Ga naar de inhoud

Anarchistische encyclopedie: Zapatisten (Opstand)

De Zapatistische autonomie, waaraan sinds 1 januari 1994 wordt gewerkt in de bergen en het woud  van Chiapas, in Zuidelijk Mexico, is door haar omvang, haar duur en haar radicaliteit, één van de meest opmerkelijke, hedendaagse opstanden. Ze wist een vorm van populair zelfbestuur te ontwikkelen dat volledig breekt met de instellingen van de Mexicaanse Staat en tezelfdertijd levenswijzen verdedigt die een concreet alternatief zijn voor de dominante kapitalistische logica. Ze is het resultaat van een buitengewone geschiedenis maar haar echo en draagwijdte overschrijden niettemin de Mexicaanse grenzen.

21 min leestijd

(Door Jérôme Baschet, bron: Encyclopédie anarchiste, vertaling Geert Carpels, Foto uit 2014, Jerónimo Díaz CC2.0/Flickr)

De gewapende opstand van 1994 en haar nasleep

Aan de vooravond van 1 januari 1994 bezetten de troepen van het Zapatistische Nationale Bevrijdingsleger (Ejército Zapatista de Liberación Nacional – EZLN) zonder strijd zeven steden van Chiapas, waaronder haar historische hoofdstad, San Cristóbal de Las Casas. De Eerste Verklaring van het Lacandonewoud (Première Déclaration de la forêt Lacandone)  klaagt de uitbuiting en onderdrukking aan van de indiaanse volkeren en is een oorlogsverklaring tegen het Mexicaanse federale leger evenals een oproep tot het afzetten van president Carlos Salinas de Gortari. Deze uitbarsting bederft het feestje van de machtigen en van deze laatste die, tijdens die nacht, het toppunt vieren van zijn neoliberale politiek met het in werking treden van het Noord-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst (NAFTA in het Engels, ALENA in het Frans, TLCAN in het Spaans). Terwijl het Mexico van de bovenkant ervan droomde zich vast te haken aan de moderniteit van het Noorden, verplichte het Mexico van de onderkant hen tot een volledige ommekeer van perspectief door de realiteit van een heel ander land in herinnering te brengen. Dat van een diep Mexico, verankerd in het Zuiden, in de traditie van de gewapende latijns-amerikaanse strijd, dat van een Indiaans Mexico dat op die dag, als een zweepslag haar “Ya basta!” laat striemen tegen vijf eeuwen van koloniale onderdrukking en immer levend racisme. Wat later zou die eerste januari 1994 ook een wereldwijde betekenis krijgen: tijdens de triomf van de neoliberale eenheidsgedachte en het fameuze There is no alternative van Margaret Thatcher, doorbreekt de gedurfde actie van de mayarebellen de toenmalig heersende, arrogante verklaring van het einde van de Geschiedenis. Door te tonen dat het mogelijk is om de loden kap van het fatalisme en de berusting te doorbreken, heeft het lef van de Zapatistenopstand voor velen een vruchtbare heropening betekend van de vooruitzichten om strijd te leveren.

Vóór de aankomst van het federale leger trekken de Zapatistische troepen zich terug uit San Cristóbal de Las Casas en slagen er dan ook niet in het grote militaire kamp van Rancho Nuevo in te nemen. Elders, zoals in Ocosingo, worden ze gedwongen tot moordende gevechten terwijl de dorpen in de omgeving van San Cristóbal worden gebombardeerd. De opstandelingen hoopten dat de Mexicaanse bevolking hun oproep zou beantwoorden en eveneens in opstand zou komen. Het kwam er niet van. Daarentegen werden op 12 januari over heel het land indrukwekkende betogingen gehouden die het einde van de gevechten eisten. Dit bracht het EZLN ertoe de door president Salinas de Gortari voorgestelde wapenstilstand te aanvaarden. Sindsdien hebben de Zapatisten elk aanvallend gebruik van de wapens gestaakt, maar aangezien geen enkel vredesakkoord met de Mexicaanse regering kon worden gesloten, hebben ze niet ontwapend en behouden ze dus hun mogelijkheden tot zelfverdediging. De wapens werden dus slechts gedurende twaalf dagen gebruikt, maar wel op doorslaggevende manier om de politieke ruimte te openen waarin de keuzes van de volgende faze zich konden ontwikkelen.

