Ga naar de inhoud

Weg met de groei-indicator

Het
bruto binnenlands product (bbp) geeft geen goede weergave van de economische
welvaartsgroei, zeggen kritische economen. Zo heeft de bbp-indicator nauwelijks
oog voor sociale factoren en milieukosten.

Een
milieuramp op de Noordzee kan een bijdrage leveren aan (een iets) hogere
economische groei. Want de herstelwerkzaamheden leveren allerlei noodzakelijke
economische activiteiten op. 'Maar in feite is hier sprake van een grote
kostenpost, een aftrekpost als je kijkt naar de ontwikkeling van de welvaart',
zegt Bob Goudzwaard, emeritus hoogleraar van de Vrije Universiteit van
Amsterdam.

7 min leestijd
Placeholder image

Dit
artikel van
Tjabel
Daling
verscheen op zaterdag 10 maart in het Financieele Dagblad. Het is
hier met toesteming overgenomen. auteursrecht is voorbehouden aan Het
Financieele Dagblad

Econoom
Goudzwaard noemt een ander voorbeeld. 'Werkgeversorganisatie VNO-NCW adviseert
ons dat we met z'n allen harder moeten werken om de economische groei te bevorderen.
Maar dat veroorzaakt een aanslag op de vrije tijd van mensen. En wat al die
toenemende activiteiten voor negatieve gevolgen hebben voor het milieu en onze
natuurlijke grondstoffen, komt in het bbp niet tot uitdrukking. De suggestie
wordt gewekt dat we beter af zijn met meer en harder werken. Maar per saldo kan
het een negatief welvaartseffect hebben.'

Goudzwaard,
in de jaren zestig en zeventig prominent politicus van respectievelijk de
Antirevolutionaire Partij (ARP) en het CDA, behoort tot een groep economen die
grote vraagtekens zet bij de wenselijkheid van een steeds hogere economische
groei. Tegelijkertijd zeggen zij – aangevuld met wetenschappers uit andere
disciplines, milieuactivisten als Wouter van Dieren en verontruste burgers – dat
het bbp of bruto nationaal product (bnp) niet deugt als indicator van
economische welvaart. En verkeerd meten leidt tot andere uitkomsten.

Kritiek
is er ook op het Centraal Planbureau, dat in zijn economische analyses alleen
rekening zou houden met geldwaarden en te weinig met milieu- en menswaarden.
Kosten die niet in geld zijn uit te drukken, zoals milieu- en natuurschade, en
het verlies aan rust, ruimte en schone lucht, tellen niet mee in deze analyses,
aldus de critici, en worden afgewenteld op de maatschappij. Ook onbetaalde
arbeid maakt geen deel uit van gangbare economische indicatoren.

Econoom
Michiel Vergeer van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) kan zich wel
iets bij de kritiek voorstellen. 'Het is misschien wel een goed idee om naast
het bbp indicatoren te ontwikkelen die factoren als uitputting van natuurlijke
grondstoffen en milieuvervuiling laten meewegen. Dat geldt ook voor
inkomensongelijkheid. Maar als aanvulling op. We moeten het bbp zeker niet
afschaffen, dat blijft een goede meting van productie en inkomen. We moeten ook
het bbp niet verketteren.'

Probleem
is wel de waardering van sommige indicatoren, zegt Vergeer.
'Inkomensongelijkheid kun je positief en negatief waarderen. Een te grote
inkomensongelijkheid is niet goed, maar beschouwd vanuit een prikkel om mensen
aan het werk te krijgen, kan een bepaalde mate van ongelijkheid soms ook
positief uitwerken.'

Goudzwaard
en andere economen, zoals Lou Keune, Arnold Heertje, Roefie Hueting, Arjo
Klamer en Jeroen van den Bergh willen over genoemde thema's een
maatschappelijke discussie uitlokken. 'Weg met het bbp', riep de laatste zelfs
in een vorige maand gepubliceerde studie. Maar Van den Bergh nuanceert zichzelf
onmiddellijk en stelt in dezelfde studie niet 'anti groei' of 'anti innovatie'
te zijn.

Op 22
maart en in april volgen discussiebijeenkomsten met Nederlandse politici, de
vakbeweging en bedrijven. Die bijeenkomsten moeten uitmonden in een grote
openbare conferentie in september. Eerder dit jaar is aan informateur Herman
Wijffels een petitie aangeboden.

Collega-economen
zijn niet altijd gecharmeerd van het idee om het bbp anders te meten, vertelt
Lou Keune, als econoom werkzaam aan de Universiteit van Tilburg. 'Als wat jij
wilt ingang vindt, moeten we helemaal terug naar het begin. Je komt aan het
hart van de economiebeoefening', verwoordt de Tilburgse econoom kritiek van een
collega. 'Voor een deel had hij ook gelijk. We moeten weer helemaal terugkeren
naar de beginselen van Adam Smith.'

