Ga naar de inhoud

Chomsky: Hersenspoeling in Vrijheid

Nog efficiënter dan onder dictaturen. In Le Monde Diplomatique (augustus 2007) stond een interview met de Amerikaanse politieke analyst Noam Chomsky. Over propaganda in democratie, de tegenmachtvorming van ‘onderop’ en het belang van anarchisme daarbij.(*)

16 min leestijd
Placeholder image

Overnames van grote kranten (de Wall Street Journal in de Verenigde Staten, Les Echos in Frankrijk door machtige mannen die gewend zijn om de werkelijkheid naar hun wensen te vervormen. Ongekend mediagebruik door dhr. Nicolas Sarkozy en kannibaliseren van informatie door sport, weerberichten en vermaak, dat alles temidden van een lawine aan reclame: de ‘communicatie’ is het permanente bestuursinstrument van democratische regimes. Voor hen is ze wat voor dictaturen de propaganda is. In een interview met Daniel Mermet van France Inter, analyseert de Amerikaanse intellectueel Noam Chomsky deze mechanismen van overheersing en plaatst ze in hun historische context. Hij herinnert er bijvoorbeeld aan dat de totalitaire regimes na de eerste wereldoorlog uitvoerig gebruik gemaakt hebben van reclametechnieken die in de Verenigde Staten uitgewerkt werden. Daarnaast schetst hij het perspectief van sociale verandering in de huidige wereld, en wat een haalbare utopie zou kunnen lijken voor degenen  die ondanks de leer van de onmacht die door de massamedia verspreid wordt, niet zijn gestopt met het veranderen van de wereld.

(vraag) Laten we beginnen met de kwestie van de media. Tijdens het referendum over de Europese grondwet in mei 2005 was het grootste deel van de media voorstander van het ‘ja’ en toch heeft 55 procent van de Fransen ‘nee’ gestemd. Het lijkt er dus op dat het vermogen van de media om te manipuleren niet absoluut is. Betekende die stem van de burgers nu ook een ‘nee’ tegen de media?

Het werk van Edward Herman en mij over mediamanipulatie oftewel de ‘constructie van instemming’ (1) gaat niet zozeer over de uitwerking van de media op het publiek in het algemeen. Het is een ingewikkeld onderwerp, maar de paar diepgravende onderzoeken die er over dat onderwerp geweest zijn, duiden erop dat de invloed van de media in feite het sterkst is op de meest ontwikelde fractie. De grote massa van de publieke opinie lijkt minder vatbaar te zijn voor het discours van de media.

Neem bijvoorbeeld het geval van een mogelijke oorlog met Iran: 75 procent van de Amerikanen vindt de VS een grens zou moeten stellen aan haar militaire dreigingen en de voorkeur zou moeten geven aan het zoeken naar een diplomatieke oplossing. Onderzoeken door Westelijke instellingen wijzen er ook op dat de publieke opinie in Iran overeenkomt met die in de VS als het gaat om zekere aspecten van de nucleaire problematiek. Een overweldigende meerderheid in beide landen is van mening dat de hele regio van Israël tot Iran geheel gevrijwaard zou moeten zijn van nucleaire oorlogsapparatuur, daarbij inbegrepen die van het Amerikaanse leger in de regio. Maar om dat soort feiten in de media te vinden, zul je lang moeten zoeken.

Wat betreft de voornaamste politieke partijen in de twee landen, verdedigt geen enkele deze visie. Als Iran en de Verenigde Staten echte democratieën zouden zijn, waarbinnen de meerderheid daadwerkelijk beslist over het publieke beleid, dan zou het huidige nucleaire geschil ongetwijfeld allang opgelost zijn geweest. Er zijn meer vergelijkbare voorbeelden.

Als het bijvoorbeeld gaat om de binnenlandse begroting in de VS, is de meerderheid van de Amerikanen voorstander van bezuiniging op de militaire uitgaven en daarentegen een verhoging van de uitgaven op sociaal gebied, betalingen aan de VN, internationale economische en humanitaire hulp, en ook van het beëindigen van de verlaging van de belastingen die Bush ingesteld heeft ten gunste van de rijke bovenlaag.

Op al die gebieden is het beleid van het Witte Huis diagonaal tegengesteld aan de publieke opinie. Maar de peilingen die deze publieke oppositie aantonen, komen zelden in de media aan bod. De burgers worden niet alleen buiten de plekken gehouden waar de daadwerkelijke politieke besluiten genomen worden, maar ook in het ongewisse gehouden over de precieze stand van zaken van de publieke opinie.