Op twaalf januari 1994, met het einde van de periode van wapengekletter, begon die van het woord. Maar even terug in de tijd om de opkomst te schetsen van deze indiaanse opstand die blijvend de geschiedenis van Mexico bepaalt. Het EZLN werd gesticht op 17 november 1983 in het Lacandonewoud op de grens met Guatemala, als een klassieke haard van Guevariaans geïnspireerde guerilla. Haar leden behoorden tot een andere klandestiene organisatie, de Nationale Bevrijdingskrachten Fuerzas de Liberación Nacional, opgericht in 1969 te Monterrey, in de nadagen van de slachtpartij van Tlatelolco op 2 oktober 1968, een bloederige periode die de opkomst zag van een veelvoud aan organisaties die voor de gewapende strijd kozen. De kleine groep uit Chiapas, oorspronkelijk bestaande uit zes personen, wist zich te ontwikkelen tot een echte gewapende organisatie van meer dan duizend indiaanse dorpen. Om een dergelijk fenomeen te begrijpen, moet rekening worden gehouden met een aantal factoren, te beginnen met de historische situatie van uitbuiting van de indianen in de grote landgoederen (fincas), waar, ondanks het begin van een landbouwhervorming in de jaren 1930, nog steeds en soms tot in de jaren 1970, vormen van quasi lijfeigenschap overheersten. Ook de daden van bisschop Samuel Ruiz, een grote figuur van de bevrijdingstheologie, dienen vermeld. Hij droeg bij tot de bewustwording van de situatie die het dagelijkse leven van de indiaanse volkeren uitmaakt, tot de organisatie van de gemeenschappen en de vorming van autochtone diakens en catechisten evenals tot de rechtvaardiging van een strijd voor de concrete transformatie van de levensomstandigheden. Ook de kenmerken van het Lacandonewoud dienen benadrukt, een zone van recente nederzettingen die door de opeenvolgende regeringen gretig werd aangesproken in hun dorst naar gronduitbreiding en landbouwhervorming, vooraleer de bevolking die er zich vestigde aan haar lot werd overgelaten, zonder infrastruktuur, en weldra werd geconfronteerd met de oprichting van een ecologisch reservaat dat hen verplichte zich terug te trekken uit de gebieden waar ze eerst naartoe werden gelokt. In deze contekst werd de groei van het EZLN aangewakkerd door de repressieve politiek van de gouverneurs van Chiapas, en later door de federale neoliberale politiek (met het einde van de steun aan de koffieboeren, terwijl de koffieprijzen sterk daalden vanaf 1989, met, vanaf 1992 de hervorming van artikel 27 van de grondwet dat een eind maakte aan de landbouwhervorming en het begin inluide van de transformatie van de gemeenschappelijke eigendommen in privaat eigendommen).

Maar deze groei had zich niet kunnen voltrekken zonder een diepgaande indianisering van het EZLN die de oorspronkelijke struktuur en de hoofdzakelijk mestieze kaders van de organisatie overspoelde om uiteindelijk tot de volledige afscheiding te komen van de Fuerzas de Liberación Nacional. Met de formule van onderbevelhebber Marcos “Het woud heeft het gehaald van de stad”. Hij gaf zelf zijn versie van de ontmoeting tussen de eerste militanten en de indiaanse gemeenschappen: “In onze optiek van guerillero waren zij uitgebuite mensen die moesten worden georganiseerd en de weg getoond. Wij waren het licht van de wereld! Zij de blinden die we de ogen moesten openen”. Maar wat ze ontdekten was “een autochtone beweging met een lange traditie van strijd, met veel ervaring, een grote weerstand en intelligentie”. Ze moeten dan ook overgaan van een statuut van onderwijzer naar dat van leerling: “We hadden een mooi omlijnd begrip van de realiteit. Toen we echter met die realiteit in botsing kwamen, kreeg die omlijning heel wat deuken. Zoals het wiel dat je daar ziet. Het begon te rijden en werd in contact met de gemeenschappen gepolijst. (…) We zijn een product van een hybridisering, van een confrontatie, van een schok waarin we verloren – gelukkig maar denk ik.” Het is deze “nederlaag” die het proces van transformatie van het EZLN toeliet, “van een revolutionaire avant-garde naar een leger van de indiaanse gemeenschappen”.

