer 80 miljard aan internationale royalty- en rentestomen door Nederland stroomt zal ongeveer  58 miljard euro níet door de conditionele bronbelasting worden geraakt.

Tekortkoming 1: Speciale belastingregimes

Nederland definieert belastingparadijzen als landen met een statutair winstbelastingtarief van 9% of minder. Een groot aantal landen ter wereld kent weliswaar een statutair winstbelastingtarief hoger dan 9%, maar hebben speciale belastingregimes die onder andere beschikbaar zijn voor internationaal opererende bedrijven. Deze speciale belastingregimes kennen in veel gevallen een winstbelasting toe van minder dan 9%. Wanneer alleen gekeken zal worden naar het algemeen geldende statutaire winstbelastingtarief zullen veel internationale rente- en royaltystromen die afkomstig zijn uit Nederland alsnog weinig tot niet belast worden.

Speciale belastingregimes

Een voorbeeld van een land met een dergelijk speciaal belastingregime is Mauritius, dat een verlaagde winstbelasting toekent aan bepaalde bedrijven. Het land kwam recent nog wereldwijd in de aandacht als belastingparadijs door de Mauritius Leaks. Mauritius kent het zogenaamde “Global Business License partial exemption regime”: bedrijven die zich aanmelden voor dit regime kunnen een reductie van 80% op het winstbelastingtarief krijgen op verschillende vormen van inkomen, bijvoorbeeld op uit Nederland afkomstige rente-inkomsten. Aangezien Mauritius een algemeen winstbelastingtarief van 15% kent, valt het land buiten de huidige definitie van laagbelastende jurisdicties.

Onderzoeksmethode

In dit onderzoek bekijken we welke landen Nederland niet classificeert worden als laagbelastende jurisdicties, maar die in de praktijk wel speciale belastingregimes hebben. Om de situatie in kaart te brengen is gekeken naar de, voor deze landen geldende, belasting op uit het buitenland afkomstige rente- en royalty-inkomsten. Hiervoor is een selectie gemaakt van 40 landen die significante rente- en royalty-inkomsten uit Nederland ontvangen. We kijken vervolgens welke van deze landen speciale belastingregimes hebben waardoor de belasting op uit het buitenland afkomstige rente- en royaltybetalingen, lager komt te liggen dan 9%.

Er is zeer beperkt data beschikbaar ten aanzien van de totale omvang van rente- en royalty-inkomsten die landen ontvangen vanuit Nederland. Om een goede analyse te kunnen maken is daarom een selectie gemaakt op basis van twee datasets. Ten eerste is een top 30 van landen gemaakt op basis van de totale omvang van buitenlandse directe investeringen in Nederland (2018). Daarbij is gebruik gemaakt van de CDIS database van het IMF. Vervolgens is een selectie gemaakt van de top 30 aan “services” investeringen in Nederland (2017), op basis van de “Balance of Payments” dataset van Eurostat.

Van deze groep landen zijn de volgende landen uitgesloten:

      EU lidstaten + Zwitserland
      Landen die al reeds op de EU zwarte lijst dan wel lijst van laagbelastende jurisdicties staan
Geldend voor: Rente Royalty’s
Curaçao X X
Hong Kong X  
Puerto Rico X X
Mauritius X  
Thailand   X
Angola X  
Barbados X X
Maleisië X X

Internationaal opererende bedrijven komen in aanmerking voor een speciaal regime met winstbelastingtarief lager dan 9%

Van de 40 onderzochte landen (zie annex II) zijn er 9 landen die een belastingtarief van minder dan 9% toekennen aan uit het buitenland afkomstige rente- en/of royaltyinkomsten. Aangezien het algemene winstbelastingtarief van deze landen hoger is dan 9% vallen deze landen buiten de Nederlandse definitie van “laagbelastende jurisdicties”. De staatssecretaris van Financiën Menno Snel heeft toegezegd maatregelen [te] nemen die primair voorkomen dat het internationaal georiënteerde Nederlandse belastingstelsel wordt gebruikt voor doorstroomactiviteiten naar belastingparadijzen”. Om deze belofte na te komen dienen landen met speciale belastingregimes meegenomen te worden in de definitie van “laagbelastende jurisdicties”.  