Er bestaat een internationale bezorgdheid over het onbeschrijflijk grote ‘dubbele tekort’ van de VS: het handelstekort gecombineerd met het begrotingstekort. Maar die twee kunnen alleen bestaan door het bestaan van nog een derde tekort: het democratisch tekort dat alleen maar blijft groeien, niet alleen in de VS maar meer in het algemeen in de hele Westerse wereld.

(vraag) Elke keer als een bekende journalist of tv-presentator gevraagd wordt of die wel eens onder druk gezet wordt of gecensureerd wordt, antwoordt die dat hij of zij geheel vrij is om zijn of haar mening te uiten. Hoe werkt die controle van de gedachtes dan in een democratische samenleving? Hoe dat in een dictatuur werkt, weten we immers wel.

Als journalisten ter verantwoording geroepen worden, antwoorden ze altijd ‘niemand heeft mij onder druk gezet, ik schrijf wat ik wil’. En dat klopt ook. Alleen als ze posities in zouden nemen die tegengesteld zijn aan de dominante norm, dan zouden ze niet lang aan het werk blijven. De regel is natuurlijk niet absoluut. Het overkomt mijzelf ook dat ik af en toe in de Amerikaanse pers kan publiceren, de Verenigde Staten zijn ook geen totalitair land. Maar iedereen die niet voldoet aan bepaalde minimale vereisten heeft geen enkele kans om opgenomen te worden in de hogere echelons van commentatoren, ongeacht de naam en faam.

Dat is ook een van de voornaamste verschillen tussen het propagandasysteem van een totalitaire staat en de handelswijze in democratische samenlevingen.  Enigszins overdreven zou je kunnen stellen dat bij totalitaire landen de staat de lijn bepaalt die gevolgd moet worden en iedereen moet zich daar aan aanpassen. Democratische samenlevingen functioneren anders. De ‘lijn’ wordt daar nooit als zodanig afgekondigd, eerder tussen de regels vermeld. Het handelt daar om een soort ‘hersenspoeling in vrijheid’. En zelfs de ‘geëmotioneerde’ debatten bij de grote media spelen zich af binnen de kaders van de impliciet overeengekomen parameters, die veel punten van conflict aan de leiband houden.

Het controlesysteem van de democratische samenlevingen is zeer efficiënt; hij stelt de ‘algemene lijn’ vast als de lucht die we inademen. We merken het niet eens en wanen ons vaak getuigen te zijn van een zeer heftig debat. Uiteindelijk is het oneindig veel productiever dan de totalitaire systemen.

Laten we bijvoorbeeld het geval van Duitsland nemen aan het begin van de jaren 1930. Dat is later nogal eens vergeten, maar dat was toen het meest ontwikkelde land van Europa, het stond bovenaan als het om kunst ging, wetenschap, techniek, literatuur, filosofie. Vervolgens werd in zeer korte tijd de koers geheel in tegengestelde richting verlegd en is Duitsland de meest moorddadige en barbaarse staat uit de wereldgeschiedenis geworden.

Dat alles is bereikt door gebruik te maken van angst: angst voor de bolsjewieken, voor de joden, voor de Amerikanen, de Zigeuners, kortom voor iedereen die volgens de nazi’s een bedreiging zou vormen voor het hart van de Europese beschaving, dat wil zeggen voor ‘de erfgenamen van de Griekse beschaving’. Dat was in ieder geval hoe de filosoof Martin Heidegger het in 1935 omschreef. Welnu, het overgrote deel van de Duitse media die de bevolking met dit soort berichten bestookt heeft, heeft de techniek van doelgerichte marketing gebruikt die was ontwikkeld door Amerikaanse reclamebureaus.

Laten we niet vergeten hoe nu nog steeds een ideologie opgedrongen wordt. Om te overheersen is geweld niet voldoende, er is ook een ander soort rechtvaardiging nodig. Elk persoon dat macht uitoefent over een ander, of dat nu een dictator is, een kolonist, een bureaucraat, een echtgenoot of een baas – heeft behoefte aan een rechtvaardigende ideologie. En het komt altijd op hetzelfde neer: die overheersing is nodig ‘voor de bestwil’ van de overheerste. Met andere woorden, de macht schildert zichzelf altijd af als onbaatzuchtig, onpartijdig, goedgeefs.