Met het staakt-het-vuren van 12 januari 1994 begint voor de Zapatisten de faze van het woord, met haar twee kanten: een dialoog met de civiele samenleving die in augustus 1994 eerst uitmondt in de organisatie van de Nationale Democratische Conventie in het Lacandonewoud met zesduizend afgevaardigden uit een grote verscheidenheid aan organisaties uit het hele land; maar ook een dialoog met de federale macht. Die vangt reeds aan in februari 1994 in de kathedraal van San Cristóbal onder de bemiddeling van bisschop Samuel Ruiz, vooraleer ze wordt onderbroken door de moord op de kandidaat-president van de Parti Révolutionnaire Institutionnel – een teken van de instorting van de partij-Staat. Later, in februari 1995, luidt de nieuwe president, Ernesto Zedillo, zijn ambtstermijn in met een militaire verrassingsaanval, net op het ogenblik dat zijn belangrijkste minister doet alsof hij de dialoog aanzwengelt met onderbevelhebber Marcos; maar die aanval, waarvan het doel de vangst of de uitschakeling was van de Zapatistenbevelhebber, mislukt volledig. De regering heeft nu geen andere optie dan tot een onderhandeld akkoord te komen, binnen het wettelijke kader dat het parlement schept. Dat is het begin van de Dialogen van San Andrés waarbij de Zapatisten, die een oog in oog met de federale regering afwijzen, een groot aantal vertegenwoordigers uitnodigen uit brede lagen van de mexicaanse maatschappij met het doel van de gespreksruimte een plaats te maken waar het hele land compleet wordt hervormd. Na nogal wat verwikkelingen en dank zij een ruime mobilisatie van de mexicaanse maatschappij, tekenen het EZLN en de federale regering op 16 februari 1996 een eerste reeks akkoorden met betrekking tot de  autochtone rechten en cultuur. Die akkoorden, die waren bedoeld omgezet te worden in grondwettelijke en wettelijke normen, lijken de weg te openen naar een vredesakkoord, in die mate zelfs dat het EZLN een nationale raadpleging organiseerd met het oog op haar eigen omvorming tot burgerlijk politieke organisatie. Maar in december 1996 weigert president Zedillo de tekst te aanvaarden van de grondwettelijke hervorming die de parlementaire Commissie voor Overeenstemming en Pacificatie (Cocopa) had opgesteld op basis van de Akkoorden van San Andrés. Hij schuift zodoende de mogelijkheid opzij om tot een onderhandelde oplossing van het conflict te komen en opteert voor een paramilitarisering met als objectief de vernietiging van de lokale vestigingen van het EZLN. Deze strategie heeft een massale volksverhuizing tot gevolg (tot tienduizend mensen in het dorp Chenalhó alleen al) evenals verschillende gewelddaden waarvan de meest tragische de slachtpartij is van 45 Tsotsil indianen, vooral vrouwen en kinderen, in een kapel te Acteal op 22 december 1997.

