Ga naar de inhoud

Reis Door Utopia

Wanneer iets als utopisch wordt betiteld, dan wordt al snel het verband gelegd met onrealistisch, met iets dat wellicht ooit werkelijkheid kan worden, of gewoon, zoals Goodman zei: ze willen het niet. Dit kwam mede aan de orde bij de bespreking van het nieuwe Duitse tijdschrift Utopie. Maar met utopie zijn we nog niet klaar. Het heeft een functie in het denken over mogelijkheden van maatschappelijke verandering. Welke richting moet die opgaan? Hoe werkt die verandering? Rudolf Rocker, de revolutionair syndicalist maar ook libertaire cultuurfilosoof, heeft daar over geschreven. Hier onder volgt een voorbeeld ervan. Het betreft een fragment uit een bespreking van Rudolf Rocker (1950) van het boek Journey through Utopia van Marie Louise Berneri. De bespreking is opgenomen in: Rudolf Rocker, Aufsatzsammlung, Band 2, 1949-1953, Frankfurt: Verlag Freie Gesellschaft, 1980. De vertaling is van Johny Lenaerts.

10 min leestijd

(oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)

Verschilende utopieën

Utopieën vormen een apart literair genre dat in elke eeuw terug opduikt en dat bewijst dat de drang naar een mogelijk volmaakte maatschappijvorm ontspringt aan een inwendige behoefte van de mens die in elke periode van de geschiedenis aanwezig is en die in de geschriften van bepaalde individuen tot uitdrukking komt. De verklaring van dit verschijnsel valt terug te voeren op de eigenaardige hoedanigheid van het menselijk denken. Henry George merkt zeer treffend op dat de mens het enige wezen is bij wie de bevrediging van zijn behoeften steeds weer nieuwe behoeften oproept. Inderdaad komt hier een wezenlijk verschil tussen mens en dier tot uiting. Zodra een dier zich van een behoefte bewust wordt volgt het zijn inwendige drang, totdat het bevrediging gevonden heeft, waarna de spanning verdwijnt, en de behoefte weer opnieuw opduikt. Bij de mens is dit niet zo simpel. Hij vergelijkt zijn natuurlijke en maatschappelijke levensomstandigheden, waarbij de kennis van de taal en vooral van het schrift hem de beste diensten bewijst, omdat ze hem zijn kennis over de vroegere generaties overdraagt en hem de mogelijkheid verschaft zijn vergelijkingen uit te breiden en daaruit het heden en de toekomst te evalueren. Op deze manier worden de overleveringen uit het verleden in hem verdiept en worden ze een bestanddeel van zijn eigen leven, die zich bij elke maatschappelijke vernieuwing laat gevoelen en elk toekomstig gebeuren op de één of andere manier mede beïnvloedt.

Onder utopie verstaan we over het algemeen een opvatting die enkel in de voorstellingswereld van de mens voorkomt en die nog niet gerealiseerd werd. Maar zulke voorstellingen zijn steeds het resultaat van een maatschappelijke realiteit waarvan men de zwaktes en onvolkomenheden heeft ingezien en die men bijgevolg door een betere en volmaaktere werkelijkheid meent te kunnen vervangen. Op dit punt vangt de rol van de utopie als wegbereider van nieuwe werkelijkheden in de geschiedenis aan. De nieuwe werkelijkheid waar men naar streeft verschijnt voor de mens eerst als een soort visioen, een droomvoorstelling, die tot verwerkelijking oproept en ze met een inwendig verlangen naar een betere toekomst vervult. Het is geen toeval dat er bij haast alle volkeren legenden van een gouden tijdperk of van een verloren paradijs voorkomen, legenden die uit dit verlangen geboren worden.

Niet alle geschriften die in de vorm van een utopie geschreven werden komen, strikt genomen, daarvoor in aanmerking. Een groot aantal van hen vormt eigenlijk enkel maar een groteske voorstelling van de bestaande werkelijkheid, die enkel juist kan begrepen worden wanneer men rekening houdt met de maatschappelijke verhoudingen van de tijd waarin ze geschreven werden. Daarbij behoren werken als Gargantua en Pantagruel van Rabelais, Gullivers Reizen van Jonathan Swift, Candide van Voltaire en nog vele andere. In deze werken wordt enkel in de schrijfstijl de utopie afgebeeld, terwijl de inhoud voornamelijk betrekking heeft op een bestaande realiteit. Enkel het hoofdstuk in Rabelais’ Gargantua over de gelukkige abdij van Thelemos, waar boven de poort de spreuk hangt: ‘Doe wat je wil!’, kan als een echte utopie beschouwd worden omdat het de blik op een tweede toekomst werpt, waarin het leven van de mens een nieuwe betekenis en inhoud krijgt.

Op de keper beschouwd kunnen enkel dié voorstellingen als werkelijke utopieën worden opgevat, die gedragen worden door de wens de mens een nieuwe toekomst te bezorgen, die door middel van vergelijkingen met een bestaande maatschappelijke toestand opgeroepen wordt. Zo’n afbeelding vormde de beroemde utopie van de Engelse staatsman Thomas Morus, naar wiens boek heel dit literair genre genoemd wordt.