Als het geweld van de staat niet meer afdoende is

In de jaren 1930 gingen de nazi’s bij hun propaganda uit van bijvoorbeeld de stelregel dat je simpele woorden kiest die onophoudelijk herhaald worden en verbonden worden aan emoties, aan gevoelens, aan geloven. Toen Hitler de Sudeten binnenviel [in 1938] gebeurde dat onder het aanroepen van de meest nobele en liefdadige doelen, zoals de noodzaak van een ‘humanitaire interventie’ om te voorkomen dat de Duitssprekende bevolking aan een ‘etnische zuivering’ blootgesteld zou worden en om te bewerkstelligen dat iedereen voort zou kunnen leven onder de ‘beschermende vleugels’ van Duitsland, met steun van de grootste macht op het gebied van kunst en cultuur in de wereld.

Hoewel er op het gebied van propaganda misschien weinig veranderd is sinds Athene, zijn er wel degelijk veel perfectioniseringen geweest. De instrumenten zijn veel verfijnder geworden, met name en ogenschijnlijk tegenstrijdig juist in de meest vrije landen van de wereld: het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Het is daar en nergens anders dat de moderne industrie van de publieke relaties, wat je ook zou kunnen noemen de opiniefabriek, of propaganda, ontstaan is in de jaren 1920.

Deze twee landen waren in feite dermate voortgeschreden op het gebied van democratische rechten (stemrecht voor vrouwen, vrijheid van meningsuiting etc.) dat ze het punt bereikt hadden dat de vrijheidsdrang niet langer in toom gehouden kon worden met alleen het geweld van de staat. Men heeft zich toen gewend tot de technologieën van de ‘fabriek van instemming’. De industrie van publieke relaties produceert, in de ware zin van het woord, instemming, aanvaarding, onderworpenheid. Ze beheerst de ideeën, de gedachtes, de geest. Vergeleken met het totalitarisme is dat een grote vooruitgang: het is een stuk aangenamer om blootgesteld te worden aan reclame dan zich terug te vinden in een martelkamer.

In de Verenigde Staten is de vrijheid van meningsuiting beschermd in een mate die volgens mij ongekend is in enig ander land op aarde. Dat is van zeer recente datum. In de jaren ’60 heeft het Hooggerechtshof de lat erg hoog gelegd wat betreft het respecteren van het vrije woord, wat volgens mij een uitdrukking is van een fundamenteel principe dat sinds de 18e eeuw met de verlichting ingesteld werd. De stelling van het Hof was dat het woord vrij was, met als enige begrenzing de deelname aan een criminele daad. Als ik bijvoorbeeld een winkel binnenga om die te beroven en een van mijn bendegenoten trekt een pistool en ik roep hem toe ‘schiet!’ dan wordt dat niet door de grondwet beschermd. Voor de rest moet het motief bijzonder ernstig zijn, wil de vrijheid van meningsuiting ingeperkt worden. Het Hooggerechtshof heet dit principe zelfs bevestigd ten gunste van leden van de Ku Klux Klan.

In Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en volgens mij ook de rest van Europa, wordt de vrijheid van meningsuiting op een zeer restrictieve manier gedefinieerd. In mijn ogen is de essentiële vraag: heeft de staat het recht om te bepalen wat de historische waarheid is en degenen te bestraffen die daarvan afwijken? Dan moet het denken zich weer schikken naar een waarlijk Stalinistische praktijk.

Franse intellectuelen hebben moeite met erkennen dat ze juist naar die kant leunen. Zelfs Hitler en Stalin gaven de ruimte aan de vrijheid van meningsuiting van degenen die hun standpunt deelden…

Ik vind ook dat er iets zeer bedroevends en zelfs schandaligs is aan het feit dat we deze zaken nog moeten bediscussiëren twee eeuwen na Voltaire, die zoals men weet verklaarde: ‘Ik zal mijn eigen meningen tot aan mijn dood verdedigen, maar ik zou mijn leven geven opdat u de uwe kunt uiten.’ Het is ook een nogal trieste dienst die we bewijzen aan de slachtoffers van de holocaust om de fundamentele doctrines over te nemen van hun beulen.