In deze context van vijandige contrarevolutie richten de Zapatisten hun actie, van 1997 tot 2001, op een belangrijk objectief: de grondwettelijke erkenning van de Akkoorden van San Andrés. Dat is het doel van de Nationale Bevraging van 1999 waarbij vijfduizend zapatistische afgevaardigden (evenveel mannen als vrouwen) alle dorpen van het land aandoen. Dat is het doel van de Mars van de kleur van de aarde, die Mexico doorkruist in februari en maart 2001, in een blijkbaar voordeliger context die zich aandient met de verkiezing van Vicente Fox, die een einde maakt aan 71 jaar ononderbroken machtsuitoefening van de PRI. Maar het ongelooflijke succes van deze mars, die onderbevelhebber Marcos en drieëntwintig bevelhebbers (mannen en vrouwen) naar het grootse centrale plein van Mexico brengt, later tot op de tribune van het Congres waar bevelhebber Esther voor de erkenning van de Akkoorden van San Andrés pleit, volstaat niet om de terughoudendheid en de berekeningen van de politieke kaste te overkomen. Enkele weken later wijzen alle partijen vertegenwoordigd in het parlement de door het Cocopa voorbereide hervormingen af en nemen een andere tekst aan, die onmiddellijk door het EZLN en de organisaties, verenigd in het Nationaal Autochtoon Congres, als verraad worden bestempeld. De ontgoocheling is immens en de deur van de institutionele dialoog die het EZLN sinds 1994 was ingeslagen, slaat met een klap dicht.

De eerste periode sluit af met de vaststelling dat alle moeite tot gesprek met de gestelde machten vruchteloos bleef. In 2005 trekt de Zesde verklaring van het Lacandonewoud (Sixième Déclaration de la forêt Lacandone) er bijgevolg de lessen uit: het duidelijk antikapitalistische perspektief versterkend, roept ze op om zich volledig af te keren van de “politiek van hogerhand”, van de Staat en van de politieke partijen, en om te werken aan een andere politiek “van onderaan en links”. Twee jaar eerder was al een andere conclusie getrokken: gezien de grondwettelijke erkenning van de Akkoorden van San Andrés onmogelijk bleek, kwam het erop aan om de autonomie, die er het hart van is, feitelijk in praktijk te brengen. Daarom kondigde het EZLN in augustus 2003 de oprichting aan van vijf “raden van goed bestuur”. De praktijk van de autonomie was geen volledig nieuw gegeven, vermits meer dan dertig gemeenten zich, in december 1994 al, autonoom verklaarden, maar met de raden van goed bestuur kwam het erop aan de coördinatie tussen de bestaande gemeenten te versterken en verder in te gaan op de uitvoering van de autonomie. Het draaide ook om het benadrukken van de civiele dimensie van het zapatistische project: tijdens de oprichting van de raden van goed bestuur werd erop toegezien dat de instellingen van de autonomie onafhankelijk bleven van de politiek-militaire struktuur van het EZLN en dat de verantwoordelijken ervan geen lid konden worden van de autonome raden.

Tussen begin 2009 en einde 2012 hield het EZLN een lange stilte aan van bijna vier jaar die wordt gekenmerkt door de verspreiding van geruchten alsof de beweging uitdoofde of over de dood van onderbevelhebber Marcos, zonder dat die werden tegengesproken. Deze ontkenning kwam er nochtans op 21 december 2012, het veronderstelde “einde van de wereld” volgens de maya kalender. Veertigduizend Zapatisten hebben toen vredelievend en in absolute stilte vijf steden van Chiapas bezet (bijna dezelfde als in 1994). Waarna een laconiek communiqué wereldkundig werd gemaakt: “Hebben jullie het gehoord? Dat is het lawaai van hun wereld die instort. Dat is de toon van de onze die weer oprijst.” In de nieuwe faze van de strijd van de Zapatisten die toen begon, ging de aandacht vooral naar nationale en internationale initiatieven. Zo verlieten, tussen augustus 2013 en januari 2014, bijna vijfduizend mensen het zapatistische Kleine Schooltje (Escuelita) om naar de opstandige dorpen te trekken, er het dagelijkse leven van de zapatistische families te delen, om beter hun praktijk van de autonomie te begrijpen. Erom bezorgd hun ervaringen te delen en zich ervoor te hoeden er een model van te maken, realiseerden de Zapatisten een concreet en tastbaar overzicht van twintig jaar opstand, aangereikt door de energie van een nieuwe generatie, geboren na 1994 en gevormd in de autonome scholen. Als teken van de voortdurende vitaliteit van de zapatistische ervaring, kondigde het EZLN in augustus 2019 de vorming aan van vier nieuwe autonome gemeenten, bovenop de 27 bestaande, en van zeven nieuwe raden van goed bestuur, bovenop de vijf toen bestaande.

