Ga naar de inhoud

Om honger op te lossen, moet je eerst armoede aanpakken

Een nieuw boek over de honger-business in de VS stelt dat de afhankelijkheid van liefdadigheidsinstellingen op het gebied van voedselverstrekking van giften van bedrijven, het onmogelijk maakt om de honger daadwerkelijk op te lossen.

7 min leestijd

(Door Mark Winne van website civileats (nb: recensie is uit 2017) vertaling globalinfo.nl die graag donateurs wil)

In het verleden waren religieuze groepen en buurt-organisaties de belangrijkste krachten die zich met het aanpakken van honger bezighielden. Maar na de economische recessie in het begin van de jaren tachtig en als gevolg van bezuinigingen op de begroting van federale programma’s onder Ronald Reagan, is er een hele industrie ontstaan rond het verstrekken van voedsel aan de armen. Ondertussen blijft chronische honger bestaan in de VS. In feite is het aantal voedselonzekere Amerikanen toegenomen – van 10 procent in 2002 tot 13 procent vandaag de dag.

Ja, anti-honger leiders zijn effectief geweest in het behouden van de financiering voor SNAP [Supplemental Nutrition Assistance Program het programma voor voedselbonnen, ook wel foodstamps genaamd, vert.] en het vergroten van het aantal voedselbanken, en de federale voedselprogramma’s zijn intact gebleven, terwijl andere anti-armoedeprogramma’s zijn geëlimineerd of bezuinigd. En Andy Fisher, medewerker van Civileats en auteur van het nieuwe boek, Big Hunger: De Unholy Alliance between Corporate America and Anti-Hunger Groups, ziet die dingen ook wel als vooruitgang. Maar hij stelt dat de verdedigers van anti-honger programma’s een essentieel punt missen: Die honger is geen op zichzelf staand probleem, maar het product van veel grotere economische ongelijkheid, gedreven door lage lonen.

Volgens Fisher, zijn de anti-hongerorganisaties, omdat ze sterk afhankelijk zijn van bedrijfsdonaties van voedsel en geld, er vaak niet in geslaagd om bedrijven verantwoordelijk te stellen voor het offshoren van banen, het snijden in toelages, uitbuiting van arbeiders en plattelandsgemeenschappen en het tegengaan van loonsverhogingen. Gebaseerd op interviews met meer dan 150 experts, biedt Big Hunger een kritische blik op het bedrijf van de hongerbestrijding en biedt een nieuwe visie op de anti-hongerbeweging.

Voorafgaand aan de publicatie van het boek sprak Civil Eats met Fisher – die al 25 jaar werkzaam is op het gebied van hongerbestrijding, en mede-oprichter en voormalig uitvoerend directeur was van de Community Food Security Coalition – over de mogelijkheden die hij ziet voor verandering in de hongerbeweging.

Vr: Hoe heeft uw jarenlange ervaring in de bewegingen tegen honger en voor maatschappelijke voedselzekerheid invloed gehad op Big Hunger?

Andy Fisher: Ik zag hoe delen van de anti-hongergemeenschap, vooral op lokaal niveau, aanhangers waren van een aanpak van maatschappelijke voedselzekerheid. Tegelijkertijd zag ik hoe landelijke organisaties terughoudend zijn geweest om innovatie in het federale beleid te omarmen, te beginnen met de invoering van het Farmers Market Nutrition Program in 1992, en verder gingen met maatschappelijke voedselprojecten, van boer tot school, en FINI [Food Insecurity Nutrition Incentive], zelfs toen de geldbedragen die ermee gemoeid waren, minuscuul waren.

Vr: Waren er in de loop van je onderzoek nog “aha” momenten die opvallend waren?

In de zomer van 2013 ontdekte ik de mate waarin grote, nationale anti-hongerorganisaties de kritiek op anti-hongerprogramma’s probeerden te stoppen. Steve Holt [die ook voor Civil Eats schrijft] schreef voor Takepart.com een tweedelige serie waarin hij voedselbanken bekritiseerde voor het feit dat ze het bed deelden met bedrijven, en hij citeerde mij uitgebreid. Toen het tweede deel van de serie niet gepubliceerd werd, ontdekte ik dat Feeding America over de rooie was gegaan na het lezen van het eerste artikel. Ze gaven toe dat de kritiek waar was, maar overtuigden de website om het tweede artikel te censureren. Ik ontdekte ook dat het Food Research Action Center (FRAC) de Harvard School of Public Health probeerde te overtuigen om te stoppen met het publiceren van onderzoek dat kritisch was over de gevolgen van het SNAP-programma voor de voeding.

Vr: Saru Jayaraman van ROC United, die het voorwoord schreef, zei: “Dit boek kan niet uitkomen op een belangrijker moment in de geschiedenis”. Waarom is Big Hunger nu zo belangrijk?