Tekortkoming 2: Territoriale belastingregimes

De meeste landen, zoals de Verenigde Staten, belasten (internationaal opererende) bedrijven op basis van de wereldwijd gegenereerde winst. De Amerikaanse belastingdienst belast de winsten, van bijvoorbeeld Google, onafhankelijk van waar deze tot stand zijn gekomen. In het geval dat een land wereldwijde winsten belast, voert het land doorgaans regelingen in die dubbele belastingheffing moeten voorkomen. Er is echter ook een aantal landen dat alleen het nationale inkomen van multinationals belast (het zogenaamde territoriaal belastingsysteem).

Een sprekend voorbeeld hiervan is Hong Kong. Dit land kent een statutair winstbelastingtarief van 16,5% en wordt door Nederland dan ook niet gezien als een laagbelastende jurisdictie. Het is echter alleen het inkomen dat daadwerkelijk in Hong Kong verdiend wordt dat belastbaar is. Internationale opbrengsten, zoals bijvoorbeeld rente- en royaltybetalingen aan in Hong Kong gevestigde bedrijven, worden niet belast. Dit betekent dat het land in de praktijk dus wel degelijk een belastingparadijs is. Nederland zal echter geen bronbelasting gaan heffen op rente en royalty’s naar Hong Kong omdat het alleen naar het statutaire winstbelastingtarief van 16,5% kijkt. Hetzelfde geldt voor het beruchte belastingparadijs Panama.

Zolang het wetsvoorstel geen uitzondering maakt voor territoriale belastingregimes, blijven belastingparadijzen als Hong Kong en Panama dus buiten schot.

Landen (uit de selectie van 40) waar rente- en/of royalty-betalingen afkomstig uit het buitenland niet worden belast.  
 
Hong Kong  
Maleisië  
Nigeria  
Uruguay  
Costa Rica  
Panama  
Marokko  

Tekortkoming 3: Misbruik EU-wetgeving

Een groot deel van de doorstroomactiviteiten via Nederland vindt plaats naar andere EU-lidstaten. Deze rente- en royaltystromen blijven onbelast. De EU heeft namelijk een richtlijn waardoor over rente- en royaltytransacties tussen gelieerde ondernemingen van verschillende EU-lidstaten geen bronbelasting mag worden geheven. Veel van deze intra-EU-transacties kennen hun uiteindelijke eindbestemming echter in een derde (niet-EU-)land. Een groot deel van de doorsluisfunctie van Nederland is dus niet rechtstreeks gericht op klassieke belastingparadijzen, maar op nabijgelegen EU-landen.

In deze rente- en royaltyrichtlijn van de EU is expliciet de ruimte gelaten om misbruik van de maatregel te bestrijden: “Het mag de lidstaten bovendien niet worden belet passende maatregelen ter bestrijding van fraude of misbruik te nemen”. Nederland heeft aangegeven misbruik van deze rente- en royaltyrichtlijn te willen voorkomen door de anti-misbruikbepaling die reeds geldt voor de vennootschaps- en dividendbelasting:

Er is sprake van misbruik indien sprake is van een kunstmatige constructie of transactie (objectieve toets) en het belang in de inhoudingsplichtige wordt gehouden met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van belasting bij een ander te ontgaan (subjectieve toets).”

Om de objectieve toets te doorstaan moet worden voldaan aan een reeks zogenaamde substance-eisen. Deze substance-eisen zijn gemaakt om het gebruik van brievenbusbedrijven tegen te gaan. Zo moet een bedrijf bijvoorbeeld de helft van het bestuur in Nederland hebben zitten, in Nederland minstens € 100.000 aan loonkosten betalen en hier voor tenminste twee jaar een kantoor hebben (zie annex II voor de geldende substance-eisen). Deze substance-eisen zijn echter dermate zwak dat bedrijven dit met behulp van een trustkantoor makkelijk kunnen omzeilen. Als het bedrijf niet aan deze eisen kan voldoen, is er sprake van een kunstmatige constructie, en wordt het belastingvoordeel (geen belasting op rente- of royaltybetalingen) niet gegeven.

Wanneer niet aan de objectieve substance-eisen wordt voldaan, kan het bedrijf nog wel aanspraak maken op de subjectieve toets. Deze biedt het bedrijf een alternatieve mogelijkheid om alsnog gebruik te maken van het belastingvoordeel. In de praktijk zal dit echter ook makkelijk te omzeilen zijn.