De constructie van de autonomie

De constructie van de autonomie in de opstandige gebieden van Chiapas steunt op de organisatie van de gemeenschap van de Maya indianen. Die moet worden verdedigd tegen al wat op haar vernietiging aanstuurt (neoliberale hervormingen die de gemeenschappelijke eigendom van de aarde willen teniet doen, met het herschrijven van artikel 27 van de grondwet in 1992; marktintegratie; grote infrastruktuurprojecten). Maar voor de Zapatisten moet die ook een gedaanteverwisseling ondergaan en heruitgevonden worden in een perspektief van radicale emancipatie, met name betreffende de situatie van de vrouw. In die omstandigheden zijn het gebruik van de vergadering van de gehele gemeenschap als probleemoplossende plaats, het algemeen terugvallen op de wederzijdse hulp en de collectieve arbeid, alsook het collectief bezit van de grond, belangrijke grondvesten voor de autonomie.

In hun gebieden ontwikkelen de Zapatisten een boerenlandbouw (agriculture paysanne) die nieuw leven werd ingeblazen (agro-ecologie, weren van commerciële pesticiden, verdediging van inheemse zaden) en die de familiale zelfvoorziening als eerste doel heeft, maar ook de collectieve zelfvoorziening, met andere woorden de mogelijkheid om te voorzien in de materiële behoeften van de autonomie in constructie. Deze boerenlandbouw wordt niet alleen verdedigd, ze breidt uit, ze ontwikkelt zich op tienduizenden hectaren landbouwgrond die sinds de opstand van 1994 worden bezet. Zo ontstonden nieuwe dorpen, maar ook onuitgegeven vormen van collectieve arbeid werden ontwikkeld: collectieve landbouw- en veeteelten leveren grondstoffen voor de projecten die de autonomie ondersteunen. Voor de Zapatisten is de massale recuperatie van gronden – de belangrijkste mogelijkheid tot productie – de materiële basis die de constructie van de autonomie mogelijk maakt. Bovenop deze dominante dimensie van zelfvoorziening, komen nog de kleine familiale lapjes voor koffieteelt, waarvan de commercialisatie voor het grootste deel verloopt via zapatistische coöperatieven en internationale netwerken van solidaire verspreiding. Dit stelt de families in staat goederen aan te kopen die niet binnen de gemeenschappen worden vervaardigd.

Het geheel van verwezenlijkingen ter ondersteuning van de autonomie wordt grotendeels uitgevoerd zonder monetaire of salariale insteek. Dit is het geval voor alle politieke of juridische functies, maar ook de leerkrachten promotores de educación en de verzorgers promotores de salud vervullen hun taken zonder geldelijke vergoeding. Ze kunnen rekenen op de gemeenschap om hun materiële behoeften te dekken of om in hun plaats de lapjes grond te bewerken, voor wie die heeft. Zo werken de scholen ook zonder administratief of onderhoudspersoneel, die taken worden, in een logica van verbreding van competenties en opdrachten, ingevuld door de leerkrachten en de leerlingen. Globaal genomen kan men stellen dat de collectieve taken die het autonome leven versterken, worden waargenomen onder de vorm van verschillende soorten uitwisselingen, maar zonder terug te vallen op de typische vormen van de kapitalistische maatschappij, te beginnen met het salariaat.

De politieke organisatie van de opstandige territoria van Chiapas is opgedeeld in drie niveaus: de gemeenschap (het dorp), de gemeente (door zijn uitgestrektheid te vergelijken met een kanton), de zone (een geheel met de afmetingen van een provincie ter coördinatie van verschillende gemeenten). Op elk van die niveaus bevinden zich algemene vergaderingen en verkozen autoriteiten met mandaten van twee tot drie jaar (dorpsvertegenwoordiger of agente municipal, autonome gemeenteraad, raad van goed bestuur voor een zone). De rol van de vergaderingen is uiterst belangrijk, zonder nochtans te kunnen stellen dat alles op horizontale wijze wordt beslist; wat betreft de verkozen vertegenwoordigers zegt men dat ze “gehoorzamend regeren” (mandar obedeciendo) zodat “het volk regeert en de regering gehoorzaamt”.