Keune:
'Als je met individuele politici praat, staan ze wel open voor onze ideeën.
Maar als je onze voorstellen vertaalt in een ander beleid, stuit je toch weer
op de traditionele analyse van de economie. Al in de eerste alinea van de Macro
Economische Verkenningen van het CPB staat hoe het bbp zich heeft ontwikkeld.
Daar is meteen de begrotingsruimte op gebaseerd. Zo zitten politici gevangen.
Onze aanpak veronderstelt inderdaad veranderingen, maar de politiek onderneemt
te weinig exercities om dat uit te proberen. Terwijl er toch heel veel
alternatieven beschikbaar zijn.'

Keune
doelt onder meer op indicatoren die een aanvulling of correctie willen
aanbrengen op de bbp-indicator. Zo kwam bijvoorbeeld het Wereld Natuur Fonds
met de Ecologische Voetafdruk, is er de Human Development Index van de
Verenigde Naties en ontwikkelden Nederlandse economen de Index voor een
Duurzame Samenleving en het Duurzaam Nationaal Inkomen. Milieugroep Friends of
the Earth presenteerde een Index of Sustainable Welfare (ISEW) en in de
doorwrochte studie Where is the Wealth of Nations? introduceerde de Wereldbank
in 2005 een internationale spaarindex. De conclusie van die laatste studie was
niet bepaald een opbeurende. Veel ontwikkelingslanden hebben negatieve
spaarquota, na optelling van bijvoorbeeld positieve factoren als onderwijs en
na het schrappen van negatieve elementen als bijvoorbeeld de kosten van
milieuschade en de uitputting van natuurlijke hulpbronnen.

De
ideeën van Goudzwaard en anderen zijn overigens niet nieuw. Ze dateren in feite
al van de jaren zeventig. Het beruchte Rapport van Rome, Grenzen aan de groei
(1972), was een omslagpunt. Wereldwijd kwam er uitgebreide aandacht voor de
gevolgen van milieuvervuiling en ongebreidelde economische groei. Goudzwaard
zelf werd bekend als de propagandist van de 'economie van het genoeg'. Een deel
van zijn ideeën vond zijn weerslag in het eerste CDA-verkiezingsprogramma'Niet
bij brood alleen'. In 1980 ging hij niet met het nieuw gevormde CDA mee,
vanwege zijn bezwaren tegen kernbewapening en de zijns inziens te weinig
sociale koers van het kabinet-Van Agt-Wiegel.

'Sinds
de Club van Rome zijn de ideeën altijd blijven sluimeren. Geregeld kwamen ze
boven, maar dan verdwenen ze weer uit de actualiteit', legt Keune uit. 'Maar nu
heerst toch in toenemende mate het besef dat het anders moet. De sociale
ongelijkheid in de wereld neemt nog steeds toe. Milieuproblemen zijn zeer
manifest. De armoede vermindert nauwelijks. Het aantal mensen dat wereldwijd
moet rondkomen van $ 1 per dag, neemt wellicht iets af. Maar een grote massa
blijft steken op $ 1,1 per dag. Waar zit de vooruitgang? De biodiversiteit
neemt sterk af en het jaarlijkse gebruik van natuurlijke hulpbronnen overstijgt
met 20% het toegestane niveau. De dertig rijkste industrielanden maken zich schuldig
aan een zeer grote mate van overproductie en overconsumptie. Ze gedragen zich
alsof ze zich op twee aardbollen bevinden.'

De
kritische economen hebben de internationale politieke wind mee. De Amerikaanse
politicus Al Gore en de Britse topeconoom sir Nicolas Stern zetten met de film
An Inconvenient Truth en een geruchtmakend klimaatrapport het milieuthema weer
hoog op de internationale politieke agenda. Het gebrek aan sneeuw in
skigebieden zet mensen aan het denken. De Europese Commissie probeert bindende
afspraken te maken over het gebruik van duurzame energie in de hele Europese
Unie én zelfs de Amerikaanse president George Bush wil geleidelijk aan benzine
door biobrandstoffen laten vervangen. Chinese politieke leiders benadrukken dat
hun snelgroeiende economie een duurzamer en socialer karakter moet krijgen.

En in
Nederland legt het nieuwe kabinet van PvdA, CDA en ChristenUnie (CU) een
grotere nadruk op duurzaamheid en een socialer beleid. 'Het gaat in de goede
richting. In de eerste regel van het kabinetsprogramma staat dat we toe moeten
groeien naar duurzaamheid. Dat is een goed begin', zegt Goudzwaard. Dat vindt
ook Keune, maar hij zou graag een volgende stap zien. 'Discussies over minder
energieverbruik en duurdere vliegtuigtickets zijn lovenswaardig, maar we moeten
onze eigen levensstijl nog principiëler beoordelen. We moeten ook naar onze
vis- en vleesconsumptie kijken. De huidige vorm van productie kan niet meer
doorgaan, tenzij deze productieprocessen ecologisch verantwoord zijn.'

Goudzwaard
en Keune zijn niet tegen economische groei. Ze spreken liever van selectieve
groei en selectieve krimp, willen een accentverschuiving van materiële naar
immateriële groei. In die visie moet de dienstensector nog verder uitbreiden en
sectoren als zorg en onderwijs harder groeien. Voor ondernemers die
duurzaamheid hoog in het vaandel hebben staan, zijn er dus genoeg kansen,
betoogt Goudzwaard. 'Ik geloof in de innerlijke transformatie van bedrijven.'