(vraag) In een van uw boeken bespreekt u de uitspraak van Milton Friedman: ‘Winst maken is de essentie zelf van de democratie’…

Om eerlijk te zijn, die twee dingen zijn dermate tegengesteld dat het eigenlijk onmogelijk is om er serieus op in te gaan… De kern van democratie is dat mensen zelf kunnen beslissen over hun eigen leven en de politieke keuzes die daar mee te maken hebben. Het maken van winst is een pathologie van onze samenlevingen, voorbehouden aan bepaalde particuliere structuren. In een beschaafde, ethische maatschappij zou dit najagen van winst een marginale zaak zijn. Neem nu mijn afdeling op de universiteit [op het Massachusetts Institute of Technology]; er zijn daar een paar wetenschappers die hard werken om veel geld te verdienen, maar die worden enigszins als zonderlingen beschouwd, mensen met een stoornis, bijna als pathologische gevallen. De geest die de academische gemeenschap vooral inspireert, is om nieuwe dingen te ontdekken, aan de ene kant om het intellectuele belang maar ook voor het algemeen belang.

(vraag) In een uitgave die aan u gewijd is door uitgeverij Lâ Herne, schrijft Jean Ziegler: ‘Er zijn drie soorten totalitarisme geweest: het Stalinistische totalitarisme, dat van de Naziâ’s en nu is het Tina (2).’ Zou u die drie totalitarismes zo vergelijken?

Ik zou die drie niet op een lijn zetten. Strijd leveren tegen ‘Tina’ is je teweer stellen tegen een intellectuele onderneming die niet gelijkgesteld kan worden met de concentratiekampen of de goulag. En in werkelijkheid veroorzaakt het beleid van de VS een massale oppositie over de hele planeet. Argentinië en Venezuela hebben het IMF eruit gegooid. De Verenigde Staten hebben afstand moeten doen van een handelswijze die twintig of dertig jaar geleden nog de norm was: de militaire coup in Latijns Amerika. Het neoliberale economische programma, dat in de jaren 1980 en 1990 met geweld ingevoerd is in heel Latijns Amerika, wordt momenteel op het gehele continent verworpen. En men vindt deze zelfde oppositie tegen economische globalisering op mondiale schaal terug.

De beweging voor gerechtigheid (de Amerikaanse term voor globaliseringsbeweging, vert.) waar de media hun schijnwerpers op richten telkens als er een Wereld Sociaal Forum is, is in feite het hele jaar door actief. Het is een zeer nieuw fenomeen in de geschiedenis, die misschien het begin betekent van een echte internationale. Welnu, een van de stokpaardjes van die beweging is het bestaan van een alternatief. Bovendien, welk beter voorbeeld van een andere globalisering kun je bedenken dan het Wereld Sociaal Forum? De media die vijandig zijn noemen degenen die zich tegen neoliberale globalisering verzetten ‘antiglobalisten’, terwijl ze natuurlijk vechten voor een andere mondialisering, een mondialisering van onderop.

Men kan de contrasten tussen de twee goed vergelijken omdat op hetzelfde moment altijd het Wereld Economisch Forum in Davos plaatsvindt, die ook aan het economische belang van de planeet werkt, maar dan alleen in het belang van de financierders, de banken en de grote pensioenfondsen. Dat zijn machten die ook de media beheersen. Dat is hun opvatting van mondiale integratie, maar dan ten dienste van de investeerders. De dominante media beschouwen die vorm van integratie als de enige die in aanmerking mag komen voor het label globalisering.

Ziedaar een mooi voorbeeld van het functioneren van de ideologische propaganda in de democratische samenlevingen. Die is dermate doeltreffend dat zelfs deelnemers aan het Wereld Sociaal Forum soms het kwaadwillige etiket van ‘antiglobalisten’ accepteren. In Porto Alegre heb ik opgetreden in het kader van het Forum, en ook bij de Mondiale Conferentie van boeren. Zij vertegenwoordigen alleen al een meerderheid van de bevolking van de planeet…

(vraag) Men plaatst u in de gelederen van de anarchisten of van de libertaire socialisten. Welke plek zou de staat hebben in de democratie die u voorstaat?

We leven op deze aarde, niet in een of andere fictieve wereld. Er bestaan tirannieke instellingen, te weten de grote bedrijven. Die komen het meest in de buurt van totalitaire instellingen. Ze hebben, om het zo te noemen, geen enkele verplichting verantwoording af te leggen aan het publiek; ze handelen als roofdieren, waarvan andere bedrijven de prooi zullen vormen. Om zich tegen hen te beschermen heeft de bevolking maar één instrument: de staat. Nu is dat niet een echt efficiënt schild, aangezien die in het algemeen nauw verbonden is met de roofdieren. Met een verschil echter, dat niet onaanzienlijk is: terwijl bijvoorbeeld General Electric geen enkele verantwoording hoeft af te leggen, moet de staat zich nog af en toe legitimeren ten overstaan van de bevolking.