De mandaten zijn opgevat als “opdrachten” (cargos) die worden uitgevoerd als een dienst die aan de gemeenschap wordt geleverd, zonder bezoldiging of materieel voordeel, geïnspireerd op de zeven grondregels van het mandar obedeciendo (waaronder “dienen en niet zich bedienen”, “voorstellen en niet opleggen”, “overtuigen en niet overwinnen”). Die taken worden altijd op collegiale wijze uitgevoerd, zonder grote specialisatie in de instellingen en onder permanent toezicht, enerzijds van een commissie die de rekeningen van de verschillende raden nagaat en anderzijds van het geheel van gemeenschappen, vermits de mandaten, niet hernieuwbaar, ook op elk ogenblik kunnen worden ingetrokken.

De mannen en vrouwen die mandaten uitoefenen blijven gewone leden van de gemeenschappen. Ze weten dat ze niet werden verkozen omwille van hun buitengewone vaardigheden of persoonlijke talenten. De zapatistische autonomie gaat voor het verhinderen van specialisatie in de politieke taken: “Iedereen moet, om beurt, de regering zijn”, zeggen ze. Dit leidt tot de aanvaarding dat het uitoefenen van autoriteit plaats vindt vanuit een positie van onwetendheid: “Niemand is expert in politiek en iedereen moet het leren.” En het is net in de mate dat iemand met autoriteit er ook voor uitkomt “het niet te weten” dat zij of hij een “goede autoriteit” kan zijn, die zich toelegt op luisteren, vergissingen erkent en toestaat dat de gemeenschap gidst bij het tot stand komen van beslissingen. Bestuurstaken toekennen aan zij die er geen specifieke bekwaamheid voor hebben, is de concrete basis waaruit het mandar obedeciendo kan groeien.

De manier waarop de beslissingen tot stand komen is doorslaggevend. Zo legt de raad van goed bestuur haar belangrijkste beslissingen voor aan de zonevergadering; het gaat dan over belangrijke projecten en, als geen duidelijk akkoord kan worden bereikt, is het aan de vertegenwoordigers van alle gemeenschappen uit de zone om in hun verschillende dorpen een overleg op te starten om zo in de volgende vergadering ofwel akkoord te gaan, ofwel te weigeren, ofwel om amendementen voor te stellen. In dat laatste geval worden die dan besproken, waarna de vergadering een aangepast voorstel uitwerkt dat weer aan de gemeenschappen wordt voorgelegd. Er kan verschillende keren heen en weer worden gegaan tussen raden, zonevergaderingen en dorpen, vooraleer een voorstel als geadopteerd kan worden beschouwd. De procedure kan lang en moeizaam zijn, maar is desalniettemin noodzakelijk, want iedereen weet dat een project dat niet ruim wordt gedragen, tot mislukking is gedoemd.

De raden van goed bestuur leggen zich toe op het samenleven tussen Zapatisten en niet-Zapatisten, maar pakken ook de conflictsituaties aan die de officiële instanties opwekken in het kader van voortdurende contra-revolutionaire tussenkomsten. De autonome autoriteiten houden ook een eigen register van burgerlijke stand en zijn verantwoordelijk voor de rechtspraak. Het gaat om een rechtspraak gebaseerd op overleg op zoek naar een akkoord, en in de mate van het mogelijke, een verzoening tussen de partijen, op basis van werk voor openbaar nut en vormen van herstel ten voordele van de slachtoffers of hun families (zonder terug te vallen op gevangenneming als strafmaatregel). Zo werd aangetoond dat de oplossing van conflicten en de behandeling van inbreuken op de collectieve regels kan worden waargenomen door personen zonder enige specifieke opleiding – en dat op voldoende bevredigende wijze vermits ruim beroep wordt gedaan op de autonome rechtspraak, door niet-Zapatisten inbegrepen, die er de volledige afwezigheid van corruptie, de totale kosteloosheid en de kennis van de inheemse realiteit weten van te waarderen, dit in flagrant contrast met de mexicaanse grondwettelijke rechtspraak.