Het anti-hongergebied is misschien wel de meest politiek en moreel krachtige macht van het maatschappelijk middenveld als we kijken naar de miljoenen mensen die voedsel doneren of vrijwilligerswerk doen, of de meer dan 40 miljoen mensen die naar voedselverstrekking gaan of voedselbonnen ontvangen. De afgelopen decennia is de economische ongelijkheid als gevolg van de stagnerende lonen sterk toegenomen. Tegelijkertijd is de charitatieve voedselsector steeds meer geïnstitutionaliseerd en medeplichtig geworden aan het neoliberalisme. Door zich niet te organiseren rond lonen en banen en door de afhankelijkheid van gratis voedsel en voedselbonnen in stand te houden, draagt de anti-hongergemeenschap bij aan de economische onzekerheid.

Vr: In de jaren zeventig hadden we slechts een paar voedselbanken, een klein aantal noodvoedsellocaties en een paar miljoen mensen in het voedselbonnenprogramma. Vandaag de dag hebben we meer dan 200 voedselbanken, 60.000 noodvoedsellocaties en 43 miljoen mensen die SNAP ontvangen. Het lijkt erop dat de Amerikanen meer honger hebben dan ooit tevoren. Wat is er misgegaan en wat kunnen we doen?

We hebben gedaan alsof het probleem honger is en niet armoede. We hebben gedaan alsof de oplossing voor honger liefdadigheid is, niet het recht op voedsel of het vergroten van de politieke macht van de armen. We hebben gedaan alsof bedrijven niet te beschuldigen zijn – tenminste gedeeltelijk – voor de economische ongelijkheid die tot honger leidt. We hebben gesteld dat we miljarden dollars van bedrijven zoals Walmart aan kunnen nemen en onze integriteit niet in gevaar brengen. Het is tijd om erop te wijzen dat de keizer geen kleren heeft.

Vr: U schrijft dat “de onheilige alliantie” tussen het Amerikaanse bedrijfsleven en de anti-hongerbeweging onze poging om een einde te maken aan de honger en de volksgezondheid heeft ondermijnd. Hoe is dat gebeurd?

De voedingsindustrie is een belangrijke speler geweest in het pleidooi voor het opnemen van SNAP in de Farm Bill. Maar tegen welke prijs? De drankindustrie, bijvoorbeeld, verkocht in 2011 naar schatting 6,5 miljard dollar aan SNAP-voordelen op suikerhoudende dranken. De verkoop van frisdrank aan SNAP-ontvangers versterkt een slecht Amerikaans dieet en een diabetes-epidemie. Op het niveau van het goede doel doneert de industrie voedsel, geld, vrijwilligers en bestuursleden (25 procent van de leden van de raad van bestuur van de voedselbank werkt bij een Fortune 1000 bedrijf). In ruil daarvoor bepleit slechts een handvol voedselbanken een beleid om de honger te verminderen, zoals een hoger minimumloon.

Vr: Ik verwacht niet dat de anti-honger groepen en de bedrijven die u noemt, uw beschuldigingen licht zullen opvatten. Wat voor soort reactie verwacht je van Big Hunger?

Het uitspreken van de waarheid over de macht kan veel ongemak veroorzaken. Zelfs voordat Big Hunger uitkwam zie ik anti-honger groepen in de diepblauwe (in meerderheid progressieve, vert.) delen van het land terugschrikken om geassocieerd te worden met het boek. Maar de tijd is rijp, op veel verschillende niveaus, voor verandering in de hongerbeweging.

Vr: Zijn er modellen van hongerbestrijdingscampagnes waarvan je denkt dat ze het wel goed doen?

Ik ben onder de indruk van wat Nick Saul heeft gedaan met The Stop en Community Food Centres of Canada. Witnesses to Hunger is een geweldig model voor hoe de leiding van degenen die in voedselonzekerheid leven ondersteund kan worden, met name vrouwen van kleur. Ik hou van Oregon Food Bank’s inzet voor het betreden van nieuwe wegen op het gebied van voedseldistributie. En WhyHunger moedigt de beweging aan om zich bezig te houden met veranderingen rond raciale, sociale en economische rechtvaardigheid.

Vr: Sommige mensen zullen zich afvragen waarom je in de handen bijt die de hongerigen voeden? Wat is dan je antwoord?

Tegen vrijwilligers in anti-honger-programma’s, zeg ik: Ja, ik wil dat je je werk kwijtraakt. Ik wil niet dat je elke week naar een voedselopslagplaats moet komen om blikjes te sorteren of boodschappen in te pakken. Het voelt goed om mensen in nood te helpen, ik snap het. Maar laten we een serieus gesprek voeren over de vraag of dit de beste manier is om het hongerprobleem op de lange termijn op te lossen.

Aanvulling globalinfo: website over het boek

En een interview met de schrijver

{vimeo}226046488{/vimeo}