Als de democratie eenmaal uitgebreid is tot het punt dat de burgers de heerschappij hebben over de middelen van productie en handel en dat ze deelnemen aan het functioneren en het besturen van het algemene kader waarbinnen ze leven, dan zou de staat beetje bij beetje kunnen verdwijnen. Die zal vervangen worden door vrijwillige verbanden op de plekken waar gewerkt wordt en waar de mensen leven.

(vraag) Een soort sovjets?

Dat waren de sovjets in feite. Maar het eerste dat Lenin en Trotski vernietigd hebben, onmiddellijk na de oktoberrevolutie, waren de sovjets, de arbeidersraden en alle democratische instellingen. Lenin en Trotski zijn in die zin de ergste vijanden van het socialisme in de 20e eeuw geweest. In de hoedanigheid van orthodoxe marxisten, hebben ze geoordeeld dat een achtergebleven samenleving als de Russische in die dagen, niet in een keer tot het socialisme over zou kunnen gaan, maar eerst gedwongen geïndustrialiseerd zou moeten worden.

In 1989, toen het communistische systeem ten onder ging, heb ik gedacht dat die ondergang paradoxaal genoeg een overwinning voor het socialisme betekende. Want het socialisme, zoals ik dat zie, omvat op z’n minst, ik herhaal het, de democratische heerschappij over de productie, de handel en andere belangrijke kenmerken van het menselijk bestaan.

De twee voornaamste propagandasystemen zijn evenwel overeengekomen om te verklaren dat het tirannieke systeem dat door Lenin en Trotski ingesteld werd, en vervolgens door Stalin in een politieke monstruositeit werd gemaakt, ‘het socialisme’ zou zijn. De Westerse bestuurders kunnen niet anders dan zielsgelukkig zijn geweest door dit absurde en schandalige gebruik van de term, dat hen in staat stelde om het daadwerkelijke socialisme te belasteren. Met een vergelijkbaar enthousiasme, maar in omgekeerde zin, heeft het propagandasysteem van de Sovjet Unie geprobeerd om de sympathie en het engagement uit te buiten die veel arbeiders koesterden voor de authentieke socialistische idealen.

(vraag) Maar is het niet zo dat alle vormen van zelforganisatie volgens anarchistische principes uiteindelijk ten onder zijn gegaan?

Er zijn geen vaste ‘anarchistische principes’, er bestaat geen libertair catechisme waar iedereen trouw aan zou moeten zweren. Het anarchisme, in ieder geval zoals ik dat beschouw, is een beweging van ideeën en menselijke actie die probeert om structuren van autoriteit en overheersing te identificeren om deze te vragen om zich te legitimeren en, indien deze daar niet toe in staat zijn, wat regelmatig voorkomt, om ze overbodig te maken.

Verre van ten onder te zijn gegaan, doet het anarchisme, de libertaire gedachte, het zeer goed. Ze is de bron van veel reële vooruitgang. Veel vormen van onderdrukking en onrechtvaardigheid die nauwelijks als zodanig onderkend waren, laat staan bestreden werden, worden tegenwoordig niet langer toegestaan. Dat is een succes, een vooruitgang voor de gehele mensheid, geen mislukking.

Noten:
(*) Bij het  oorspronkelijke artikel in Le Monde Diplomatique staan twee kaders die hier niet vertaald zijn; een fragment van Chomsky’s debat met Foucault in 1971 en een beschrijving van een speciale uitgave over Chomsky van ‘Les Cahiers de L’Herne’.
(1): Edward Herman en Noam Chomsky: Manufacturing Consent, Pantheon, New York 2002. De uitdrukking ‘fabriek van instemming’ Is afkomstig van de Amerikaanse essayist Walter Lipmann die in de jaren 1920, terwijl hij betwijfelde of de gewone mens wel in staat was om verstandige beslissingen te nemen, voorstelde dat de verlichte elites de informatie zouden ‘zuiveren’ voordat die de massa’s bereikte.
(2): Tina: afkorting van ‘There is no Alternative’, de uitleg van Margaret Thatcher van het onvermijdelijke karakter van het neoliberale kapitalisme, dat slechts een van de mogelijke vormen van mondialisering vormt.