De raden van goed bestuur waken ook over de goede werking van de verschillende sectoren die deel uitmaken van de autonomie (gezondheid, onderwijs, productie). Ze hebben de opdracht om, in samenwerking met de vergaderingen, nieuwe projecten voor te stellen en uit te werken die het collectieve leven verbeteren, de gelijke deelname van vrouwen aanmoedigen, om obstakels uit de wereld te helpen, het leefmilieu te beschermen en de eigen productiemogelijkheden uit te breiden. Zo bouwden de Zapatisten – in uiterst moeilijke materiele omstandigheden en volledig afzijdig van staatstrukturen – hun eigen gezondheids- en onderwijssysteem uit. Het eerste combineert westerse geneeskunde en traditionele kennis, in zoneklinieken en in de aanwezigheid van gezondheidswerkers in de gemeenschappen. Het onderwijs doet beroep op een aanzienlijke collectieve inzet. Zo bouwden en onderhouden de Zapatisten honderden lagere en middelbare schooltjes. Ze ontwierpen het project en de pedagogische keuzes en vormden de jongeren die er lesgeven. Er wordt geschat dat er, in 2008 in de vijf zapatistische zones, ongeveer vijfhonderd lagere scholen waren, met daarin zowat duizenddriehonderd leerkrachten en zestienduizend leerlingen. De schriften van het Kleine Schooltje geven aan dat er in de zone van Los Altos 158 scholen zijn, 496 leerkrachten en 4900 leerlingen. In die scholen heeft leren ook zin, want het onderwijs is er verankerd in de concreet geleefde ervaring van de gemeenschappen evenals in de gedeelde bezorgdheid om de strijd voor sociale verandering.

De vijfentwintigste verjaardag van het EZLN

De zapatistische autonomie is ook een voorbeeld van een niet staatsgebonden politieke organisatie. Maar het populaire zelfbestuur heeft slechts zin als het de mogelijkheid biedt tot zelfbesliste samenlevingsvormen: een manier om goed te leven, collectief gekozen en gedragen, afstand nemend van de ontwikkelingsideologie, de centrale plaats van de economische determinatie afzwerend en van de kwaliteit van het leven het gevoelige hart makend van de collectieve organisatie.

Daar dient nog aan toegevoegd dat de autonomie zoals de Zapatisten haar begrijpen, zich niet beperkt tot Chiapas of tot de inheemse volkeren: het is een politieke optie die zich overal en in verschillende vormen kan ontwikkelen, afhankelijk van de eigenheid en de tradities van het gebied. Zo hebben de Zapatisten altijd gestreefd naar een articulatie van verschillende ruimtelijke schalen, van het verankeren in levensgebieden tot wereldwijde kwesties, via verscheidene nationale initiatieven. Zo zijn de Verklaringen van het Lacandonewoud dragers van voorstellen voor alle Mexicanen en hebben de Akkoorden van San Andrés een nationale draagwijdte. Ook de Internationale Ontmoeting voor de Mensheid en tegen het Neoliberalisme, georganiseerd in juli en augustus 1996, wordt gezien als een voorloper en inspiratiebron voor de altermondialistische bewegingen die opbloeiden na de mobiliseringen van Seattle in 1999. Sindsdien heeft het EZLN  niet opgehouden internationale ontmoetingen te organiseren (zoals het Wereldfestival van Weerstanden en Opstanden in december 2014 en januari 2015 of de Internationale Ontmoeting van Vrouwen in strijd in maart 2018) en op te roepen tot de vorming van een wereldwijd netwerk van strijd en opstand. Voor de Zapatisten is die schaal onontbeerlijk om de strijd aan te gaan tegen de “kapitalistische hydra” die de planeet Aarde in een vernietigende wervelwind stort; maar het is slechts door rekening te houden met de verscheidenheid aan unieke levenservaringen en door zich ver weg te houden van het homogeniserende universalisme dat men kan overgaan tot het bouwen van “een wereld waar plaats is voor verschillende werelden”.