Topie en utopie

Het was Gustav Landauer die de eigenlijke kern van de utopie het diepst begrepen heeft en in zijn prachtige boekje Die Revolution het duidelijkst tot uiting gebracht heeft. Omdat de mens in zijn volle wezen onvolmaakt is en ook nooit een toestand van absolute volmaaktheid zal bereiken, zo zal ook de maatschappij waarin hij leeft nooit volmaakt worden maar zich steeds in een omvormingsproces bevinden die door steeds nieuwe ervaringen en inzichten voortgestuwd wordt. Dat is de reden waarom elke bestaande maatschappelijke toestand nooit stabiel en steeds enkel van relatieve duur is. Hoe sterker het gebrek aan onvolkomenheden duidelijker wordt, des te dieper zullen de mensen er zich van bewust worden, en des te onzekerder zal de toestand van een bepaalde maatschappelijke orde worden. Elke bestaande sociale werkelijkheid is een topie, waarvan de kenmerken door Landauer in de volgende woorden samengevat wordt:

‘De topie ligt aan de basis van elke welstand, van elke verzadiging en van elke honger, van elk huis en van elk gebrek aan behuizing; de topie organiseert alle aangelegenheden van het collectieve leven van de mensen, voert oorlog tegen de buitenwereld, exporteert en importeert, sluit en opent de grenzen. De topie vormt de geest en de domheid, maakt mensen gewoon aan fatsoen en aan ondeugd, creëert geluk en ongeluk, tevredenheid en ontevredenheid; de topie grijpt ook met sterke hand in gebieden in die haar niet toebehoren: het privéleven en het gezin. De grenzen tussen het individuele leven en het gezinsleven, enerzijds, en de topie, anderzijds, fluctueren.’

Omdat topieën of maatschappelijke werkelijkheden nooit volmaakt zijn, roepen ze de behoefte naar verandering op. Het is uit deze behoefte dat periodisch de utopie opduikt, die het relatieve maatschappelijke evenwicht verstoort en steeds tot nieuwe veranderingen aanspoort. Daaruit volgt volgens Landauer dat er evenveel topieën als utopieën bestaan. Als gevolg van haar aangeboren onvolkomenheid leidt elke topie tot een utopie, dit wil zeggen naar het verlangen naar een volmaakte maatschappijvorm, die we utopie noemen omdat ze geen werkelijkheid maar enkel een wensvoorstelling is, die uit een bepaalde maatschappelijke toestand ontsproten is. Omdat evenwel zelfs de mooiste voorstelling van een toekomstige volmaakte maatschappijvorm als gevolg van de aangeboren onvolmaaktheid van ons denken steeds onvolmaakt moet blijven, leidt elke utopie onvermijdelijk naar een nieuwe topie, die, zoals Landauer zegt, ‘in essentiële punten van de vroegere topie verschilt maar niettemin een topie is’.

Heel het geestelijke en sociale gebeuren dat we geschiedenis noemen is bijgevolg enkel een voortdurende opeenvolging van topieën en utopieën, die elkaar wederzijds bevruchten en via revolutionaire overgangsperiodes met elkaar verbonden zijn; want de revolutie zelf is overigens niets anders dan een toestand waarin een oude sociale werkelijkheid niet meer bestaat en een nieuwe nog niet geboren is. Het zijn werkelijkheden waaruit de dromen van een nieuwe toekomst ontspruiten, die als dromen zijn waaruit nieuwe werkelijkheden geboren worden.

Men zal de kern van alle utopieën het beste begrijpen wanneer men er zich van bewust wordt hoe ze ontstaan zijn. Elke utopie knoopt aan bij de bestaande sociale werkelijkheden, zonder dewelke ze onvoorstelbaar zou zijn. Enkel bestaande toestanden kunnen tot vergelijkingen oproepen en het verlangen naar een verandering van de bestaande maatschappelijke verhoudingen oproepen. Maar terwijl deze verhoudingen steeds het collectieve resultaat van het menselijk samenleven zijn, waar elk lid van de maatschappij een bepaald aandeel in heeft, is elke utopische voorstelling van een betere en mogelijk volmaakte wereld enkel het geestelijke resultaat van zuiver persoonlijke voorstellingen van enkelingen die zich door de openlijke wantoestanden van hun omgeving daartoe aangespoord voelen. Maar zelfs de moedigste denker die zijn tijd ver vooruit is kan zich aan de geestelijke invloed van zijn sociale omgeving niet volledig onttrekken en zich van diens invloed bevrijden. Dat is de reden waarom de overgrote meerderheid van alle utopieën die tot nog toe beschreven werden min of meer autoritair zijn.