Het Europese Hof van Justitie heeft in http://curia.europa.eu/juris/celex.jsf?celex=62016CC0118&lang1=en&type=TXT&ancre=” target=”_blank” rel=”noopener”>een recente uitspraak bepaald dat EU-lidstaten misbruik van de rente- en royaltyrichtlijn actief moeten bestrijden. Om hieraan tegemoet te komen heeft de Staatssecretaris van Financiën aangegeven discretionaire bevoegdheid te willen gegeven aan de belastingcontroleur om, wanneer een bedrijf aan de substance-eisen voldoet, te kunnen bekijken of het om een constructie gaat die als doel heeft belasting te ontwijken. In dat geval kan de belastingcontroleur er alsnog een stokje voor steken.

Deze discretionaire bevoegdheid is waarschijnlijk echter te vrijblijvend om misbruik op basis van de rente- en royaltyrichtlijn onmogelijk te maken. Wanneer een belastingbetaler toegang wil tot het Nederlands en Europese belastingsysteem dient hij ook daadwerkelijk in Nederland zijn activiteiten te ontplooien. Om deze reden dienen de huidige eisen (zie annex II) aangescherpt te worden. Wanneer omzeiling via een EU-lidstaat mogelijk blijft zal Nederland gebruikt blijven worden als doorsluisland van internationaal kapitaalstromen naar derde landen.

Het Europese Hof van Justitie heeft duidelijke suggesties gegeven aan lidstaten om misbruik te signaleren. Hieronder de belangrijkste:

  • Dat de vennootschap die de rente heeft ontvangen deze zeer snel na de ontvangst ervan volledig of nagenoeg volledig doorsluist.
  • Het kunstmatige karakter van een constructie kan eveneens worden gestaafd door de omstandigheid dat het betrokken concern zo is georganiseerd dat de vennootschap die de, door de debiteur uitgekeerde, rente ontvangt, deze op haar beurt moet doorbetalen aan een derde vennootschap.
  • Er is sprake van een onderneming die fungeert als doorstroomvennootschap indien deze onderneming zich uitsluitend bezighoudt met het ontvangen van rente en de overdracht ervan aan de uiteindelijk gerechtigde of andere doorstroomvennootschappen.
  • Verder kunnen dergelijke aanwijzingen worden versterkt door het feit dat de complexe financiële transacties en de intra-groepsleningen samenvallen met, of ongeveer in dezelfde periode vallen als, de inwerkingtreding van belangrijke nieuwe belastingwetgeving.
  • De verwijzende rechters wensen eveneens in wezen te vernemen of er sprake kan zijn van rechtsmisbruik wanneer de uiteindelijk gerechtigde, tot de door de doorstroomvennootschappen overgedragen rente, een vennootschap is die is gevestigd in een derde staat waarmee de bronstaat een belastingverdrag heeft gesloten, op basis waarvan geen belasting over de rente zou zijn geheven indien deze rente rechtstreeks was uitgekeerd aan de in die derde staat gevestigde vennootschap.

Conclusie

Dit kabinet wil per 1 januari 2021 een conditionele bronbelasting gaan invoeren die belastingontwijking via Nederland tegen gaat. Deze wetgeving moet voorkomen dat Nederland wordt gebruikt voor doorstroomactiviteiten, ten aanzien van internationale rente- en royaltybetalingen, naar belastingparadijzen. Uit dit onderzoek van SOMO blijkt op welke wijze belastingontwijking nog steeds mogelijk is na invoering van het voorstel van Snel. Met het huidige voorstel zal doorstroom naar landen met speciale belastingregimes als Mauritius en Barbados, of landen die internationale rente- en royaltyinkomsten niet belasten, zoals Hong Kong en Panama, doorgaan. Deze landen dienen binnen de definitie van laagbelastende jurisdicties te vallen. Om belastingontwijking via Nederland d.m.v. de EU-richtlijn te voorkomen zijn extra maatregelen nodig. Deze extra maatregelen zijn nodig om ‘Nederland-doorsluisland’ daadwerkelijk tot het verleden te laten behoren.

Annex I

Annex II

Annex III

Annex IV

Annex V

Lees ook het artikel dat Thomas Bollen van Follow the Money schreef naar aanleiding van dit onderzoek.