Libertaire afwijzing van de volmaakte maatschappijvorm

Zodra men zich ervan bewust is dat alle tot nog toe bestaande maatschappijvormen waarover de geschreven geschiedenis het heeft, op autoritaire voorstellingen berusten, dan begrijpt men ook waarom de meeste utopieën door gelijkaardige voorstellingen beïnvloed werden. Dat kon ook niet anders zijn, omdat de eigenlijke dragers van elke maatschappijvorm deze niet als een tijdelijke verschijning maar als een duurzame toestand opvatten, hetgeen vanzelf tot de ontwikkeling van autoritaire begrippen moet leiden. Daar komt nog bij dat elk historisch gebeuren afhankelijk is van interne samenhangen die een totale breuk tussen oude en nieuwe maatschappijvormen niet toestaan. In de hele geschiedenis heeft er nooit een revolutie plaatsgevonden die in staat was een oude maatschappelijke toestand volledig uit te schakelen en door totaal nieuwe levensomstandigheden te vervangen. In elke periode van maatschappelijke transformatie was het onvermijdelijk dat naast de nieuwe vormen die daaruit voortkwamen ook wezenlijke bestanddelen van de oude orde, zelfs indien ze dikwijls in een getransformeerde vorm voorkwamen, in de nieuwe orde overgingen. Om deze redenen kan het succes of de mislukking van elke maatschappelijke transformatie steeds enkel beoordeeld worden naar de mate waarin het nieuwe dat ze geschapen heeft en het oude dat ze in de één of andere vorm mee in de nieuwe maatschappij moest overnemen, elkaar in evenwicht houden.

Het geloof aan een einddoel van de geschiedenis waarin alle voorwaarden van een volmaakte maatschappijvorm vervuld zijn, zodat er geen nieuwe wensen nog zouden kunnen opduiken, is van alle illusies de gevaarlijkste en reeds daarom onmogelijk omdat de aangeboren onvolmaaktheid van de mensen ook op al zijn werken de stempel van de onvolmaaktheid drukt. Zo’n opvatting leidt enkel naar de impasse van een onvruchtbaar dogmatisme en miskent volledig de eeuwige afwisseling van historische gebeurtenissen, die enkel het resultaat is van het onomstotelijk feit dat elke verbetering die we creëren slechts een relatieve maar nooit een absolute volmaaktheid bezit. Precies daarom moet ze steeds door nieuwe ervaringen en inwendige inzichten vervolledigd worden, ervaringen en inzichten die de enige zijn die voor ons nieuwe wegen en nieuwe levensvormen kunnen openen.

Ook de utopie, die men als de eigenlijke giststof van elke historische verandering kan beschouwen, is nooit volmaakt, alhoewel ze steeds streeft naar de grootst denkbare volmaaktheid. Ook zij is mensenwerk, net als elke sociale werkelijkheid waaruit ze ontstaan is. Om deze reden is ze onderworpen aan dezelfde onvolmaaktheden van het menselijk denken, dat steeds naar volmaaktheid streeft, zonder het ooit te kunnen bereiken. Enkel dit streven is een noodzakelijk bestanddeel van ons leven, zonder hetwelke ons sociaal bestaan volkomen zinloos zou zijn. Ik beweer niet dat er in dit feit een hogere betekenis schuilt, enkel dat elke verschijningsvorm van ons leven de betekenis bezit die we er zelf inleggen. Enkel als we het onmogelijke trachten te bereiken, creëren we de voorwaarden voor nieuwe mogelijkheden en nieuwe levenswaarden.

Realistische politici en sociale alchimisten zullen dat nooit begrijpen, omdat ze de werkelijke mens reeds lang uit het oog verloren hebben en enkel de schaduw van de dingen zien. Door te proberen het hele sociale leven op het ritme van een dode machine af te stemmen, worden we zelf machines die door geen geest meer kunnen worden ervaren. Waar de geesteloosheid begint en de gedachten bevriezen, daar begint het rijk van de mechanische mens, de golem, die geest noch gevoel bezit en enkel nog als grafdelver van elke cultuur en al het menselijke kan ingezet worden. In dat rijk bestaan er geen utopieën meer, maar bestaat er ook geen gevoel voor schoonheid, vrijheid en menselijke waardigheid. De werkelijkheid wordt daar een doods cliché van bureaucratische routine en het denken buiten de voorgeschreven lijnen wordt een misdaad. In deze bodem van geestelijke verkalking en afgestompte gevoelens bestaat er geen perk waarop de bloemen van de utopie kunnen bloeien. Want enkel daar waar geest en gevoel een harmonische eenheid vormen, worden ideeën een inwendige belevenis en creëren ze nieuwe werkelijkheden.

Voor de ware revolutionair evenwel gelden nog steeds de woorden van de grote ‘utopist’ Saint-Simon, die door heel de loop van de geschiedenis weerklinken: ‘Bedenk, mijn zoon, dat men zelf enthousiast moet zijn, wil men grootse dingen verwezenlijken!’

Uit: Rudolf Rocker, ‘Aufsatzsammlung, Band 2, 1949-1953’, Frankfurt: Verlag Freie Gesellschaft, 1980. Vertaling: Johny Lenaerts.